Parket bij de Hoge Raad, 12-08-2016, ECLI:NL:PHR:2016:847, 15/01647
Parket bij de Hoge Raad, 12-08-2016, ECLI:NL:PHR:2016:847, 15/01647
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 12 augustus 2016
- Datum publicatie
- 9 december 2016
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2016:847
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:2822, Gevolgd
- Zaaknummer
- 15/01647
Inhoudsindicatie
Effectenleaseovereenkomst. Geldt aan Dexia verzonden brief als ‘opt out-verklaring’ in de zin van art. 7:908 lid 2 BW, hoewel zij niet gericht was aan de notaris die daartoe in de WCAM-overeenkomst (Duisenberg-regeling) is aangewezen?
Conclusie
Nr. 15/01647
Mr. M.H. Wissink
Zitting: 12 augustus 2016
Conclusie in de zaak van
1 [eiser 1]
2. [eiseres 2],
eisers tot cassatie,
tegen
1 Varde Investments (Ireland) Limited
2. Asset Refinance Company B.V.,
verweersters in cassatie
In de onderhavige effectenleasezaak is zijn eisers tot cassatie veroordeeld tot betaling van rechtsschulden conform de verbindend verklaarde WCAM-overeenkomst (Duisenberg-regeling). Partijen worden hierna aangeduid als [eiser 1] , [eiseres 2] en gezamenlijk als [eiser] c.s., respectievelijk als Varde, Refinance en gezamenlijk als Varde c.s.1
De volgende vragen spelen: (i) is sprake van gebondenheid aan de WCAM-overeenkomst na een materiële ‘opt-out’-verklaring en (ii) heeft Dexia daadwerkelijk op de in de leaseovereenkomst voorziene wijze ten behoeve van eisers tot cassatie aandelen gekocht en behouden zodat er een (niet-fictieve) restschuld is? De kwestie van de restschuld speelt ook in de zaken met nrs. 15/00293, 15/01882 en 15/02223, waarin ik vandaag eveneens concludeer. In cassatie speelt voorts de vraag of het verzuim om in de dagvaarding een advocaat bij de Hoge Raad aan te wijzen, is hersteld. Deze kwestie speelt ook in zaak nr. 15/00293.
1 Feiten
De conclusie vermeldt de feiten zoals vastgesteld in het vonnis van de Rechtbank Amsterdam, sector kanton, van 18 juli 2012, rov. 1.1 t/m 1.9, en, waar aangegeven, zoals weergegeven in het arrest van het hof Amsterdam van 29 april 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:1533, rov. 2.1 t/m 2.7.
Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V./Legio-Lease (hierna: Labouchere/Legio-Lease). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorgangster(s) daaronder mede begrepen.
[eiser] c.s. hebben effectenleaseovereenkomsten ondertekend waarop [eiser 1] en [eiseres 2] als lessees stonden vermeld en Bank Labouchere/Legio-Lease als wederpartij, met de volgende contractnummers: [001], [002] en [003].
De leaseovereenkomst met contractnummer [001] is genaamd “Triple Effect Vooruitbetaling” en heeft een looptijd van drie jaar. De twee andere leaseovereenkomsten met contractnummers [002] en [003] zijn genaamd “Capital Effect Maandbetaling” en hebben ieder een looptijd van 15 jaar. Op grond van de leaseovereenkomsten hebben [eiser] c.s. bedragen van Dexia geleend. Over het geleende bedrag waren [eiser] c.s. rente verschuldigd. De leaseovereenkomsten zijn inmiddels beëindigd (overeenkomst [001] in 2004 en de beide andere overeenkomsten in 2003).2
Bij het einde van de onderhavige overeenkomsten was de opbrengst van de onderliggende effecten onvoldoende om de schuld van [eiser] c.s. aan Dexia te voldoen. Er resteerde in totaal een restschuld van [eiser] c.s. aan Dexia,3die [eiser] c.s. niet hebben betaald.
De advocaat van [eiser] c.s., N.G.H. Beltman, heeft op 13 april 2007 Dexia een brief gestuurd. Hierin is onder meer het volgende opgenomen: ‘Hierbij deel ik u mede dat cliënt, [eisers] , (...) geen gehoor zullen geven aan uw sommatie om over te gaan tot betaling van bedragen ingevolge de contractnummers [002], [003] en [001]. Cliënte hebben u reeds in 2003 medegedeeld dat zij de overeenkomsten wensten te beëindigen aangezien zij verkeerd zijn voorgelicht.'
Dexia heeft op 13 augustus 2007 de ontvangst van de hiervoor genoemde brief bevestigd aan Beltman.
Dexia heeft op 4 september 2007 gereageerd op de brief van Beltman van 13 april 2007 en daarbij gesteld dat de Duisenberg-regeling verbindend is verklaard.
Bij beschikking d.d. 25 januari 2007, 25 januari 2007, ECLI:NL:GHAMS:2007:AZ7033, NJ 2007/427 heeft het Gerechtshof te Amsterdam de op 8 mei 2006 door Dexia en enige andere belangenorganisaties gesloten overeenkomst (hierna: de WCAM-overeenkomst, in de processtukken overigens ook wel Duisenbergregeling genoemd), verbindend verklaard. Daarmee gold deze WCAM-overeenkomst als een vaststellingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:907 BW tussen Dexia en de kring der gerechtigden als daarin omschreven. De WCAM-overeenkomst bepaalt op welke manier effectenleaseovereenkomsten tussen Dexia en deze gerechtigden behoren te worden afgewikkeld.
Het Gerechtshof heeft in de hier bedoelde beschikking precies aangegeven op welke manier Dexia bekendheid moest geven aan de verbindendverklaring van de WCAM-overeenkomst, aan de gevolgen daarvan, aan de omstandigheid dat alle gerechtigden daaraan gebonden waren en aan de mogelijkheid om een zogenaamde ‘opt-out’-verklaring’ in te dienen. Gewezen wordt op de rechtsoverwegingen 10.2 tot en met 10.6 van de beschikking. Gelet op de datum dat Dexia de bekendmakingen heeft gepubliceerd dienden deze ‘opt-out’-verklaringen - waardoor een gerechtigde niet langer aan de WCAM-overeenkomst gebonden was - vóór 1 augustus 2007 bij de notaris ingediend te worden.
[eiser] c.s. hebben niet vóór 1 augustus 2007 een ‘opt-out’-verklaring ingediend.4
Dexia heeft haar vordering(en) op [eiser] c.s. voortvloeiende uit de leaseovereenkomst met contractnummer [001] aan Varde overgedragen. Op gelijke wijze heeft Dexia haar rechten uit de leaseovereenkomsten met contractnummers [002] en [003] overgedragen aan Refinance.5