Home

Parket bij de Hoge Raad, 22-12-2023, ECLI:NL:PHR:2023:1208, 23/01029

Parket bij de Hoge Raad, 22-12-2023, ECLI:NL:PHR:2023:1208, 23/01029

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
22 december 2023
Datum publicatie
26 januari 2024
ECLI
ECLI:NL:PHR:2023:1208
Formele relaties
Zaaknummer
23/01029

Inhoudsindicatie

Arbitragerecht. Arbeidsrecht. Is de aard van de rechtsbetrekking (wel of geen arbeidsovereenkomst) relevant voor de toetsing van de geldigheid van een arbitraal beding?

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer 23/01029

Zitting 22 december 2023

CONCLUSIE

R.H. de Bock

In de zaak

[verzoeker] advocaat: mr. M.J. van Basten Batenburg

tegen

EY Advisory Netherlands LLP

advocaten: mr. D.M. de Knijff en mr. M.S. van der Keur

1 Inleiding en samenvatting

Deze zaak gaat over de vraag [verzoeker] gebonden is aan een arbitraal beding in de partnerovereenkomst die hij had met EYAN. EYAN heeft deze partnerovereenkomst opgezegd. [verzoeker] stelt dat de rechtsverhouding tussen hem en EYAN moet worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst. Op die grond heeft hij de kantonrechter verzocht om vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst en loondoorbetaling. De kantonrechter heeft zich vanwege het arbitraal beding op de voet van art. 1022 Rv onbevoegd verklaard. In hoger beroep heeft het hof dit oordeel bekrachtigd.

In cassatie klaagt [verzoeker] onder meer dat het hof, voorafgaand aan de beoordeling van de geldigheid van het arbitraal beding, had moeten toetsen of sprake is van een arbeidsovereenkomst, omdat de aard van de rechtsbetrekking relevant is voor de toetsing van de geldigheid van het arbitraal beding. Ook had het hof in het licht van art. 17 Grondwet en art. 6 EVRM moeten toetsen of [verzoeker] het arbitraal beding vrijwillig en ondubbelzinnig heeft aanvaard. M.i. kunnen de klachten niet slagen.

In het incidentele cassatieberoep klaagt EYAN dat het hof een onjuiste maatstaf heeft toegepast voor de beoordeling van haar verzoek om een volledige proceskostenvergoeding, althans dat het hof zijn oordeel onvoldoende gemotiveerd heeft. Ook deze klacht slaagt m.i. niet.

2 Feiten

In cassatie kan van de volgende feiten worden uitgegaan.1

2.1

In 2014 is een “A Admission Agreement” gesloten tussen (1) Ernst & Young Accountants LLP, (2) [verzoeker] B.V. en (3) [verzoeker] . Nadat de 'Advisory business’ van Ernst & Young Accountants LLP was ondergebracht bij EYAN, is in 2019 een “AN Admission Agreement” gesloten tussen (1) EYAN, (2) [verzoeker] B.V. en (3) [verzoeker] . [verzoeker] B.V. (hierna: [verzoeker] B.V.) is de persoonlijke vennootschap van [verzoeker] .

2.2

Artikel 3 van de AN Admission Agreement luidt als volgt:

“The EYAN Professional and the EYAN Partner both individually confirm that it has been supplied with and has read a copy of the AN Members Agreement, the AN Rules and the AN Regulations, and agrees with EYAN and each of the other EYAN Professionals and EYAN Partners (as defined in the AN Rules) to observe, perform and be bound by all the terms of the AN Members Agreement, the AN Rules and the AN Regulations, as these may be amended from time to time in accordance with the terms thereof, as if named as a party to the AN Members Agreement, the AN Rules and the AN Regulations.”

2.3

Artikel 7 van de AN Admission Agreement luidt als volgt:

“This AN Admission Agreement shall be governed by the laws of the European part of the Netherlands and any disputes which may arise from this AN Admission Agreement shall be settled in accordance with article 25 of the AN Rules.”

2.4

Artikel 25.1.1 van de Fundamental Rules van EYAN luidt als volgt:

“All disputes arising pursuant to or in connection with the AN Members Agreement, these AN Rules or the AN Regulations, including subsequent agreements and regulations, shall be referred to an arbitrator, pursuant to the rules of the Netherlands Arbitration Institute. The decision resulting therefrom shall be final and binding on the parties. If one of the parties concerned wishes to have a provisionally enforceable decision for urgent reasons, the claim relating thereto shall, to the exclusion of any other court procedure, be heard in summary arbitral proceedings with due observance of the rules of the Netherlands Arbitration Institute.”

2.5

In mei 2020 is opdracht gegeven aan [A] te [plaats] tot het uitvoeren van een forensisch onderzoek naar aanleiding van door [verzoeker] gemelde misstanden. In het kader van dat onderzoek heeft [A] acht interviews afgenomen, onder anderen met [verzoeker] . Bij brief van 11 juni 2020 aan mr. N. Evers van Ernst & Young Nederland LLP (hierna: EYNL) heeft [A] mr. Evers geïnformeerd over haar bevindingen.

2.6

Bij brief van 24 december 2020 aan [verzoeker] B.V. (ter attentie van [verzoeker] ) heeft EYAN de AN Admission Agreement opgezegd per 1 juli 2021.

3 Procesverloop

3.1

Bij inleidend verzoekschrift van 30 juli 2021 heeft [verzoeker] de kantonrechter Rotterdam verzocht, samengevat:

primair:

- de opzegging van de arbeidsovereenkomst door EYAN bij brief van 24 december 2020 per 1 juli 2021 te vernietigen;

- te bepalen dat EYAN aan [verzoeker] vanaf 1 juli 2021 dient te voldoen het overeengekomen loon van € 46.537,- bruto per maand, vermeerderd met de wettelijke verhoging en wettelijke rente;

subsidiair:

- EYAN te veroordelen aan [verzoeker] te voldoen de transitievergoeding van € 112.506,92 bruto, een billijke vergoeding van € 7.209.668,- bruto, althans een billijke vergoeding van € 1.500.000,- en een schadevergoeding van € 5.709.668,-, een immateriële schadevergoeding van € 25.000,- en een schadevergoeding als tegemoetkoming in de kosten van rechtsbijstand, op te maken bij staat;

meer subsidiair:

- EYAN te veroordelen vanaf 1 juli 2021 aan [verzoeker] te voldoen het overeengekomen loon van € 46.537,- bruto per maand, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en wettelijke rente;

primair, subsidiair en meer subsidiair:

- EYAN te veroordelen aan [verzoeker] op straffe van een dwangsom af te geven alle onderzoeksgegevens van het forensisch onderzoek zoals door [A] gedaan naar aanleiding van de door [verzoeker] gemelde misstanden, bestaande uit de onderzoeksvraag/onderzoeksvragen, documenten met bijlagen, verslagen van acht interviews met betrokkenen, onder wie [verzoeker] , de brief van 11 juni 2020 van [A] aan mr. N. Evers van EYNL en de (concept) eindrapportage;

- met veroordeling van EYAN in de proceskosten, alles uitvoerbaar bij voorraad.

3.2

EYAN heeft zich verweerd en een zelfstandig voorwaardelijk tegenverzoek ingediend. Voor zover de kantonrechter van oordeel zou zijn dat sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen partijen heeft EYAN de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden, primair wegens disfunctioneren (art. 7:669 lid 3 sub d BW), subsidiair op grond van een verstoorde arbeidsverhouding (art. 7:669 lid 3 sub g BW) en meer subsidiair op basis van de i-grond (art. 7:669 lid 3 sub i BW). [verzoeker] heeft hiertegen verweer gevoerd.

3.3

De kantonrechter heeft op de voet van art. 30p Rv op 31 augustus 2021 mondeling uitspraak gedaan.2 Hiervan is proces-verbaal opgemaakt. De kantonrechter heeft zich onbevoegd verklaard en [verzoeker] veroordeeld in de proceskosten. Overwogen is dat de AN Admission Agreement de basis vormt voor de rechtsbetrekking tussen partijen. In art. 25 van de AN Rules, waarnaar art. 7 van de AN Admission Agreement verwijst, is opgenomen dat alle geschillen worden beslist door het Nederlands Arbitrage Instituut. De kantonrechter heeft daarom op grond van art. 1022 Rv geconcludeerd dat hij niet bevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen.

3.4

[verzoeker] heeft hoger beroep ingesteld bij het hof Den Haag. Onder aanvoering van drie grieven heeft hij verzocht dat het hof, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de uitspraak van de kantonrechter zal vernietigen en de zaak ex art. 76 Rv zal verwijzen naar de kantonrechter om op de hoofdzaak te worden beslist, met veroordeling van EYAN in de proceskosten.

3.5

EYAN heeft verweer gevoerd en het hof verzocht de uitspraak te bekrachtigen. Voor zover een van de grieven gegrond zou worden bevonden, verzoekt EYAN de zaak terug te verwijzen naar de kantonrechter, met veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten van het hoger beroep, waaronder de volledige advocaatkosten (tot dan begroot op € 27.931,50) met wettelijke rente, uitvoerbaar bij voorraad.

3.6

In incidenteel beroep is EYAN opgekomen tegen de hoogte van proceskostenveroordeling die de kantonrechter heeft toegekend. EYAN heeft het hof verzocht [verzoeker] alsnog te veroordelen tot betaling van de volledige advocaatkosten in eerste aanleg (begroot op € 49.546,25), met nakosten en wettelijke rente.

3.7

[verzoeker] heeft verweer gevoerd in het incidentele beroep.

3.8

Op 10 november 2022 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. Partijen hebben gebruik gemaakt van spreekaantekeningen. De mondelinge behandeling heeft gelijktijdig plaatsgevonden met de mondelinge behandeling in een andere procedure tussen [verzoeker] en EYNL, waarin [verzoeker] een verzoek ex art. 843a Rv heeft gedaan.3

3.9

Bij beschikking van 20 december 2022 heeft het hof de uitspraak van de kantonrechter bekrachtigd.4 Zowel in het principaal als in het incidenteel beroep heeft het hof de door EYAN verzochte volledige proceskostenvergoeding afgewezen. [verzoeker] is door het hof veroordeeld in de kosten van het principale beroep en EYAN in de kosten van het incidentele beroep.

3.10

De beschikking van het hof laat zich als volgt samenvatten.

in het principale hoger beroep:

- Op grond van art. 1022 Rv verklaart de rechter bij wie een geschil aanhangig is gemaakt waarover een overeenkomst tot arbitrage is gesloten, zich onbevoegd als een partij zich voor alle weren op het bestaan van deze overeenkomst beroept, tenzij de overeenkomst ongeldig is. Of [verzoeker] werkzaamheden verrichte voor EYAN op grond van een arbeidsovereenkomst of niet, is niet relevant voor de vraag of een geschil aanhangig is gemaakt waarover een overeenkomst tot arbitrage is gesloten (rov. 5.7).

- [verzoeker] bestrijdt terecht niet dat een overeenkomst tot arbitrage ook mogelijk is met betrekking tot een arbeidsovereenkomst (rov. 5.7).

- Het arbitragebeding is niet ongeldig. Het valt niet in te zien dat een geschil over de kwalificatie van de rechtsverhouding tussen partijen in dit geding niet binnen het bereik van de overeenkomst tot arbitrage zou vallen. Er is ook geen grond om de overeenkomst tot arbitrage zo uit te leggen, dat deze niet geldt in het geval de rechtsverhouding tussen EYAN en [verzoeker] zou moeten worden gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst (rov. 5.11-5.12).

- Inroeping van het arbitrale beding door EYAN is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar (rov. 5.16-5.29).

- Toepassing van de arbitrageclausule leidt niet tot strijdigheid met art. 6 EVRM op de grond dat, zoals [verzoeker] aanvoert, (i) EYAN niet heeft toegelicht waarom in het onderhavige geval gekozen zou zijn voor deze arbitrageclausule, (ii) terwijl evenmin naar voren is gekomen dat het geschil een onderwerp betreft waarop bij het NAI bijzondere deskundigheid aanwezig zou zijn, en (iii) [verzoeker] zich ten opzichte van EYAN in een afhankelijkheidspositie bevindt gelet op de aard van de arbeidsovereenkomst. Deze omstandigheden kunnen niet de conclusie dragen dat het beroep op het arbitragebeding in strijd is met het bepaalde in art. 6 EVRM (rov. 5.30).

- Het betoog dat het arbitrale beding ingevolge art. 6:236 aanhef en onder n BW onredelijk bezwarend is slaagt niet, omdat niet voldaan is aan de voorwaarde dat de wederpartij van de gebruiker een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf (rov. 5.31).

- Evenmin slaagt het beroep van [verzoeker] op de vernietigbaarheid van het arbitragebeding op grond van art. 6:233 aanhef en onder a BW (rov. 5.32).

in het incidentele hoger beroep:

- Volgens vaste rechtspraak is er een recht op volledige vergoeding van proceskosten als sprake is van onrechtmatig procederen c.q. misbruik van procesrecht. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM (rov. 5.43).

- De hiervoor bedoelde regels zijn ook in het onderhavige geschil van toepassing. Anders dan EYAN bepleit, levert het enkele voeren van een procedure in strijd met de verplichtingen uit een arbitrageovereenkomst niet een deugdelijke grondslag op voor een veroordeling tot vergoeding van de volledige proceskosten (rov. 5.44).

- Gelet op de terughoudendheid die daarbij past, is het hof van oordeel dat niet gebleken is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen van [verzoeker] . De stellingen die EYAN heeft ingenomen, wettigen niet de conclusie dat [verzoeker] misbruik van procesrecht maakt of dat ze zijn gebaseerd op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of stellingen zijn waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat, naar het hof begrijpt, de onderhavige procedure de eerste procedure in hoger beroep in een bodemzaak is waarin het beroep op onbevoegdheid van de rechter wegens het bestaan van een overeenkomst tot arbitrage aan de orde is (rov. 5.45).

- De proceskosten van EYAN komen derhalve slechts op basis van het liquidatietarief in aanmerking voor vergoeding (rov. 5.26). Dit geldt ook voor het verzoek van EYAN tot een volledige proceskostenvergoeding in het principale hoger beroep (rov. 5.48).

3.11

Bij procesinleiding van 15 maart 2023 heeft [verzoeker] – tijdig – cassatieberoep ingesteld tegen de beschikking van het hof. EYAN heeft verweer gevoerd in het principale beroep en tevens incidenteel cassatieberoep ingesteld. [verzoeker] heeft in het incidentele cassatieberoep verweer gevoerd.

4 Bespreking van het principale cassatiemiddel

5 Bespreking van het incidentele cassatiemiddel

6 Conclusie