Rechtbank Amsterdam, 14-04-2004, AO7584, 279550 / H 03.3316 (fw)
Rechtbank Amsterdam, 14-04-2004, AO7584, 279550 / H 03.3316 (fw)
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Amsterdam
- Datum uitspraak
- 14 april 2004
- Datum publicatie
- 14 april 2004
- ECLI
- ECLI:NL:RBAMS:2004:AO7584
- Zaaknummer
- 279550 / H 03.3316 (fw)
- Relevante informatie
- Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [Tekst geldig vanaf 01-07-2023] art. 93
Inhoudsindicatie
Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat zaken betreffende een huurkoopovereenkomst worden behandeld en beslist door de kantonrechter. Bij de rechtbank is een aantal zaken betreffende aandelenlease-overeenkomsten aangebracht. De rechtbank komt in een aantal zaken tot de conclusie dat de betrokken aandelenlease-overeenkomsten huurkoopovereenkomsten zijn, althans dezelfde strekking hebben. De desbetreffende zaken worden daarom verwezen naar de kantonrechter.
Uitspraak
279550 / H 03.3316 (fw)
14 april 2004
RECHTBANK IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM
DERDE ENKELVOUDIGE CIVIELE KAMER
VONNIS
i n d e z a a k v a n
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
e i s e r e s in de hoofdzaak, v e r w e e r s t e r in het incident,
procureur mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
t e g e n
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
g e d a a g d e in de hoofdzaak, e i s e r in het incident,
procureur mr. W.A. Tonckens.
Partijen worden hierna Dexia en [gedaagde] genoemd.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
In de hoofdzaak en in het incident
De rechtbank is uitgegaan van de volgende processtukken en/of proceshandelingen:
- dagvaarding van 4 november 2003, met bewijsstukken;
- extract uit de minuten berustende ter griffie van deze rechtbank, waaruit blijkt dat Dexia ter openbare terechtzitting van 17 december 2003 is bevolen bij akte de getuigen te vermelden die zij kan doen horen ter staving van de gronden van de eis;
- akte bewijsaandraagplicht van Dexia;
- incidentele conclusie tot verwijzing, met bewijsstukken;
- conclusie van antwoord in het incident tot verwijzing, met bewijsstukken;
- verzoek vonnis wijzen.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
In de hoofdzaak
1.1. Dexia vordert [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om aan haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 12.817,35, vermeerderd met de contractuele rente ad 0,96% per maand, althans de wettelijke rente, over € 11.534,82 vanaf 11 september 2003 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
1.2. Dexia stelt hiertoe dat tussen partijen een schriftelijk vastgelegde "Lease-overeenkomst WinstVerDriedubbelaar" (hierna: de overeenkomst) heeft gegolden, waarop haar "Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease" (hierna: de bijzondere voorwaarden) van toepassing waren. Dexia heeft, zo stelt zij, uit hoofde van de overeenkomst nog een bedrag opeisbaar van [gedaagde] te vorderen, met de voldoening waarvan [gedaagde] in verzuim is. Dexia heeft, zo stelt zij verder, terzake buitengerechtelijke kosten gemaakt.
In het incident
2. [gedaagde] verlangt dat de zaak wordt verwezen naar de sector kanton van deze rechtbank, lokatie Amsterdam. Hij stelt hiertoe dat het een huurkoopovereenkomst betreft.
3. Dexia voert hiertegen aan dat het geen huurkoopovereenkomst betreft. Volgens haar is de sector civiel van deze rechtbank bevoegd de zaak te behandelen en beslissen.
4.1. De rechtbank stelt voorop dat artikel 93 aanhef en onder c Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), voor zover hier van belang, bepaalt dat zaken betreffende een huurkoopovereenkomst, ongeacht het beloop of de waarde van de vordering, worden behandeld en beslist door de kantonrechter. Het gaat in deze bepaling om huurkoop in de zin van artikel 7A:1576h Burgerlijk Wetboek (BW).
De rechtbank stelt verder voorop dat artikel 71 lid 3 Rv bepaalt dat de rechter de vraag of verwijzing nodig is, voor zover daarvoor - zoals in de onderhavige zaak - het onderwerp van het geschil bepalend is, beoordeelt aan de hand van zijn voorlopig oordeel over het onderwerp van het geschil.
4.2. De rechtbank stelt voorts voorop dat huurkoop een species is van koop op afbetaling, en koop op afbetaling een species van koop. De regels betreffende koop en koop op afbetaling zijn op huurkoop van toepassing, voor zover hiervan in de artikelen 7A:1576h-1576x BW niet wordt afgeweken.
4.3.1. Naar het voorlopig oordeel van de rechtbank is het onderwerp van het geschil van partijen een huurkoopovereenkomst. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
4.3.2. De overeenkomst betreft, naar de rechtbank begrijpt, lease van aandelen in verzameldepots als bedoeld in de Wet giraal effectenverkeer (Wge). Dergelijke aandelen zijn vermogensrechten in de zin van artikel 3:6 BW. Uit de artikelen 7:47 en 7A:1576 lid 5 BW volgt dat huurkoop betrekking kan hebben op vermogensrechten. Het verweer van Dexia dat de overeenkomst geen huurkoopovereenkomst is omdat deze geen lease van zaken, maar van vermogensrechten betreft, wordt derhalve verworpen.
4.3.3.1. Anders dan Dexia betoogt, voldoet de overeenkomst aan de essentialia van de huurkoopovereenkomst, althans heeft de overeenkomst dezelfde strekking, zodat zij - op de voet van artikel 7A:1576h leden 2 en 3 BW - als huurkoop dient te worden aangemerkt. Dit wordt hierna onder 4.3.3.2 tot en met 4.3.3.4 uitgewerkt. Waar bepalingen uit de overeenkomst dan wel de bijzondere voorwaarden worden geciteerd, dient voor "Bank Labouchere" en voor "Legio-Lease" te worden gelezen: "Dexia", voor "lessee": "[gedaagde]" en voor "waarden": "aandelen".
4.3.3.2. Dexia heeft zich verbonden de aandelen in eigendom over te dragen onder de opschortende voorwaarde van algehele betaling van de prijs.
Dit blijkt in de eerste plaats uit artikel 5 van de overeenkomst: "Zodra lessee al datgene aan Legio-Lease heeft betaald wat hij haar krachtens deze lease-overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden".
Dit blijkt verder uit artikel 2 van de bijzondere voorwaarden: "Legio-Lease en lessee komen overeen dat het eigendom van de waarden op lessee overgaat door vervulling van de opschortende voorwaarde dat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan. Teneinde te bewerkstelligen dat lessee alsdan van rechtswege eigenaar van de waarden wordt, worden de in de overeenkomst genoemde waarden voorwaardelijk overgedragen aan lessee en wel onder de opschortende voorwaarde dat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan. Deze voorwaardelijke overdracht geschiedt doordat genoemde waarden onverwijld na verkrijging ervan door Legio-Lease ten name van lessee worden bijgeschreven in de administratie van Bank Labouchere, overeenkomstig artikel 17 van de Wge, ter uitvoering van de in de eerste zin van dit artikel omschreven verbintenis tot voorwaardelijke overdracht".
Het bepaalde in artikel 10, eerste volzin, van de bijzondere voorwaarden ("Indien lessee aan al zijn verplichtingen uit de overeenkomst heeft voldaan, zullen de waarden aan lessee worden uitgeleverd, tenzij lessee alsdan mededeelt de voorkeur te geven aan de verkoop van de waarden") doet aan het voorgaande niet af. Door voldoening aan al zijn verplichtingen uit de overeenkomst werd [gedaagde], zoals volgt uit artikel 5 van de overeenkomst en artikel 2 van de bijzondere voorwaarden, van rechtswege eigenaar van de aandelen. Daarmee verkreeg hij de voor verkoop (en levering) nodige beschikkingsbevoegdheid.
4.3.3.3. Dexia heeft zich verder verbonden de aandelen op een zodanig tijdstip aan [gedaagde] af te leveren dat daarna (nog) twee of meer termijnen verschijnen.
Onder aflevering dient, zoals blijkt uit artikel 7A:1576l lid 1 BW, te worden verstaan: verschaffing van de macht over het vermogensrecht. Dit betekent voor aandelen als de onderhavige: verschaffing van het genot daarvan, zoals is bepaald in artikel 7A:1576m lid 1 BW.
Dat Dexia zich heeft verbonden aan [gedaagde] het genot van de aandelen te verschaffen, blijkt uit de eerste volzin van artikel 3 van de bijzondere voorwaarden, die bepaalt dat alle baten van de aandelen [gedaagde] toekomen, en uit de tweede volzin van artikel 3 van de bijzondere voorwaarden, die bepaalt dat Dexia de dividendbaten zo spoedig mogelijk na betaalbaarstelling daarvan aan [gedaagde] zal doen toekomen. Een en ander stemt overeen met het bepaalde in artikel 7A:1576n leden 1 en 2 BW. Gesteld noch gebleken is dat Dexia tot de onvoorwaardelijke eigendomsoverdracht op enigerlei wijze het genot van de aandelen heeft behouden.
Het tijdstip van aflevering is, naar moet worden aangenomen, het tijdstip van de hiervoor onder 4.3.3.2 bedoelde eigendomsoverdracht onder opschortende voorwaarde.
4.3.3.4. [gedaagde] ten slotte heeft zich verbonden de prijs te betalen in termijnen, waarvan (nog) twee of meer verschijnen nadat de aandelen aan hem zijn afgeleverd.
Dit blijkt uit artikel 3 van de overeenkomst: "De lease-som bedraagt: a. Het totaal van 36 gelijke maandtermijnen van (…) ƒ 250,63 (€ 113,73) (…). De eerste maandtermijn dient te worden voldaan op of omstreeks de 1e van de maand volgend op de eerste aankoopdag van de waarden en daarna telkens op of omstreeks de 1e dag van de daaropvolgende maand. b. Een bedrag van ƒ 100,- (…) op of omstreeks de 35e maand. c. Aan het einde van de lease-overeenkomst het restant van (…) ƒ 42.900,57 (€ 19.467,43)".
Ook indien, zoals Dexia aanvoert, de 36 maandtermijnen rente betreffen, dienen deze termijnen te worden aangemerkt als termijnen van de koopprijs als bedoeld in artikel 7A:1576 lid 1 BW. Het gaat om de prijs van de lening die [gedaagde] is aangegaan om de aandelen te kunnen kopen, en daarmee, althans in economisch opzicht, om een onderdeel van de prijs van de aandelen. Het verweer van Dexia dat het bedrag van ƒ 100,00 geen reële termijn is en meestal pas aan het einde van de looptijd van de overeenkomst (samen met "het restant") wordt voldaan, laat zich niet verenigen met de tekst aan de voet van de door haar als produktie 4 bij de dagvaarding in het geding gebrachte eindafrekening ("De hoofdsom is het bedrag waarvoor de aandelen voor uw contract zijn aangekocht. In verband met artikel 1576 van Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek deelt Dexia Bank Nederland deze hoofdsom in tweeën: in een 'restant hoofdsom' en een 'eerste aflossingstermijn' van € 45,38") en wordt daarom verworpen.
4.4. Uit hetgeen hiervoor onder 4.3.3.1 tot en met 4.3.3.4 is overwogen, vloeit voort dat de zaak dient te worden verwezen naar de sector kanton van deze rechtbank, lokatie Amsterdam.
4.5. De rechtbank zal een nieuwe roldatum bepalen. De griffier van de sector kanton plaatst de zaak op de rol. Partijen zijn niet verplicht bij de sector kanton bij procureur te verschijnen.
4.6. Dexia zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding.
BESLISSING
De rechtbank:
in het incident:
- verwijst de zaak, in de stand waarin deze zich bevindt, ter verdere behandeling en beslissing naar de sector kanton van deze rechtbank, lokatie Amsterdam;
- veroordeelt Dexia in de kosten van het geding, tot deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 390,00;
- verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak:
- bepaalt als nieuwe roldatum de civiele rolzitting van de sector kanton van deze rechtbank, lokatie Amsterdam, van woensdag 12 mei 2004 te 10.00 uur.
Gewezen door mr. G. de Groot, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 april 2004, in tegenwoordigheid van de griffier.