Home

Rechtbank Amsterdam, 29-10-2008, BG4890, 846925 DX EXPL 07-395

Rechtbank Amsterdam, 29-10-2008, BG4890, 846925 DX EXPL 07-395

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
29 oktober 2008
Datum publicatie
20 november 2008
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2008:BG4890
Zaaknummer
846925 DX EXPL 07-395

Inhoudsindicatie

effectenlease-overeenkomst ; verlenging; artikel 1:88 BW

Uitspraak

vonnis

effectenlease-overeenkomst ; verlenging; artikel 1:88 BW

RECHTBANK AMSTERDAM

Sector Kanton

Locatie Amsterdam

Rolnummer: 846925 DX EXPL 07-395

Vonnis van: 29 oktober 2008

F.no.: 640

Vonnis van de kantonrechter

i n z a k e

[eisende partij],

wonende te [woonplaats],

eiser in conventie,

verweerder in reconventie,

nader te noemen [eiser],

gemachtigde: mr. G. van Dijk,

t e g e n

de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,

statutair gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,

gedaagde in conventie,

eiseres in reconventie,

nader te noemen Dexia,

gemachtigde: mr. F.R.H. van der Leeuw.

Procedure

Het volgende processtuk is ingediend:

- de dagvaarding van 5 januari 2008, met producties.

Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). Bij rolmededeling van 6 december 2005 is vastgesteld dat de procedure is geschorst. [eiser] heeft vervolgens bij akte verzocht om opheffing van de schorsing op grond van artikel 227 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Hierop heeft Dexia bij akte gereageerd. Bij vonnis in het incident van 16 mei 2006 is beslist dat de procedure geschorst zal blijven.

Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof te Amsterdam heeft [eiser] een afschrift overgelegd van de opt-outverklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW), waarin hij verklaart niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn. Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt hervat.

Vervolgens is ingediend:

- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, van Dexia, met producties.

Bij tussenvonnis van 9 april 2008 is een comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 19 september 2008. Ter comparitie zijn verschenen [eiser] in persoon, bijgestaan door diens gemachtigde mr. G. Polders en van de zijde van Dexia [vertegenwoordiger verweerder], bijgestaan door mr. D. van Spaandonck. Van hetgeen besproken is ter comparitie heeft de griffier aantekening gehouden.

Voorafgaand aan deze comparitie zijn 10 september 2008 door [eiser] een akte uitlating na tussenvonnis met producties en door Dexia per fax aanvullende stukken ingediend, welke thans tot de gedingstukken behoren.

Daarna is vonnis bepaald op heden.

Gronden van de beslissing

1. Feiten

In conventie en in reconventie

Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:

1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. en Legio-Lease (hierna: Labouchere en Legio-Lease). Waar hierna sprake is van Dexia wordt worden haar rechtsvoorgangsters daaronder mede begrepen.

1.2. [eiser] was ten tijde van het aangaan van de hieronder bedoelde overeenkomsten gehuwd met [partner van eiser] (hierna: [partner van eiser]) en verkeerde voorts in de volgende omstandigheden:

[eiser] [partner van eiser]

Leeftijd: 38 38

Beroep: horecaondernemer huisvrouw

Opleiding: mavo vwo

Netto (gezins)inkomen per maand: ca. € 1.638,-

Vermogen (na aftrek van schulden): geen

Relevante beleggings- of beroepservaring: geen

Beleggingsdoelstelling aflossen lening/opbouwen pensioen

1.3. [eiser] heeft de volgende lease-overeenkomsten ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Legio-Lease:

Nr. Contractnr. Datum Naam overeenkomst Leasesom Looptijd Termijnbedrag

1 [nummer] 07-10-1999 KoersExtra € 10.890,72 240 maanden € 45,38

2 [nummer] 07-10-1999 KoersExtra € 10.890,72 240 maanden € 45,38

3 [nummer] 07-10-1999 KoersExtra € 10.890,72 240 maanden € 45,38

4 [nummer] 11-10-1999, verlengd op 09-10-2002 WinstVerDriedubbelaar € 23.418,50, na verlenging

€ 23.422,14 36 maanden, verlengd met 36 maanden € 112,82, na verlenging

€ 112,92

De in de procedure betrokken lease-overeenkomsten zullen hierna als individuele

overeenkomst worden aangeduid met het betreffende nummer uit de linker kolom van bovenstaande tabel en gezamenlijk als ‘de lease-overeenkomsten’.

1.4. Dexia heeft eindafrekeningen opgesteld met de volgende resultaten:

Nr. Datum eindafrekening Resultaat Aan Dexia voldaan op:

1 06-06-2005 - € 713,07 nee

2 06-06-2005 - € 713,07 nee

3 20-05-2005 - € 900,91 nee

4 20-05-2005 - 6.977,60 nee

1.5. Voor wat betreft het in totaal aan Dexia betaalde bedrag, het totaalbedrag aan ontvangen en/of verrekende dividenden en andere gegevens per lease-overeenkomst wordt verwezen naar de aan dit vonnis gehechte bijlage (hierna: de bijlage).

1.6. De eerste betaling aan Dexia ter zake van de lease-overeenkomsten 1 tot en met 3 vond plaats op 31 oktober 1999 en is verricht ten laste van een en/of rekening die op naam van [eiser] en [partner van eiser] stond. De eerste betaling aan Dexia ter zake van de lease-overeenkomst 4 vond plaats op 29 oktober 1999 en is verricht ten laste van een rekening die op naam [eiser] stond.

1.7. Bij brief van 7 december 2004 heeft [partner van eiser] met een beroep op artikel 1:89 BW de nietigheid ingeroepen van de lease-overeenkomsten, en terugbetaling gevorderd.

2. Conventie

Vordering

2.1. [eiser] vordert op gronden als vermeld in de processtukken bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat de overeenkomsten zijn of worden vernietigd, althans ontbonden, althans dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld, en dat [eiser] recht heeft op terugbetaling van al hetgeen in het kader van de onderhavige overeenkomsten aan Dexia is betaald vermeerderd met de wettelijke rente over die betalingen vanaf de dag van de betalingen tot aan de dag van algehele terugbetaling door Dexia. Voorts vordert [eiser] Dexia te bevelen om binnen twee weken na betekening van het in dezen te wijzen vonnis te bewerkstelligen dat de registratie van [eiser] bij het BKR te Tiel, althans de aan die registratie gekoppelde achterstandcodering ongedaan wordt gemaakt, zulks op straffe van een dwangsom. Ten slotte vordert [eiser] Dexia te veroordelen tot betaling van de werkelijke proceskosten.

Verweer

2.2. Dexia voert gemotiveerd verweer tegen de vorderingen van [eiser].

3. Reconventie

Vordering

3.1. In reconventie vordert Dexia [eiser] te veroordelen tot betaling van

€ 8.944,19, zijnde de resterende saldi van de door Dexia opgestelde eindafrekeningen, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag van de respectievelijke eindafrekeningen plus 14 dagen, althans de datum van deze conclusie, tot aan de dag der algehele voldoening en kosten, stellende dat [eiser] in verzuim is met de nakoming van zijn verplichtingen uit de lease-overeenkomsten.

Verweer

3.2. [eiser] voert gemotiveerd verweer tegen de vorderingen in reconventie.

4. Beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie

4.1. Waar nodig zal hierna nader worden ingegaan op de stellingen van partijen. Geoordeeld wordt als volgt.

4.2. In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN nummer LJN BA3914, en het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008, LJN BC2837 zijn voor soortgelijke geschillen een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, die de kantonrechter overneemt. In essentie komt dit in de onderhavige zaak neer op het volgende:

- Lease-overeenkomsten als de onderhavige worden aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd.

- De toepasselijkheid van de WCK en de andere door [eiser] genoemde wetten en regelingen kan in het midden blijven. Ook indien Dexia in strijd daarmee zou hebben gehandeld zou zulks niet tot een ander oordeel leiden omtrent de door elk van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de betreffende lease-overeenkomst, dan zou hebben te gelden zonder een zodanig beroep.

- Er wordt niet voldaan aan de maatstaf voor misleidende reclame.

- Er wordt niet voldaan aan de maatstaf voor dwaling.

- Er is onvoldoende reden om te twijfelen aan de feitelijke verwerving van de effecten door Dexia.

- Dexia was bij het aanbieden van het onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplichten.

- Er is geen sprake is van misbruik van omstandigheden, nu niet is gebleken dat Dexia, wetende of moetende begrijpen dat [eiser] door bijzondere omstandigheden bewogen werd tot het aangaan van de lease-overeenkomsten, het tot stand komen daarvan heeft bevorderd, ofschoon hetgeen Dexia wist of moest begrijpen hem daarvan had behoren te weerhouden.

4.3. [partner van eiser] had de bevoegdheid om een beroep te doen op de vernietigbaarheid van de lease-overeenkomsten wegens het ontbreken van de in artikel 1:88 lid 1 onder d BW bedoelde toestemming daarvoor. De verjaringstermijn voor dit beroep is drie jaar en vangt aan op het moment dat [partner van eiser] bekend wordt met het bestaan van de overeenkomst. Op Dexia rust de stelplicht en bewijslast ter zake het beroep op verjaring.

Ten aanzien van de lease-overeenkomsten 1 tot en met 3

4.4. Dexia heeft een beroep gedaan op verjaring en daartoe gewezen op betalingen van op grond van de lease-overeenkomsten 1, 2 en 3 verschuldigde bedragen die, anders dan de op grond van lease-overeenkomst 4 verschuldigde bedragen, hebben plaatsgevonden vanaf een en/of-bankrekening die op naam van [eiser] en [partner van eiser] stond. Daaruit volgt volgens Dexia dat [partner van eiser] op de hoogte was van de lease-overeenkomsten, met ingang van de (oudste) ontvangstdatum van de bankafschriften waarop die betalingen staan vermeld. Het betoog dat [partner van eiser] zich niet met de financiële zaken binnen de huishouding bezighield en dus geen kennis had van de betalingen die ten behoeve van de lease-overeenkomsten van de en/of rekening zijn verricht, heeft [eiser] onvoldoende met nadere feiten toegelicht en onderbouwd zodat dit verweer gepasseerd wordt, te meer nu [partner van eiser] ter comparitie heeft verklaard de afschriften van de en/of rekening te hebben bekeken. Daarmee heeft de door Dexia gestelde feitelijke grondslag van haar beroep op verjaring als vaststaand te gelden. Aangenomen wordt dat minimaal eens per maand een rekeningafschrift werd ontvangen. Gelet op de datum waarop de eerste betalingen uit hoofde van de lease-overeenkomsten hebben plaatsgehad staat vast dat het beroep op de hier bedoelde vernietigbaarheid niet binnen drie jaar na bedoelde ontvangstdatum heeft plaatsgevonden. Het desbetreffende vernietigingsrecht van [partner van eiser] is derhalve verjaard, zodat de daarop gebaseerde vordering wordt afgewezen.

Ten aanzien van lease-overeenkomst 4

4.5. Bij de beoordeling van de vraag of het beroep op het vernietigingsrecht ten aanzien van lease-overeenkomst 4 is verjaard, dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de oorspronkelijke lease-overeenkomst en de verlenging. Voor de verlenging was eveneens schriftelijke toestemming van [partner van eiser] vereist. Immers, de verlenging brengt rechten en plichten mee, die gelijksoortig zijn aan de uit de oorspronkelijke lease-overeenkomst voortspruitende rechten en plichten. [partner van eiser] heeft evenwel geen schriftelijke toestemming voor de verlenging gegeven. De oorspronkelijke lease-overeenkomst is verlengd op of omstreeks 9 oktober 2002. Nu het beroep op vernietigbaarheid binnen drie jaar na die datum is gedaan, namelijk bij brief van 7 december 2004, slaagt ten aanzien van de verlenging het beroep op de vernietigbaarheid. Nu de verlenging rechtsgeldig is vernietigd dienen alle betalingen van [eiser] aan Dexia ter zake van de verlenging te worden gerestitueerd, verminderd met hetgeen eisende partij ter zake van de verlenging van Dexia ontvangen heeft, zoals uitgekeerde dividenden. Voor de bedragen wordt verwezen naar hetgeen op de bijlage bij dit vonnis is vermeld onder ‘betaald’, ‘ontvangen dividenden’ en ‘te ontvangen’.

4.6. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar over het in 4.5 bedoelde saldo van de door Dexia te restitueren betalingen vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim was. Bij de onder 1.7 genoemde brief van 7 december 2004 heeft [partner van eiser] Dexia verzocht de door [eiser] betaalde termijnen te restitueren. Bij brief van 13 december 2004 heeft Dexia [partner van eiser] medegedeeld niet aan haar verzoek te zullen voldoen. Veronderstellende dat de mededeling van Dexia [partner van eiser] een dag na het opstellen van voornoemde brief heeft bereikt is Dexia met ingang van 14 december 2004 in verzuim geraakt, zodat zij vanaf die datum wettelijke rente is verschuldigd.

4.7. Wat betreft de vraag of ook ten aanzien van de oorspronkelijke lease-overeenkomst het beroep op vernietiging als bedoeld in artikel 1:89 BW slaagt, overweegt de kantonrechter als volgt. In het kader van haar beroep op verjaring heeft Dexia gewezen op de belastingaangifte over het jaar 1999 welke op naam van [eiser] en [partner van eiser] staat. Op de aangifte zijn de totale waarde aan effectenbezit en de daarmee samenhangende aftrekposten opgenomen. De aangifte is door zowel [eiser] als [partner van eiser] ondertekend. Daaruit volgt volgens Dexia dat [partner van eiser] op de hoogte was van de lease-overeenkomsten met ingang van de datum waarop de aangifte is ondertekend, zodat [partner van eiser] eerder dan drie jaar vóór de datum van de vernietigingsbrief op de hoogte was van de lease-overeenkomsten. [eiser] heeft daarop aangevoerd dat [partner van eiser] niet betrokken was bij het invullen van de belastingaangifte en dat deze is ingevuld door de boekhouder. Deze verder niet onderbouwde stelling is evenwel onvoldoende om de stelling van Dexia te kunnen weerleggen. Immers, niet alleen heeft [partner van eiser] door ondertekening van de belastingaangifte verklaard akkoord te zijn met de inhoud van de aangifte, ondertekening impliceert in beginsel ook bekendheid met de inhoud daarvan. Dit brengt mee dat de stelling van Dexia dat het desbetreffende vernietigingsrecht van [partner van eiser] is verjaard als vaststaand heeft te gelden, zodat de daarop gebaseerde vordering wordt afgewezen.

4.8. Nu de op artikel 1:89 BW gebaseerde vordering ten aanzien van de lease-overeenkomsten 1 tot en met 3 evenals (met uitzondering van de verlenging van) lease-overeenkomst 4 wordt afgewezen, dienen de overige aangevoerde gronden aan de orde te komen.

4.9. [eiser] verwijt Dexia dat Dexia te zijnen opzichte de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer doordat Dexia niet of niet voldoende gewezen heeft op de risico’s van de onderhavige producten. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende gemotiveerd en onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had [eiser] op niet mis te verstane wijze op die risico’s dienen te wijzen. De brochures en folders waar Dexia zich op beroept, houden een dergelijke waarschuwing niet in en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op andere wijze aan deze informatieverplichting voldaan heeft. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen.

4.10. Voorts heeft Dexia niet, althans niet in voldoende mate, voldaan aan de zorgplichten die volgen uit het “know-your-customer”-beginsel, nu onder meer niet is gebleken dat Dexia zich tenminste rekenschap heeft gegeven van de vraag of [eiser] naar redelijke verwachting over voldoende bestedingsruimte zou beschikken om aan de uit de lease-overeenkomsten voortvloeiende verplichtingen te kunnen voldoen. Op die grond moet worden geconcludeerd dat de lease-overeenkomsten nimmer tot stand hadden behoren te komen, waardoor er een direct causaal verband bestaat tussen deze tekortkoming en de door [eiser] geleden schade. De omstandigheden van het geval brengen (ook hier) met zich dat een deel van die schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van [eiser] behoort te blijven. Daarbij dienen dezelfde maatstaven van redelijkheid en billijkheid in acht te worden genomen als bij de hierna volgende verdeling van de nadelige gevolgen van de lease-overeenkomsten zullen worden toegepast. De schending van de hier bedoelde zorgplichten zal hierna buiten beschouwing blijven omdat het uiteindelijke resultaat daarvan niet anders is dan het resultaat van de hierna toe te passen nadeelverdeling.

4.11. Ten aanzien van hetgeen onder nadeel wordt begrepen overweegt de kantonrechter als volgt. In de arresten van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007 (LJN AZ9722), 16 augustus 2007 (LJN BB1855) en 15 november 2007 (LJN BB7971) alsmede in het arrest van het gerechtshof te Arnhem van 1 april 2008 (LJN BC9484), ziet de kantonrechter onvoldoende aanleiding om ten aanzien van de door [eiser] betaalde rente anders te oordelen dan tot nu toe is gedaan. Voorop staat dat de lease-overeenkomsten worden gekenmerkt door het gegeven dat [eiser] een belegging aangaat die met geleend geld wordt gefinancierd. De lening wordt uitsluitend aangegaan met het oog op die financiering; het staat [eiser] niet vrij om het geleende geld aan een ander doel te besteden. De lening maakt onlosmakelijk deel uit van het door Dexia aangeboden product. Indien de lease-overeenkomsten niet tot stand zouden zijn gekomen, zou [eiser] dus ook het deel daarvan dat uit de rentedragende lening bestaat niet zijn aangegaan. De zorgplicht ziet mede op het in niet mis te verstane bewoordingen waarschuwen voor de mogelijkheid dat de over de lening te betalen rente met de opbrengst van de belegging niet zal worden terugverdiend en dus verloren zal gaan, althans op het verifiëren of [eiser] het product zodanig heeft doorgrond dat deze zich bewust was van die mogelijkheid. Dat uit de over het product verstrekte informatie wel kan worden afgeleid dat (ook) sprake is van geleend geld, maakt nog niet dat [eiser] het risico van het verloren gaan van de (al dan niet vooruitbetaalde) rente zonder meer had kunnen of behoren te begrijpen. Hieruit volgt dat de kantonrechter blijft bij het oordeel dat de rente in beginsel als nadelig gevolg van het aan Dexia verweten handelen in aanmerking dient te worden genomen bij de vaststelling van het totale nadeel. Bevestiging van dit oordeel vindt de kantonrechter in de uitspraak van de Commissie van Beroep DSI van 27 januari 2005 en in het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 24 mei 2007 (LJN BA5684).

4.12. Dexia is echter niet voor het volledige nadeel aansprakelijk, nu zulks naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Het voor rekening van Dexia komende deel dient te worden verminderd in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin aan [eiser] toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 31 maart 2006, RvdW 2006, 328 (LJN AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de persoonlijke omstandigheden van [eiser] die van invloed zijn op de waarschijnlijkheid dat de onderhavige overeenkomsten tot stand zouden zijn gekomen indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de leasesom en op de overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsverhoudingen met Dexia. Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de financiële omstandigheden van [eiser] en de kennis en ervaring van [eiser].

4.13. Op basis van de omstandigheden zoals die hiervoor onder 1.2 bij de feiten zijn vermeld, is voor [eiser] de categorie 2 (als bedoeld in het vonnis van 27 april 2007) van toepassing. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid dient 40% van het nadeel voor rekening van [eiser] te komen, en komt het resterende percentage voor rekening van Dexia. Voor zover sprake is van fiscaal voordeel is dat in deze verdeling verdisconteerd.

4.14. In het voetspoor van het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007 gaat de kantonrechter met het oog op een gelijke behandeling van gelijk(soortig)e zaken bij de berekening van het nadeel in beginsel uit van een fictieve looptijd van 60 maanden. Echter, nu [persoon 1] na 60 maanden is blijven betalen, zou dit er toe leiden dat [persoon 1] in een nadeligere positie zou komen dan wanneer het nadeel wordt berekend op het moment van daadwerkelijke beëindiging van de lease-overeenkomst. Nu het niet billijk is dat [persoon 1] wordt gedupeerd door zijn betalingsgedrag na 60 maanden, wordt het nadeel in dit geval berekend op het moment van het feitelijke einde van de lease-overeenkomst.

4.15. Als nadeel wordt in aanmerking genomen het bedrag dat in de bijlage achter het contractnummer van de betreffende overeenkomst onder ‘totaal nadeel’ staat vermeld. Dit is het resultaat van de volgende berekening: het bedrag dat in de bijlage achter het contractnummer van de betreffende overeenkomst onder ‘in aanmerking te nemen termijnen’ staat vermeld (zijnde de oorspronkelijke looptijd van de overeenkomst met een maximum van 60 maanden), vermeerderd met het daarachter onder ‘restant hoofdsom’ vermelde restant van de hoofdsom van de geldlening en verminderd met de vervolgens onder ‘waarde/opbrengst’ vermelde waarde van de geleasete effecten alsmede met het onder ‘in eerste 5 j. ontvangen + verrekende dividenden’ vermelde bedrag wegens in verband met die overeenkomst (althans de eerste 60 maanden) ontvangen en (eventueel) verrekende dividenden.

4.16. Van dit nadeel dient, gelet op het in 4.13 bedoelde percentage, een bedrag voor rekening van [eiser] te blijven gelijk aan het daarachter onder ‘voor rekening afnemer’ genoemde bedrag.

4.17. Door of ten behoeve van [eiser] is in het kader van de lease-overeenkomsten een bedrag betaald gelijk aan het achter het contractnummer van de betreffende overeenkomst onder ‘betaald’ vermelde bedrag. Hierop dienen in mindering te worden gebracht alle (ook na 60 maanden) ontvangen dividenden als vermeld onder ‘totaal ontvangen dividenden’ en het hiervoor berekende bedrag dat voor rekening van [eiser] dient te blijven, zodat Dexia met betrekking tot de lease-overeenkomsten 1, 2, 3 en de verlenging van lease-overeenkomst 4 per saldo aan [eiser] dient te voldoen het per overeenkomst onder ‘te ontvangen’ vermelde bedrag en dat [eiser] aan Dexia dient te voldoen het bij lease-overeenkomst 4 onder “te ontvangen” genoemde bedrag, nu dat een negatief bedrag is. In zoverre zal de vordering in reconventie worden toegewezen. Bij brief van 16 januari 2007 heeft Dexia aan [eiser] een eindafrekening gestuurd met het verzoek de restschuld binnen 10 dagen te voldoen. Nu de kantonrechter enige andere correspondentie die als ingebrekestelling kan gelden niet heeft aangetroffen in het dossier, betekent dit dat [eiser] eerst op 26 januari 2007 in verzuim is geraakt. De kantonrechter zal de gevorderde wettelijke rente derhalve vanaf deze datum toewijzen.

4.18. Hetgeen [eiser] per overeenkomst terug zal ontvangen wordt aan alle betalingen aan Dexia ter zake die overeenkomst toegerekend. Dit brengt mee dat de betalingen aan Dexia voor de berekening van de wettelijke rente niet geheel, maar voor een deel in aanmerking worden genomen. Het in aanmerking te nemen deel is een breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het bedrag dat [eiser] dient terug te ontvangen en de noemer door het bedrag dat ter zake die lease-overeenkomst aan Dexia is betaald. Wettelijke rente wordt toegekend over een percentage van elke betaling aan Dexia, gelijk aan het percentage als vermeld in de bijlage achter de betreffende overeenkomst onder ‘% rente’, telkens vanaf de betaaldatum.

4.19. De vorderingen van [persoon 1] gericht op verklaringen voor recht worden, met uitzondering van de verklaring voor recht dat de verlenging van lease-overeenkomst 4 op grond van artikel 1:89 BW buitengerechtelijk is vernietigd, afgewezen omdat hij daarbij, gelet op het voorgaande, geen belang meer heeft.

4.20. De vordering met betrekking tot de BKR-registratie zal, met uitzondering van lease-overeenkomst 4, worden toegewezen als na te melden, met matiging en maximering van de dwangsom.

4.21. De overige stellingen van partijen in conventie behoeven geen behandeling meer.

4.22. De overigens door [eiser] ingestelde vorderingen worden eveneens afgewezen. De in verband daarmee gestelde feiten en omstandigheden, de negatieve financiële gevolgen voor [eiser] daaronder begrepen, zijn verdisconteerd in het oordeel omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te gelden.

4.23. De gevorderde proceskosten worden toegewezen conform het gebruikelijke liquidatietarief. Voor zover buitengerechtelijke kosten zijn gevorderd worden deze afgewezen nu onvoldoende is gesteld of gebleken dat werkzaamheden zijn verricht anders dan ter voorbereiding van processtukken en instructie van de zaak. Voor zover [eiser] vergoeding vordert van kosten voor het bij derden opvragen van bescheiden behoren deze tot de in artikel 241 Rv bedoelde kosten, en derhalve tot de proceskosten.

In conventie en in reconventie

4.24. Gelet op de uitkomst van de procedure in conventie dient Dexia te

worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie en [eiser] in kosten van het geding in reconventie, die evenwel vanwege de samenhang met het geding in reconventie op nihil zullen worden gesteld.

4.25. Er is bij afweging van de belangen van beide partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.26. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhoudingen.

Beslissing

De kantonrechter:

in conventie

I. verklaart voor recht dat de verlenging van lease-overeenkomst 4 op grond van artikel 1:89 BW buitengerechtelijk is vernietigd;

II. veroordeelt Dexia om aan [eiser] te betalen:

ter zake van lease-overeenkomst 1

€ 1.546,74 te vermeerderen met de wettelijke rente berekend over 52,4 % van elke betaling, telkens vanaf de betaaldatum, tot aan de dag der algehele voldoening;

ter zake van lease-overeenkomst 2

€ 1.546,74, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend over 52,4 % van elke betaling, telkens vanaf de betaaldatum, tot aan de dag der algehele voldoening;

ter zake van lease-overeenkomst 3

€ 1.389,92, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend over 49,4 % van elke betaling, telkens vanaf de betaaldatum, tot aan de dag der algehele voldoening;

ter zake van de verlenging van lease-overeenkomst 4

€ 1.840,20, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 december 2004 tot aan de dag der algehele voldoening;

III. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiser] gevallen, tot op heden begroot op:

voor verschuldigd griffierecht € 192,00

voor salaris van gemachtigde € 625,00

totaal € 817,00

een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief btw;

IV. veroordeelt Dexia om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te berichten dat [eiser], met uitzondering van lease-overeenkomst 4, geen verplichtingen uit de lease-overeenkomsten meer heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van

€ 10.000,00;

V. verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;

VI. wijst af het meer of anders gevorderde;

in reconventie

VII. veroordeelt [eiser] om aan Dexia te voldoen € 1.471,84 als hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 januari 2007 tot aan de dag der voldoening;

VIII. veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van Dexia gevallen, tot op heden begroot op nihil;

IX. verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;

X. wijst af het meer of anders gevorderde.

Aldus gewezen door mr. W.A.J.P. van Reek, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 oktober 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.

De griffier De kantonrechter

Behoort bij vonnis d.d. 29-10-08

Rolnummer DX 07-395

Overzicht van de gegevens per overeenkomst

Voor rekening van de afnemer blijvend percentage van het in aanmerking genomen nadeel: 40 (niet bij toepassing artikel 1:88 BW)

Categorie 2

Alle bedragen zijn vermeld in euro's.

in aanmerking ontvangen + totaal

te nemen restant waarde/ verrekende totaal voor rekng ontvangen te % art. 1:88

nr. contractnr termijnen hoofdsom opbrengst dividenden nadeel afnemer betaald dividenden ontvangen rente toegepast

1 [nummer] 3.085,84 3.817,11 3.395,56 - 3.507,39 1.402,96 2.949,70 - 1.546,74 52,4 nee

2 [nummer] 3.085,84 3.817,11 3.395,56 - 3.507,39 1.402,96 2.949,70 - 1.546,74 52,4 nee

3 [nummer] 3.040,46 3.825,82 3.307,19 - 3.559,09 1.423,64 2.813,56 - 1.389,92 49,4 nee

4 [nummer] 4.061,52 19.357,02 9.294,42 290,71 13.833,41 5.533,36 4.061,52 - 1.471,84- nee

4 verlenging - - 2.710,18 869,98 1.840,20 ja