Parket bij de Hoge Raad, 05-11-2021, ECLI:NL:PHR:2021:1042, 20/03418
Parket bij de Hoge Raad, 05-11-2021, ECLI:NL:PHR:2021:1042, 20/03418
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 5 november 2021
- Datum publicatie
- 21 december 2021
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2021:1042
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2022:1267, Gevolgd
- Zaaknummer
- 20/03418
Inhoudsindicatie
Pensioenrecht. Pensioenregeling overgedragen aan pensioenverzekeraar wegens liquidatie pensioenfonds. Werkgever verplicht zelfde ‘perspectief’ op indexatie in stand te laten? Nakoming pensioenovereenkomst; eisen goed werkgeverschap (art. 7:611 BW), ongelijke behandeling (art. 58 Pensioenwet).
Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 20/03418
Zitting 5 november 2021
CONCLUSIE
B.J. Drijber
In de zaak van
Euronext Amsterdam N.V.,
eiseres in het principaal cassatieberoep,
verweerster in het incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. M.W. Scheltema
tegen
1. Vereniging Pensioengerechtigden Euronext Amsterdam
2. [verweerder 2]
3. [verweerder 3]
4. [verweerder 4]
5. [verweerder 5]
6. [verweerder 6],
verweerders in het principaal cassatieberoep,
eisers in het incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. J.P. Heering
Partijen worden hierna verkort aangeduid als Euronext respectievelijk VPE c.s.. Verweerster sub 1. wordt ook aangeduid als VPE.
1 Inleiding
Deze zaak gaat voornamelijk over het wegvallen van het voorwaardelijke recht op pensioenindexatie na uitdiensttreding. De achtergrond wordt gevormd door dekkingstekorten bij het ondernemingspensioenfonds waarbij Euronext in het verleden was aangesloten. Die tekorten waren aanleiding voor Euronext om een premieopslag van 10% te betalen en bijstortingen van in het totaal ruim € 13 miljoen te doen.
Het pensioenfonds waarbij Euronext was aangesloten is eind 2013 in liquidatie gegaan. Euronext heeft per 1 januari 2014, voor haar op dat moment actieve werknemers, bij een pensioenverzekeraar een nieuwe pensioenregeling afgesloten, die voorziet in een voorwaardelijk recht op indexatie. De pensioenrechten en -aanspraken die bij het pensioenfonds waren opgebouwd, zijn door dat fonds overgedragen aan dezelfde verzekeraar. Daarbij kon een in april 2013 vastgestelde korting op de pensioenen van 3% uiteindelijk (met terugwerkende kracht) worden beperkt tot 1,55%. Voor hen die niet onder de nieuwe regeling vallen – onder wie bij VPE aangesloten gepensioneerden en gewezen deelnemers – voorziet de sinds 1 januari 2014 geldende pensioenregeling niet in een voorwaardelijk recht op indexatie.
VPE c.s. willen met deze procedure bereiken dat gepensioneerden en gewezen deelnemers net als vóór 2014 op het punt van de indexatie gelijk worden behandeld met de actieve werknemers. Zij eisen tevens dat de pensioenkorting van 1,55% voor hen1 wordt teruggedraaid.
Het gerechtshof Amsterdam heeft VPE c.s. in het gelijk gesteld. Zijn tussenarrest2 bevat enkele principiële beslissingen, die in de literatuur van de nodige kanttekeningen zijn voorzien.3 Het eindarrest vertaalt die beslissingen in betalingsverplichtingen van Euronext.4 De uitgesproken veroordelingen zijn niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Euronext komt met een groot aantal klachten tegen de beide arresten op. Het zwaartepunt ligt bij het tussenarrest. Een belangrijk geschilpunt betreft de vraag wat precies de grondslag is voor de verschillende aan Euronext opgelegde betalingsverplichtingen. Mijns inziens worden enkele klachten terecht voorgesteld. Ik concludeer daarom tot vernietiging.
Ter inleiding benoem ik hieronder de rechtsverhoudingen waar het hier om gaat.
Er bestaat een onderscheid tussen:
(i) actieve deelnemers: werknemers die pensioenaanspraken opbouwen;
(ii) gewezen deelnemers of ‘slapers’: voormalig werknemers die pensioenaanspraken hebben opgebouwd en nog niet pensioengerechtigd zijn;
(iii) gepensioneerden: voormalig werknemers die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt en pensioenuitkeringen ontvangen; en
(iv) inactieven: gepensioneerden en gewezen deelnemers samen, die geen actieve deelnemers zijn.5
Ik zal, in lijn met bovenstaande onderscheid, spreken van actieven, gewezen deelnemers, gepensioneerden en inactieven.
Voorts bestaat er een onderscheid tussen drie typen regelingen, die elk betrekking hebben op één zijde van de driehoeksverhouding werkgever-werknemer-pensioenuitvoerder (ook wel de pensioendriehoek genoemd):6
(i) de pensioenovereenkomst: een wederkerige overeenkomst tussen de werkgever en de werknemer die onderdeel vormt van hun arbeidsverhouding;7
(ii) de uitvoeringsovereenkomst: een verzekeringsovereenkomst die de werkgever afsluit met een pensioenuitvoerder om de pensioenovereenkomst extern onder te brengen en waarin onder meer de financiële verplichtingen van de werkgever zijn vastgelegd;8 en
(iii) het pensioenreglement: een door de pensioenuitvoerder vastgestelde regeling waarin de verhouding tussen de pensioenuitvoerder en de werknemer is vastgelegd.9
De rechtsverhoudingen binnen de pensioendriehoek zijn in werkelijkheid complexer dan lijntjes tussen drie partijen:
(i) De rechtsverhouding tussen werkgever en werknemer wordt voortgezet als de werknemer uit dienst treedt en gewezen deelnemer of gepensioneerde wordt;10
(ii) De uitvoeringsovereenkomst bevat afspraken (over premies, indexatievoorwaarden, etc.), die kunnen leiden tot begunstiging van derden (de deelnemers); en
(iii) Het pensioenreglement kan doorwerken in de pensioenovereenkomst en bevat relevante bepalingen voor actieven, gewezen deelnemers én gepensioneerden.
2 Feiten
In cassatie kan van de volgende feiten worden uitgegaan.11
Euronext heeft met haar werknemers een pensioenovereenkomst gesloten. Tot 1 januari 2012 was de inhoud van die pensioenovereenkomst – door verwijzing in de individuele arbeidsovereenkomsten – vastgelegd in het personeelshandboek. Met ingang van 1 januari 2012 is de pensioenovereenkomst tussen Euronext en haar op of na die datum actieve werknemers vastgelegd in de ‘CAO inzake pensioenen NYSE Euronext’ (hierna: CAO 2012).12
De pensioenovereenkomst die van kracht was tussen Euronext en de op 1 januari 2012 niet meer actieve werknemers, is opgenomen in bijlage III van het personeelshandboek. Daarin is vastgelegd hoe het pensioen zijn waarde behoudt als de werknemer van Euronext een gewezen deelnemer of een gepensioneerde wordt. Hierin staat onder meer het volgende over indexatie/toeslagverlening13 (cursivering in origineel):
“(…) Het bestuur van het pensioenfonds kan ieder jaar besluiten om een toeslag te verlenen op uw pensioenaanspraken of ouderdomspensioen. Dit houdt in dat er een toeslag kan worden gegeven op uw pensioenaanspraken, of uw ouderdomspensioen, zodat de waarde van uw pensioenaanspraken of ouderdomspensioen (geheel of gedeeltelijk) meestijgt met de prijzen. Zodoende is er de mogelijkheid dat uw opgebouwde pensioenaanspraken of uw ouderdomspensioen (...) zijn waarde geheel of gedeeltelijk behoudt.”
U heeft geen recht op toeslagverlening (indexatie) van uw pensioenaanspraken of ouderdomspensioen. De toeslagverlening op uw pensioenaanspraken of ouderdomspensioen is voorwaardelijk. Het bestuursbesluit tot het wel of niet (geheel of gedeeltelijk) een toeslag te verlenen is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Als u in enig jaar een toeslag ontvangt, is het niet zeker of en in welke mate in de toekomst ook een toeslag wordt verleend. Er wordt namelijk geen geld gereserveerd voor toeslagverlening en er wordt geen pensioenpremie voor betaald. (...) Nogmaals, u heeft geen recht op toeslagverlening!”
Ter uitvoering van die pensioenovereenkomst heeft Euronext met Stichting Pensioenfonds Mercurius Amsterdam (hierna: PMA) uitvoeringsovereenkomsten (hierna: UVOs) afgesloten. Het gaat om de UVO 2007-2012 (aangepast in 2010 en 2011) en de UVO 2012-2013. Bij PMA waren enkele andere instellingen aangesloten, waaronder de AFM en Euroclear.
De pensioenrechten en -verplichtingen zijn vastgelegd in het pensioenreglement 2006 en het pensioenreglement 2012 van PMA. In het personeelshandboek (versie mei 2010) wordt verwezen naar de inhoud van het pensioenreglement 2006.14
Art. 6 UVO 2007-2012 heeft betrekking op de aanpassing van de ingegane pensioenrechten en - aanspraken en luidt, voor zover hier van belang:
“Voor gewezen deelnemers en gepensioneerden bestaat er geen recht op toekomstige indexaties, de indexatie van de pensioenaanspraken is voorwaardelijk. Het fonds probeert de pensioenaanspraken jaarlijks aan te passen aan de procentuele stijging van de CBS Consumenten-prijsindex alle huishoudens, maar gaat daar alleen toe over als er een dekkingsgraad aanwezig is die op lange termijn voldoende zekerheid geeft. De indexatie in een jaar, met een maximum van 6%, wordt vastgesteld door het bestuur van het fonds. Indexering van de premievrije aanspraken en de ingegane pensioenen zal alleen plaatsvinden indien en voor zover de middelen van het fonds dit toelaten waarbij op basis van de uitkomsten van een ALM-studie en/of continuïteitsanalyse en de wensen van de werkgever bezien zal worden wat het toekomstige indexatiebeleid zal kunnen zijn. (...)”
Sinds 2010 bepaalt het genoemde artikel 6 onder meer:
“Op de pensioenrechten van gepensioneerden, op de pensioenaanspraken van gewezen deelnemers (...) wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal de prijsontwikkeling, met een maximum van 6%. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald, maar deze wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.”
Een inhoudelijk gelijke bepaling is opgenomen in art. 7 lid 1 UVO 2012-2013. In lid 2 van dat artikel is een (nieuwe) toeslagregeling met een loonindex opgenomen voor de op 1 januari 2012 actieve werknemers van Euronext.
Art. 17 lid 1 pensioenreglement 2006 bepaalt met betrekking tot de aanpassing van ingegane pensioenen en aanspraken van gepensioneerden en gewezen deelnemers onder meer:
“Op de pensioenrechten van pensioengerechtigden, de pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en op de pensioenaanspraken van ex-partners van gewezen deelnemers of gepensioneerden wordt jaarlijks (per 1 januari) toeslag verleend van maximaal de procentuele stijging van de kosten van levensonderhoud, met een maximum van 6%. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald, maar deze wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.”
Art. 22 lid 1 pensioenreglement 2012 is hieraan gelijkluidend.
PMA is ten tijde van de financiële crisis geconfronteerd met tekorten. In 2008 is PMA in een reservetekort terecht gekomen,15 in 2009 gevolgd door een dekkingstekort.16
In de UVO 2007-2012 was geen specifieke bepaling opgenomen voor de situatie van een reserve- of dekkingstekort. Wel is in artikel 5 bepaald dat partijen (tijdelijk) een hogere premie kunnen overeenkomen, als dit in het kader van de uitvoering van de pensioenregeling gewenst of nodig is. Art. 12 UVO 2007-2012 luidt als volgt:
“Indien zich omstandigheden voordoen die ten tijde van deze overeenkomst niet voorzienbaar waren en die nakoming van de overeenkomst substantieel beïnvloeden, zullen partijen in gezamenlijk overleg en naar redelijkheid en billijkheid een oplossing proberen te vinden, die recht doet aan de belangen van beide partijen in het kader van deze overeenkomst.”
Tenslotte bevat art. 9 lid 2 UVO 2007-2012 een bepaling die het Euronext mogelijk maakt om bij financieel onvermogen van PMA haar bijdrageverplichtingen te verminderen dan wel te beëindigen.
In verband met de ontstane tekorten heeft PMA in 2008 een langetermijnherstelplan, en in 2009 een kortetermijnherstelplan (hierna samen: herstelplan), ingediend bij toezichthouder DNB.17 Euronext heeft op 19 mei 2009 aan PMA bevestigd dat zij een (eenmalige) storting in PMA had gedaan van € 1.360.000,- en dat zij een opslag van 10% van de pensioenpremie zal betalen gedurende de looptijd van het herstelplan. Deze aanvullende bijdrageafspraak is niet opgenomen in de in 2010 aangepaste UVO 2007-2012.
In 2011 is de UVO 2007-2012 opnieuw aangepast. In artikel 5 is toen een aanvullende bijdrageregeling opgenomen voor de situaties van een reservetekort en van een dekkingstekort. De bepaling voor de situatie van een reservetekort luidt onder meer:
“(...) zal het pensioenfonds (...) een langetermijnherstelplan opstellen om uiterlijk binnen 15 jaar het tekort op te heffen (...). In het langetermijnherstelplan zal een opslag worden opgenomen op de reglementaire premie (...). Deze opslag is verschuldigd zolang het pensioenfonds in een tekort situatie verkeert.”
De bepaling voor de situatie van een dekkingstekort luidt onder meer:
“(...) zal het pensioenfonds (...) een kortetermijnherstelplan opstellen om uiterlijk binnen 3 jaar het tekort op te heffen (...). In het kortetermijnherstelplan zal een opslag worden opgenomen op de reglementaire premie (...), waarbij rekening is gehouden met de opslag opgenomen in het langetermijnherstelplan. Zonodig vindt overleg plaats met de werkgever over een incidentele storting door de werkgever.”
Vervolgens wordt bevestigd dat een opslag op de reglementaire premie is overeengekomen van 10%, zolang het pensioenfonds in een tekortsituatie verkeert.
In de UVO 2012-2013 is een inhoudelijk gelijke bijdrageregeling overeengekomen. Tevens is in een nieuw artikel 6 bepaald dat PMA tijdig aan Euronext zal laten weten of een extra storting nodig is indien er op 31 december 2012 nog sprake is van een dekkingstekort en wat de gevolgen zijn indien er geen extra storting zou worden verricht. Daarnaast zijn afspraken gemaakt over de situatie dat de UVO eindigt.
Euronext heeft behalve de zojuist in 2.14 genoemde bijdrage van € 1.360.000,- ook (onverplicht) een bedrag van € 11.759.437,- bijgestort. Die laatste storting (de bij PMA aangesloten instellingen hebben samen ruim € 21 miljoen gestort) heeft geholpen om een korting op de pensioenuitkeringen per 1 april 2013 te beperken. De pensioenrechten en -aanspraken van (gewezen) deelnemers en gepensioneerden van Euronext zijn op 1 april 2013 gekort met 3%.18
De partijen die bij PMA waren aangesloten hebben alle hun UVO met PMA beëindigd per 31 december 2013.19 PMA heeft in de loop van 2013 besloten tot liquidatie van het fonds. Euronext heeft met PMA een overeenkomst over de modaliteiten van de feitelijke beëindiging gesloten en in dat kader € 665.000,- betaald als bijdrage in de beëindigingskosten. Anders dan enkele andere grote werkgevers die een UVO met PMA hadden, heeft Euronext niet aan PMA op de voet van art. 83 Pw een verzoek gericht tot overdracht van de pensioenrechten en -aanspraken aan een verzekeraar.
In die omstandigheden heeft PMA op de voet van art. 84 Pw de opgebouwde pensioenrechten en -aanspraken van alle (gewezen) deelnemers en gepensioneerden van Euronext op 16 december 2013 overgedragen aan Delta Lloyd Levensverzekering N.V. (hierna: DL).20 Deze collectieve waardeoverdracht is per 1 januari 2014 geëffectueerd. Dankzij een gunstige door DL gehanteerde rekenrente kon de korting van 3% met terugwerkende kracht worden beperkt tot 1,55%. PMA heeft gelet op haar financiële situatie per 16 december 2013 in de UVO met DL geen toeslagregeling kunnen overeenkomen (rov. 2.15). Daarmee verdween voor de inactieven het voorwaardelijk recht op jaarlijkse indexatie van hun pensioenrechten of -aanspraken. Daar staat tegenover dat pensioenverzekeraar als DL de pensioenen niet kan korten.
Euronext heeft, ter nakoming van de aangepaste pensioenregeling in een nieuwe CAO (hierna: CAO 2014), per 1 januari 2014 met DL een UVO gesloten (hierna: UVO met DL) ten behoeve van de op of na die datum actieven. Bij DL vond dus de nieuwe pensioenopbouw plaats op grond van een nieuwe pensioenregeling. Van de nieuwe regeling maakte voorwaardelijke jaarlijkse toeslagverlening na uitdiensttreding deel uit (art. 15 UVO met DL). Art. 15 lid 5 UVO met DL bepaalt dat de indexatieregeling tevens geldt voor “de tot 1 januari 2014 bij PMA opgebouwde pensioenaanspraken van de deelnemers die actief zijn op 1 januari 2014.”
Voor de financiering van die voorziening is een indexatiedepot ingesteld, waarin Euronext bij aanvang € 1.200.000,- heeft gestort en vervolgens jaarlijks € 700.000,- tot in het totaal € 4.700.000,-. Indien Euronext, na bindend advies van de pensioencommissie, tot indexatie besluit en voor zover de middelen in het depot toereikend zijn, kan DL uit dat depot de opgebouwde pensioenaanspraken van de actieven van Euronext tijdens de opbouwfase verhogen tot maximaal de stijging van het prijsindexcijfer. Hetzelfde geldt voor de opgebouwde pensioenaanspraken van hen die na 1 januari 2014 gewezen deelnemer zijn geworden. Tot en met (in elk geval) 2019 heeft geen indexatie op grond van deze regeling plaatsgevonden.
3 Procesverloop
Eerste aanleg
VPE c.s. hebben Euronext bij inleidende dagvaarding van 31 maart 2014 gedagvaard voor de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter).
VPE c.s. hebben ten eerste gevorderd voor recht te verklaren dat Euronext jegens hen toerekenbaar tekortschiet of is geschoten in de nakoming van een reeks contractuele en niet-contractuele verplichtingen. VPE c.s. hebben ten tweede gevorderd, primair, de veroordeling van Euronext om een UVO te sluiten met DL of een andere pensioenuitvoerder21, welke UVO ten minste voorziet in dezelfde rechten of waarborgen als de UVO 2007-2012 of de UVO 2012-2013 en, subsidiair, de veroordeling van Euronext om een bedrag aan DL, dan wel een andere pensioenuitvoerder, te betalen teneinde de voormalige werknemers van Euronext in dezelfde positie te brengen als waarin zij zouden hebben verkeerd indien de UVO 2007-2012 en de UVO 2012-2013 ongewijzigd zouden zijn voortgezet. Tot slot hebben VPE c.s. meer subsidiair veroordeling van Euronext tot betaling van schadevergoeding, nader op te maken bij staat, gevorderd.
VPE c.s. hebben aan hun vorderingen ten grondslag gelegd dat Euronext toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van de pensioenovereenkomst van de gepensioneerden en gewezen deelnemers, alsmede diverse niet-contractuele verplichtingen zoals art. 23 Pw en goed werkgeverschap (art. 7:611 BW). Euronext had er namelijk voor moeten zorgen dat na de liquidatie van PMA de regeling met de gepensioneerden en gewezen deelnemers bij een andere pensioenuitvoerder werd ondergebracht op zodanige wijze dat zij daar geen nadeel van zouden ondervinden. Door dit na te laten heeft Euronext de collectiviteit tussen de actieven enerzijds en gepensioneerden en gewezen deelnemers anderzijds, geschonden. Na onderbrenging van de pensioenrechten en -aanspraken door PMA bij DL is er in het geheel geen zicht meer op indexatie. Dit leidt tot schade voor VPE c.s.. Daarnaast kunnen VPE c.s. zich niet verenigen met de korting van (uiteindelijk) 1,55% op hun pensioenrechten en -aanspraken.
Bij vonnis van 24 juni 2016 heeft de kantonrechter de gevorderde verklaring voor recht toegewezen, Euronext veroordeeld tot betaling van schadevergoeding (zoals meer subsidiair was gevorderd), op te maken bij staat, en het meer of anders gevorderde afgewezen.22
Hoger beroep
Euronext is van genoemd vonnis in hoger beroep gekomen bij het gerechtshof Amsterdam (hierna: het hof).
Euronext heeft zes grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis van de kantonrechter en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van VPE c.s.. VPE c.s. hebben in principaal appel geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis voor zover het betreft het oordeel dat Euronext tekort is geschoten jegens VPE c.s., en de veroordeling van Euronext tot betaling van schadevergoeding, op te maken bij staat. VPE c.s. hebben in incidenteel appel geconcludeerd tot vernietiging van de rest van het vonnis en tot veroordeling van Euronext in hun ten tweede primair en/of subsidiair ingestelde vorderingen.
Op 23 april 2019 heeft het hof het in de inleiding al even genoemde tussenarrest gewezen (hierna: het tussenarrest).23 Het hof heeft daarin geoordeeld dat de grieven van Euronext in het principaal appel niet en de grieven van VPE c.s. in het incidenteel appel wél slagen. Het hof heeft, samengevat en voor zover in cassatie nog relevant, als volgt geoordeeld.
Allereerst overweegt het hof dat Euronext zich jegens de gewezen deelnemers en gepensioneerden diende te (blijven) gedragen als een goed werkgever (art. 7:611 BW). Euronext diende bij beëindiging van de UVO met PMA een alternatief te zoeken voor de uitvoering van de gehele pensioenovereenkomst en mocht geen genoegen nemen met de overdracht door PMA aan DL van de (gekorte) nominale pensioenrechten en -aanspraken zonder indexatieperspectief. Deze overdracht van de pensioenrechten en -aanspraken door PMA aan DL leidde niet tot een rechtsgeldige wijziging van de pensioenovereenkomsten tussen Euronext en haar (gewezen) deelnemers en gepensioneerden. Ook handelt Euronext in strijd met het in art. 58 Pw neergelegde voorschrift van gelijke behandeling door een indexatieregeling te treffen voor de actieven die niet van toepassing is op de gewezen deelnemers en gepensioneerden (rov. 3.5.3).
Het hof verwerpt de bezwaren van Euronext tegen de toepasselijkheid van art. 58 Pw. Voorts gaat het hof in op art. 23 Pw. De daarin vervatte onderbrengingsplicht brengt mee dat het op de weg van Euronext had gelegen om aan PMA te verzoeken de opgebouwde pensioenrechten en -aanspraken over te dragen aan DL op de voet van art. 83 Pw (art. 3.5.4).
Het hof beoordeelt daarna drie door Euronext aangevoerde zwaarwegende omstandigheden die een eenzijdige wijziging van de pensioenovereenkomst zouden rechtvaardigen. De eerste omstandigheid is dat Euronext bij beëindiging van de UVO een evenwichtige afweging heeft gemaakt tussen de belangen van VPE c.s. en die van de actieven. De tweede omstandigheid is dat VPE c.s. pensioen hebben opgebouwd in een (gunstige) eindloonregeling en de actieven dat doen in een (minder gunstige) middelloonregeling. De derde omstandigheid ziet op de onverplichte stortingen van Euronext aan PMA ad € 13 miljoen en de betaling van 10% opslag op de premie (rov. 3.5.6). Het hof beoordeelt vervolgens deze omstandigheden en concludeert dat zij onvoldoende zwaarwegend zijn om een eenzijdige wijziging van de pensioenovereenkomst te rechtvaardigen (rov. 3.5.7-3.5.9).
Het hof is samenvattend van oordeel dat Euronext zich niet als goed werkgever heeft gedragen door zich eenzijdig te onttrekken aan de verplichtingen uit hoofde van de pensioenovereenkomst met VPE c.s. en de ter uitvoering daarvan gesloten UVO. Aanvaarding van de doorgevoerde wijziging van de pensioenovereenkomst en de UVO kon ook niet in redelijkheid gevergd worden van VPE c.s.. Euronext diende op grond van art. 58 Pw de voor de actieven geldende indexatieregeling ook toe te passen op haar gewezen deelnemers en gepensioneerden (rov. 3.5.10).
De eenzijdige wijziging door Euronext van de indexatieregeling acht het hof onrechtmatig. Euronext gaat er ten onrechte van uit dat alleen PMA de indexatieregeling kon wijzigen (rov. 3.5.11).
Het hof gaat vervolgens, in reactie op grief 2 in incidenteel appel, in op de vraag of de op Euronext rustende zorgplicht enkel voortvloeit uit goed werkgeverschap (art. 7:611 BW). Het oordeelt dat Euronext – “naast de uit goed werkgeverschap voortvloeiende zorgplicht en het gebod op gelijke behandeling” – , op grond van de pensioenovereenkomst gehouden was om aan PMA al die betalingen te verrichten die nodig waren om de pensioenovereenkomst na te komen. Dit zijn de betalingsverplichtingen die voortvloeien uit de UVO: (1) de met PMA overeengekomen premieopslag van 10% totdat volledige indexatie weer mogelijk zou zijn en kortingen ongedaan zouden zijn gemaakt, (2) de uitvoeringskosten voor de tot 1 januari 2014 opgebouwde pensioenrechten en -aanspraken en (3) eventuele andere incidentele betalingen (rov. 3.5.12). Het hof verwerpt het hiertegen door Euronext gevoerde verweer dat de verplichtingen uit de UVO niet zijn geïncorporeerd in de pensioenovereenkomst of de pensioenreglementen (rov. 3.5.13).
Daarna buigt het hof zich over de vraag of VPE c.s. schade hebben geleden als gevolg van de beëindiging van de UVO door Euronext. Voor verwijzing naar de schadestaat, zoals door VPE c.s. gevorderd, is voldoende dat de mogelijkheid van schade aannemelijk is. Het hof oordeelt dat aan die voorwaarde is voldaan (rov. 3.5.14-3.5.15).
De volgende stap in de redenering van het hof betreft het causaal verband tussen het besluit van Euronext om de UVO te beëindigen en de gestelde schade van VPE c.s.. Euronext stelt dat het causaal verband ontbreekt omdat het indexatieperspectief verloren is gegaan door het liquidatiebesluit van PMA en de daaropvolgende collectieve waardeoverdracht door PMA aan DL. Het hof verwerpt dit betoog (rov. 3.5.16).
Het hof gaat, in reactie op de derde incidentele grief van VPE c.s., in op de vraag of VPE c.s. jegens Euronext een beroep kunnen doen op bepalingen uit de UVO met PMA die financiële verplichtingen voor Euronext bevatten. Het hof oordeelt dat de UVO een begunstiging inhoudt van de deelnemers in de pensioenregelingen als bedoeld in art. 6:253 BW. De werknemers van Euronext zijn daarmee (door toetreding tot een pensioenovereenkomst) partij bij de UVO en kunnen nakoming vorderen van de daarin vervatte financiële verplichtingen van Euronext (rov. 3.5.18).
Het hof concludeert dat de grieven in principaal appel falen en de grieven in incidenteel appel slagen. Alvorens te beslissen op de vorderingen van VPE c.s. verzoekt het hof om inlichtingen van partijen over (i) de bereidheid van VPE c.s. om akkoord te gaan met de toeslagregeling in de vanaf 2014 op de actieven toepasselijke CAO 2014 ter vervanging van de toeslagregeling in het pensioenreglement 2006; (ii) of Euronext respectievelijk DL bereid zijn om de toeslagregeling in de huidige pensioenovereenkomst op grond van de CAO 2014, toe te passen op de tot 1 januari 2014 bij PMA opgebouwde pensioenaanspraken; over (iii) de hoogte van de koopsom die nodig is om de korting van 1,55% met terugwerkende kracht ongedaan te maken, (iv) de benodigde jaarlijkse premie om een depot te vormen voor toekomstbestendige toeslagverlening voor alle door DL van PMA overgenomen verplichtingen met terugwerkende kracht tot 1 januari 2014, en (v) het maximaal te vormen en aan te houden depot om te waarborgen dat toeslagverlening ook aan gepensioneerden en gewezen deelnemers mogelijk is (rov. 3.8). Daarover hebben partijen bij akte informatie verstrekt.
Het hof heeft op 28 juli 2020 eindarrest gewezen (hierna: het eindarrest).24 Het hof heeft Euronext veroordeeld om, kort gezegd, (a) de in 2013 door PMA op de rechten en aanspraken van de VPE-leden toegepaste korting van (uiteindelijk) 1,55% ongedaan te maken, (b) met terugwerkende kracht tot 1 januari 2014 in de toekomst jaarlijks bij DL of een andere pensioenuitvoerder de toeslag in te kopen die correspondeert met de toeslagverlening na einde dienstverband van de op 1 januari 2014 nog actieve deelnemers en (c) ervoor te zorgen dat DL of een andere pensioenuitvoerder hieraan meewerkt.
Ik benoem kort enkele rechtsoverwegingen uit het eindarrest die in cassatie aan de orde worden gesteld.
Het hof laat zich uit over de vraag of VPE c.s. zich wel op toepassing van art. 58 Pw hebben beroepen (rov. 2.2.3).
Het hof overweegt dat de korting van 1,55% ongedaan zou zijn gemaakt indien Euronext aan haar verplichtingen (jegens PMA) tot betaling van de uitvoeringskosten had voldaan. Het hof veroordeelt Euronext tot ongedaanmaking van de korting van 1,55% (rov. 2.5-2.6).
Vervolgens oordeelt het hof dat Euronext op basis van de UVO verplicht was om 10% opslag op de premie te betalen zolang PMA in een reservetekort verkeerde (rov. 2.13).
Het hof oordeelt voorts dat Euronext de (oorspronkelijk met PMA overeengekomen) premieopslag moet betalen, maar dat die verplichting tot betaling wordt beperkt tot 85,2% van 10% van de premie verminderd met de aan DL of een andere pensioenuitvoerder betaalde koopsommen voor de toeslagverlening aan voor 1 januari 2014 uit dienst getreden gepensioneerden en gewezen deelnemers, en vermeerderd met het rentepercentage ter grootte van het rentepercentage dat DL vergoedt op de middelen in het toeslagdepot volgens de depotovereenkomst en met evenredige toerekening van 42/85,2 van dat maximum aan de pensioenrechten en -aanspraken van (de leden van) VPE c.s. (rov. 2.17).
Tot slot overweegt het hof dat de wijzigingen in de verschillende regelingen ten opzichte van de leden van VPE c.s. alleen geldig zijn na verkregen instemming van de gerechtigden, al dan niet vertegenwoordigd door VPE (rov. 2.20).
Cassatie
Bij procesinleiding van 23 oktober 2020 heeft Euronext (tijdig) cassatieberoep ingesteld tegen het tussenarrest en het eindarrest. VPE c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping en hebben tevens incidenteel cassatieberoep ingesteld. Euronext heeft geconcludeerd tot verwerping daarvan. Partijen hebben vervolgens hun standpunten schriftelijk toegelicht, voor Euronext mede door mr. J.B.B. Heinen en namens VPE c.s. mede door mr. A.W. van Leeuwen. Daarna heeft re- en dupliek plaatsgevonden.