Home

Parket bij de Hoge Raad, 27-05-2016, ECLI:NL:PHR:2016:449, 15/02141

Parket bij de Hoge Raad, 27-05-2016, ECLI:NL:PHR:2016:449, 15/02141

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
27 mei 2016
Datum publicatie
23 september 2016
Annotator
ECLI
ECLI:NL:PHR:2016:449
Formele relaties
Zaaknummer
15/02141

Inhoudsindicatie

Arbeidsrecht. Uitleg van algemeen verbindend verklaarde cao. Recht in de zin van art. 79 RO. Betekenis van begrip ‘onderneming’ in werkingssfeerbepaling. Moet ingeval vier vennootschappen deel uitmaken van een groep, de toepasselijkheid van de cao voor elke vennootschap afzonderlijk bezien worden?

Conclusie

Rolnr. 15/02141

Mr. R.H. de BockZitting: 27 mei 2016

conclusie inzake

1 [eiseres 1] , gevestigd te [plaats] ,

2. [eiseres 2] , gevestigd te [plaats] ,

3. [eiseres 3] , gevestigd te [plaats] ,

4. [eiseres 4] , gevestigd te [plaats] ,

(hierna gezamenlijk [eiseres] en afzonderlijk [eiseres 1] , [eiseres 2] , [eiseres 3] en [eiseres 4] )

tegen

de vereniging met volledige rechtspersoonlijkheid Vereniging FNV Bondgenoten, gevestigd te Utrecht(hierna FNV)

Deze zaak gaat over de uitleg van de werkingssfeerbepalingen van de CAO voor de Gemaksvoedingindustrie. [eiseres 1] , [eiseres 2] , [eiseres 3] en [eiseres 4] zijn afzonderlijke rechtspersonen. Tezamen (met nog enkele vennootschappen, die geen rol spelen in de procedure) vormen zij het [eiseres] -concern (‘de groep [eiseres] ’). Vast staat dat [eiseres 2] onder de werkingssfeer van de genoemde CAO valt. De procedure in cassatie draait om de vraag of onder het begrip ‘onderneming’ zoals dat wordt gebruikt in de CAO voor de Gemaksvoedingindustrie, ook meerdere, tot dezelfde onderneming behorende rechtspersonen kunnen worden begrepen en, als dat het geval is, of dat meebrengt dat al die rechtspersonen onder de werkingssfeer van de CAO vallen, gegeven het feit dat sprake is van samenhangende activiteiten van de verschillende rechtspersonen.

1 Feiten

In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten die zijn vastgesteld door het hof ‘s-Hertogenbosch, in rov. 3.1 van zijn arrest van 3 februari 2015.(i) FNV is partij bij de CAO voor de Gemaksvoedingindustrie vanaf in ieder geval 1 juli 2007. De opvolgende CAO’s hebben gegolden tot in ieder geval 30 juni 2013 en zijn algemeen verbindend verklaard voor de periode 6 oktober 2007 tot en met 30 juni 2009 en voor de periode van 16 juli 2011 tot en met 30 juni 2013.

(ii) [eiseres 2] is lid van Algemene Kokswaren en Snackproducenten Vereniging (AKSV), die eveneens partij is bij de betreffende CAO in de hiervoor bedoelde periode(s).

(iii) De werkzaamheden binnen [eiseres 1] hebben betrekking op de staf of zijn ondersteunend van aard, zoals Finance, HR, IT, Receptie en huishoudelijke diensten ten behoeve van de andere [eiseres] BV’s ( [eiseres 2] , [eiseres 3] en [eiseres 4] ). [eiseres 2] houdt zich bezig met de productie van het assortiment gemaksvoeding als omschreven in de CAO. [eiseres 3] houdt zich voornamelijk bezig met inkoop, opslag, verkoop en transport van het complete assortiment binnen [eiseres] , terwijl ook gehandeld wordt in gemaksvoeding afkomstig van andere producenten en een aantal non food artikelen voornamelijk gerelateerd aan de consumptie van gemaksvoeding. De afdelingen die binnen deze BV zijn ondergebracht zijn o.a. Logistiek, Transport, Sales, Verkoop Binnendienst en Inkoop. [eiseres 4] heeft twee werknemers en binnen deze BV worden blijkens de memorie van antwoord voornamelijk logistieke diensten verleend ten behoeve van HMSHost en Burger King.

(iv) [eiseres 1] maakt gebruik van een geconsolideerde jaarrekening, waarin de resultaten van dochtermaatschappijen en deelnemingen zijn verwerkt, waaronder naast alle hiervoor genoemde vennootschappen ook Deli-Pack BV, Al Dente Wholesale BV, Al Dente Pasta BV en [A] BV vallen. Behoudens [A] BV hebben al deze vennootschappen inmiddels hun activiteiten gestaakt. Al deze vennootschappen voor zover op dat moment nog actief worden tezamen in de jaarrekening geduid als “groep”. Blijkens een door FNV ingebracht organogram wordt de groep [eiseres] centraal aangestuurd door het bestuur van [eiseres 1] (prod. 3 dagvaarding).

(v) Op 12 november 2012 is een overeenkomst tot koop en verkoop van activa en passiva gesloten tussen [eiseres 1] , [eiseres 4] en [eiseres 3] enerzijds en Sligro Food Group Nederland BV anderzijds. Met ingang van 1 januari 2013 zijn indirecte werknemers van [eiseres 3] en een deel van de werknemers van [eiseres 1] overgegaan naar Sligro, terwijl een aantal van de directe werknemers (chauffeurs en orderpickers) in de loop van 2013 naar Sligro zijn overgegaan. [eiseres 1] , [eiseres 4] en [eiseres 3] zijn aldus inmiddels zogenoemde ‘lege vennootschappen’.

(vi) Voor het geding zijn de volgende bepalingen uit de betreffende CAO’s van belang. De werkingssfeer van de CAO voor de Gemaksvoedingindustrie wordt bepaald in de artikelen 1.1, 1.2 en 1.3 van de CAO. Deze luiden als volgt.

Artikel 1 De werkingssfeer

1.1

Welke ondernemingen? Deze CAO is van toepassing op ondernemingen in Nederland in de gemaksvoedingindustrie, inclusief de kokswaren- en snackindustrie. Dit zijn (onderdelen van) ondernemingen die etenswaren klaarmaken zoals omschreven in artikel 1.2.

De (onderdelen van) ondernemingen doen dit

 fabrieksmatig

 in groot- of kleinbedrijf en

 geheel of grotendeels. Dit betekent dat (het onderdeel van) de onderneming 50% of meer van de verloonde arbeid aan de productie of groothandel van deze etenswaren besteedt, of dat de omzet van deze etenswaren 50% of meer van de totale omzet bedraagt.

Ook op ondernemingen die etenswaren maken of samenstellen die als gemaksvoeding kunnen worden aangemerkt, is deze CAO van toepassing.”

1.2

Wat is gemaksvoeding?

[volgt omschrijving van verschillende producten, zoals kroketten, bitterballen enz. a-g]

1.3

Een andere CAO?

“Als minder dan 50% van de verloonde arbeid wordt besteed aan de productie of groothandel van gemaksvoeding en er in (het onderdeel van) de onderneming geen andere CAO geldt, dan is deze CAO van toepassing. (…)”

2 Procesverloop

2.1

Bij inleidende dagvaarding van 2 juli 2012 heeft FNV gevorderd [eiseres] te veroordelen (onder meer en zakelijk weergegeven) tot naleving van de CAO voor de Gemaksvoedingindustrie, die is afgesloten voor de periode van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2009 en door de Minister algemeen verbindend is verklaard vanaf 2 oktober 2007 tot en met 30 juni 2009, door over te gaan tot het in overeenstemming brengen van de arbeidsvoorwaarden, die ze met haar werknemers heeft afgesloten, met de CAO, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Voorts wordt veroordeling gevorderd om binnen een maand bescheiden over te leggen waaruit blijkt dat [eiseres] vanaf 2 oktober 2007 de CAO voor de Gemaksvoedingindustrie naleeft, eveneens op straffe van verbeurte van een dwangsom. Ook wordt betaling gevorderd van twee bedragen van € 5.000,-- wegens het niet naleven van de CAO.

[eiseres] heeft zich in conventie tegen de vorderingen van FNV verweerd en heeft in reconventie gevorderd FNV te veroordelen om de door haar afgebroken onderhandelingen ter zake de bedrijfsCAO te hervatten en voort te zetten.

2.2

De kantonrechter te ’s-Hertogenbosch heeft in zijn vonnis van 14 februari 2013 in conventie (onder meer) [eiseres 2] veroordeeld om aan FNV Bondgenoten bescheiden over te leggen waaruit blijkt dat [eiseres 2] jegens haar werknemers en haar gewezen werknemers vanaf 1 juli 2011 de CAO voor de Gemaksvoedingindustrie naleeft en aan hen en de voorgeschreven fondsen betalingen heeft gedaan die voortvloeien uit de naleving van de CAO vanaf 1 juli 2011, onder verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 per dag indien [eiseres 2] binnen één maand na dagtekening van dit vonnis niet aan deze veroordeling voldoet. Het gevorderde is afgewezen ten aanzien van [eiseres 1] , Groothandel BV en [eiseres 4] . In reconventie heeft de kantonrechter FNV Bondgenoten veroordeeld om de door haar afgebroken onderhandelingen ter zake de bedrijfsCAO te hervatten en voort te zetten.

2.3

De kantonrechter heeft daartoe onder meer overwogen dat het gaat om de vraag op wie van de gedaagden ( [eiseres 1] , [eiseres 2] , [eiseres 3] en [eiseres 4] ) de CAO voor de Gemaksvoedingindustrie van toepassing is. FNV neemt het standpunt in dat alle vier de gedaagden één onderneming vormen en dat voor de toepasselijkheid van de CAO moet worden gekeken naar de activiteiten binnen die (gezamenlijk uitgeoefende) onderneming. De kantonrechter deelt dat standpunt niet en overweegt daartoe het navolgende (rov. 5).

“6. Een CAO omvat - uit zijn aard - afspraken die gelden tussen werkgevers en werknemers. De CAO definieert dan ook in de artikelen 2.1 en 2.2 wat wordt verstaan onder het begrip “werkgever” en wat wordt verstaan onder het begrip “werknemer”. De CAO definieert niet wat moet worden verstaan onder het begrip “onderneming”, maar uit de definitie van “werkgever” volgt dat een onderneming iets is dat wordt gevoerd door de werkgever.

7. De werkingssfeer van de CAO wordt bepaald in de artikelen 1.1, 1.2 en 1.3 van de CAO.

[Voor de inhoud van de artikelen, zie bij de weergave van de feiten, onder vi – a-g]

8. (…)

9. De aangehaalde bepalingen zijn niet helder voor wat betreft de omschrijving van de werkingssfeer van de CAO. Volgens de tweede volzin van artikel 1.1 is de CAO van toepassing op bedrijven die etenswaren klaarmaken zoals omschreven in artikel 1.2. Hier wordt niet tevens bepaald dat de CAO van toepassing is op (onderdelen van) een onderneming die deze etenswaren verhandelen.

Dat de derde bullit in artikel 1.1 ineens naar de groothandel in deze etenswaar verwijst, acht de kantonrechter verder niet van belang. Aan die verwijzing kan geen betekenis worden gehecht. Uit het gebruik van de woorden “Dit betekent…” aan het begin van de tweede volzin van deze bullit volgt dat zij is bedoeld als nadere uitleg van het voorgaande, niet om zelfstandig, naast het bepaalde in de eerste en tweede volzin van artikel 1.1, een aparte werkingssfeer te creëren. De hier gegeven uitleg is evident verkeerd voor wat betreft de verwijzing naar een groothandel, omdat in artikel 1.1, tweede volzin, alleen de onderdelen van ondernemingen onder de werkingssfeer van de CAO worden gebracht die gemaksvoeding klaarmaken, zonder dat daar de onderdelen van ondernemingen worden genoemd die deze producten verhandelen.

10. Voorts volgt uit de tekst van artikel 1.1 dat bij de totstandkoming van de CAO is voorzien dat zich een situatie kan voordoen waarin binnen één onderneming slechts bepaalde onderdelen zich bezighouden met het klaarmaken van etenswaren als bedoeld in artikel 1.2 van de CAO. Zelfs indien de vier gedaagden al zouden moeten worden beschouwd als één onderneming, dan nog vallen alleen die onderdelen van die onderneming onder de werkingssfeer van de CAO die etenswaren als bedoeld in artikel 1.2 klaarmaken. De enkele omstandigheid dat zij een fiscale eenheid vormen met elkaar maakt dat dus niet anders. Nu het voorgaande afdoende volgt uit de tekst van de CAO, bestaan geen gronden om FNV nog toe te laten tot het leveren van bewijs omtrent de bedoeling die partijen bij het aangaan van de CAO met deze bepaling hebben gehad. Naar vaste jurisprudentie is immers de tekst van een CAO bepalend voor de uitleg.

11. Voorts zij herhaald dat een CAO de arbeidsverhoudingen regelt tussen een werkgeefster en haar werknemers. De definitie van “werkgever” in de CAO luidt als volgt:

“Een (natuurlijke of rechts-)persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst één of meer werknemers in dienst heeft in zijn onderneming.”

Hier keert het woord “onderneming” weer terug. Uit deze definitie vloeit voor wat betreft de uitleg van de term “onderneming” in de CAO voort dat het moet gaan om het complex van bedrijfsactiviteiten dat wordt uitgeoefend door de natuurlijke of rechtspersoon die als werkgever optreedt. Ook hieruit vloeit voort dat bij een uitleg van de werkingssfeer van de CAO niet vier verschillende rechtspersonen, die elk voor zich als werkgeefster optreden, bij elkaar geveegd kunnen worden op grond van het argument dat zij één onderneming zouden vormen.

12. Het is evident dat in elk geval Holding en Logistiek, aparte rechtspersonen die elk voor zich personeel in dienst hebben en dus elk voor zich als werkgeefster optreden, geen etenswaren klaarmaken als bedoeld in artikel 1.2 van de CAO. Zij vallen dan ook niet onder de werkingssfeer van de CAO. Ten aanzien van Grootverbruik geldt dat FNV niet heeft gesteld dat deze vennootschap zelf voldoet aan de criteria van artikel 1.1 van de CAO. Bij dagvaarding stelt FNV slechts dat de onderneming, bestaande uit het conglomeraat van de vier gedaagden, voldoet aan de criteria om binnen de werkingssfeer van de CAO te vallen. Niet gesteld is dat elk onderdeel van dat conglomeraat op zich onder de werkingssfeer van de CAO valt. Ook na betwisting bij antwoord heeft FNV bij repliek geen feiten gesteld op grond waarvan kan worden geoordeeld dat Grootverbruik voldoet aan het criterium van artikel 1.1 of artikel 1.3 van de CAO. In dat geval is in rechte niet voldoende onderbouwd dat Grootverbruik onder de werkingssfeer van de CAO zou vallen.”

De kantonrechter overweegt dat het voorgaande betekent dat ten aanzien van [eiseres 1] , [eiseres 3] en [eiseres 4] de gevorderde voorzieningen niet kunnen worden toegewezen (rov. 13). Ten aanzien van [eiseres 2] heeft [eiseres] erkend dat deze vennootschap binnen de werkingssfeer van de thans geldende CAO valt (rov. 14).

2.4

FNV is van dit vonnis in hoger beroep gekomen onder aanvoering van vijftien grieven. FNV heeft daarbij het volgende gevorderd:

  1. naleving van de CAO voor de Gemaksvoedingindustrie, door vanaf 1 juli 2007 over te gaan tot het in overeenstemming brengen van de arbeidsvoorwaarden, die ze met haar werknemers heeft afgesloten, met de CAO, onder verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 per dag indien [eiseres] binnen zeven dagen na dagtekening van het in deze zaak te wijzen vonnis niet aan haar veroordeling voldoet;

  2. binnen een maand na dagtekening van de uitspraak in deze zaak tot genoegen van FNV bescheiden over te leggen waaruit blijkt dat [eiseres] jegens haar werknemers en haar gewezen werknemers vanaf 2 oktober 2007 de CAO voor de Gemaksvoedingindustrie naleeft en hen en de voorgeschreven fondsen betalingen heeft gedaan die voortvloeien uit de naleving van de CAO vanaf 2 oktober 2007, onder verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 per dag, indien [eiseres] binnen een maand na dagtekening van het in deze zaak te wijzen uitspraak niet aan haar veroordeling voldoet;

  3. betaling van een bedrag van € 5.000,00 aan schadevergoeding, zoals bedoeld in art. 15 en 16 Wet CAO, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 april 2008;

  4. betaling van een bedrag van € 5.000,00 aan vergoeding van de kosten die FNV heeft moeten maken om [eiseres] ertoe te brengen de CAO na te leven, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de uitspraak in deze zaak;

  5. betaling van de proceskosten van beide instanties.

2.5

Het hof ’s-Hertogenbosch heeft in zijn arrest van 3 februari 20151 het volgende overwogen ten aanzien van de vraag of [eiseres] één onderneming is in de zin van de CAO:

“3.5.1. Het hof zal eerst de grieven 1 tot en met 5 gezamenlijk behandelen. Door middel van deze grieven betoogt FNV dat [eiseres] (lees: Holding, Logistiek, Grootverbruik en Snacks) als één onderneming in de zin van de CAO voor de Gemaksvoeding dient te worden beschouwd. Meerdere rechtspersonen kunnen immers gezamenlijk één onderneming exploiteren. Grootverbruik bedrijft groothandel en valt daarmee (direct) onder de werkingssfeer van de CAO. Weliswaar zijn Holding en Logistiek niet aan te merken als onderneming waarin gemaksvoeding wordt bereid in de zin van artikel 1 lid 1 van de CAO, maar zij maken onderdeel uit van [eiseres] , zodat nu een andere cao in de onderneming [eiseres] ontbreekt, ingevolge artikel 1 lid 3 van die cao toch de CAO voor de Gemaksvoeding van toepassing is. Aldus FNV.

[eiseres] één onderneming in de zin van de cao?

3.5.2.

Het hof stelt voorop dat krachtens vaste rechtspraak van de Hoge Raad bij de uitleg van een bepaling van een cao de bewoordingen waarin deze is gesteld, gelezen in het licht van de gehele tekst van die overeenkomst en een eventuele, voor derden kenbare toelichting daarop, in beginsel van doorslaggevende betekenis is. Daarbij komt het niet aan op een strikt grammaticale uitleg maar op het vaststellen van de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de bepaling is gesteld. Bij deze uitleg kunnen als - objectief kenbare - gezichtspunten onder meer betrokken worden de elders in de cao gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. Ook kan bij deze uitleg rekening worden gehouden met de kennelijke ratio en strekking van de regeling waartoe de bepaling behoort en de bedoeling van de opstellers, voor zover deze objectief, uit de tekst van de cao en de eventuele toelichting daarop voor derden kenbaar is. (o.a. HR 17 september 1993, NJ 1994, 173, HR 31 mei 2002, NJ 2003, 110, HR 20 februari 2004, NJ 2005, 493 en HR 11 november 2005, JAR 2005, 286).

[eiseres] kende tot in ieder geval 1 januari 2013 een vennootschapsstructuur, waarbij tenminste vier vennootschappen actief waren (Holding, Logistiek, Grootverbruik en Snacks). Holding was daarbij enig aandeelhouder in de andere vennootschappen, terwijl als bestuurders in die andere vennootschappen telkens dezelfde personen optraden.

In Holding waren de staf en allerlei de andere vennootschappen ondersteunende diensten (waaronder transport en verkoop) ondergebracht, terwijl Snacks zich met name richtte op het produceren van gemaksvoeding zelf en Grootverbruik op het verhandelen daarvan. In die zin zijn de activiteiten in de diverse vennootschappen (Holding, Snacks en Grootverbruik) complementair te achten. Daarbij is het naar het oordeel van het hof nauwelijks meer van belang dat al deze op zich te onderscheiden activiteiten in verschillende vennootschappen zijn/waren ondergebracht, nu de samenhang van deze activiteiten evident is en dit ook haar vertaling heeft gevonden in de wijze waarop deze activiteiten op elkaar zijn afgestemd. Productie en Groothandel zijn immers nauw met elkaar verbonden (waarbij het minder van belang is dat Grootverbruik ook andere producten verkoopt dan de door Snacks geproduceerde gemaksvoeding), terwijl beide onderdelen worden bediend door Holding. In Holding zijn alle hiervoor benodigde ondersteunende diensten ondergebracht evenals de centrale leiding van de “groep [eiseres] ”.

Aldus is er naar het oordeel van het hof sprake van een onderneming in de zin van de cao, die zich richt op productie én de groothandel in gemaksvoeding (artikel 1.1 van de cao). Daarbij hebben de activiteiten van de Holding een afhankelijk karakter in die zin dat bij de toepassing van het hoofdzakelijkheidscriterium (50 % of meer) ook behoren te worden betrokken de arbeidsuren die in de onderneming worden gemaakt door anderen dan de werknemers die de in lid 1 onder 1 van de CAO genoemde werkzaamheden verrichten, teneinde deze werknemers daartoe in staat te stellen of hun daartoe de noodzakelijke ondersteuning te bieden (vergelijk ook Hoge Raad 24 februari 2012, JAR 2012/94 (Vector).

Voor deze uitleg van het begrip onderneming in de zin van de cao geldt verder het volgende. De cao definieert het begrip ‘onderneming’ niet. Niet valt in te zien waarom ‘onderneming’ in de zin van de cao beperkt zou moeten blijven tot één rechtspersoon. Evengoed kan worden aangesloten bij hetgeen in het algemeen, naar spraakgebruik, onder ‘onderneming’ verstaan wordt, waaronder ook kan worden begrepen een organisatie van ondernemingen die een economische eenheid vormt. Het hof ziet daartoe mede aanleiding om de volgende reden.

De ratio van (een) de werkingssfeerbepaling in de(ze) cao zou naar het oordeel van het hof geweld worden aangedaan, indien een dergelijke feitelijke samenhang van op elkaar afgestemde activiteiten binnen een groep of een concern met als gevolg de toepasselijkheid van een cao, zou kunnen worden doorbroken door de betreffende min of meer op elkaar afgestemde activiteiten onder te brengen in afzonderlijke vennootschappen, ook al vormen die vennootschappen telkens ieder voor zich een eigen juridische entiteit. Dat deze entiteiten zich vervolgens als dan niet afzonderlijk lenen voor een activa en passiva transactie, zoals in het onderhavige geval, maakt dat niet anders.”

Het hof geeft verder nog overwegingen ten aanzien van de binding aan de CAO, de vorderingen gericht op naleving van de CAO en de vorderingen tot schadevergoeding en vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Het hof beslist dat FNV in de gelegenheid zal worden gesteld zich nader uit te laten over de stellingen van [eiseres] met betrekking tot de naleving van de CAO en houdt iedere verdere beslissing aan.

In zijn arrest van 24 maart 20152 heeft het hof bepaald dat tegen het tussenarrestvan3 februari 2015 tussentijds beroep in cassatie kan worden ingesteld.

2.6

Bij dagvaarding van 1 mei 2015 heeft [eiseres] tijdig beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof ’s-Hertogenbosch van3 februari 2015. FNV heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. Beide partijen hebben hun standpunten schriftelijk toegelicht. [eiseres] heeft gerepliceerd en FNV heeft nog gedupliceerd.

3 Bespreking van het cassatiemiddel