Home

Rechtbank Amsterdam, 29-10-2008, BG4891, 846928 DX EXPL 07-397

Rechtbank Amsterdam, 29-10-2008, BG4891, 846928 DX EXPL 07-397

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
29 oktober 2008
Datum publicatie
24 november 2008
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2008:BG4891
Zaaknummer
846928 DX EXPL 07-397

Inhoudsindicatie

effectenlease-overeenkomst; verlenging; artikel 1:88 BW; zorgplicht; categoriemodel

Uitspraak

vonnis

effectenlease-overeenkomst; verlenging; artikel 1:88 BW; zorgplicht; categoriemodel

RECHTBANK AMSTERDAM

Sector Kanton

Locatie Amsterdam

Rolnummer: 846928 DX EXPL 07-397

Vonnis van: 29 oktober 2008

F.no.: 640

Vonnis van de kantonrechter

i n z a k e

[eiser],

wonende te [woonplaats],

eiser in conventie,

verweerder in reconventie,

nader te noemen [eiser],

gemachtigde: mr. G. van Dijk,

t e g e n

de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,

statutair gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,

gedaagde in conventie,

eiseres in reconventie,

nader te noemen Dexia,

gemachtigde: mr. F.R.H. van der Leeuw.

Procedure

Het volgende processtuk is ingediend:

- de dagvaarding van 5 januari 2005, met producties.

Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). Bij rolmededeling van 6 december 2005 is vastgesteld dat de procedure is geschorst. [eiser] heeft vervolgens bij akte verzocht om opheffing van de schorsing op grond van artikel 227 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Hierop heeft Dexia bij akte gereageerd. Bij vonnis in het incident van 16 mei 2006 is beslist dat de procedure geschorst zal blijven.

Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof te Amsterdam heeft [eiser] een afschrift overgelegd van de opt-out verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW), waarin hij verklaart niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn. Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt hervat.

Vervolgens is ingediend:

- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, van Dexia, met producties.

Bij tussenvonnis van 23 april 2008 is een comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 19 september 2008. Ter comparitie zijn verschenen [eiser] in persoon, bijgestaan door diens gemachtigde mr. G. Polders en van de zijde van Dexia [vertegenwoordiger verweerder], bijgestaan door mr. D. van Spaandonck. Van hetgeen besproken is ter comparitie heeft de griffier aantekening gehouden.

Voorafgaand aan deze comparitie zijn door [eiser] op 12 en 19 september 2008 een akte uitlating na tussenvonnis met producties en door Dexia per fax van 10 september 2008 aanvullende stukken ingediend, welke thans tot de processtukken behoren.

Daarna is vonnis bepaald op heden.

Gronden van de beslissing

1. Feiten

In conventie en in reconventie

Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:

1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. en Legio-Lease . (hierna: Labouchere en Legio-Lease). Waar hierna sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder mede begrepen.

1.2. [eiser] was ten tijde van het aangaan van de hieronder bedoelde overeenkomst gehuwd met [partner van eiser] (hierna: [partner van eiser]) en verkeerde voorts in de volgende omstandigheden:

[eiser] [partner van eiser]

Leeftijd: 41 jaar 40 jaar

Beroep: ambtenaar ruimtelijke ordening administratief medewerkster

Opleiding: universitaire studie Nederlands recht mbo

Netto (gezins)inkomen per maand: ca. € 3.190,-

Vermogen ca. € 10.155,-

Relevante beleggings- of beroepservaring: geen

Vermogen (na aftrek van schulden): sparen voor studie kinderen/aanvulling pensioen

1.3. [eiser] heeft de volgende lease-overeenkomst ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Legio-Lease (hierna: de lease-overeenkomst):

Contractnr. Datum Naam overeenkomst Leasesom Looptijd Termijnbedrag

[nummer] 10-06-1999, verlengd op 12-06-2002 WinstVerDriedubbelaar € 23.409,58, na verlenging

€ 23.412,96 36 maanden, verlengd met 36 maanden € 112,78, na verlenging

€ 112,87

1.4. Dexia heeft een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:

Datum eindafrekening Resultaat Aan Dexia voldaan:

09-06-2005 - € 7.344,32 nee

1.5. De eerste betaling aan Dexia ter zake van de lease-overeenkomst vond plaats op 27

juni 1999 en is verricht ten laste van een en/of rekening die op naam van beide eisers stond.

1.6. Voor wat betreft het in totaal aan Dexia betaalde bedrag, het totaalbedrag aan

ontvangen en verrekende dividenden en andere gegevens van de lease-overeenkomst wordt verwezen naar de aan dit vonnis gehechte bijlage (hierna: de bijlage).

1.7. De eerste betaling aan Dexia ter zake van de lease-overeenkomst vond plaats op 27

juni 1999 en is verricht ten laste van een en/of rekening die op naam van [eiser] en [partner van eiser] stond.

1.8. Bij brief van 3 maart 2003 heeft [partner van eiser] met een beroep op artikel 1:89 BW de

nietigheid ingeroepen van de lease-overeenkomst, althans vernietiging in rechte aangekondigd, en terugbetaling gevorderd binnen een termijn van 14 dagen.

2. Conventie

Vordering

2.1. [eiser] vordert op gronden als vermeld in de processtukken bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat de overeenkomst is of wordt vernietigd, althans ontbonden, althans dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld, en dat [eiser] recht heeft op terugbetaling van al hetgeen in het kader van de onderhavige overeenkomst aan Dexia is betaald vermeerderd met de wettelijke rente over die betalingen vanaf de dag van de betalingen tot aan de dag van algehele terugbetaling door Dexia. Voorts vordert [eiser] Dexia te bevelen om binnen twee weken na betekening van het in dezen te wijzen vonnis te bewerkstelligen dat de registratie van [eiser] bij het BKR te Tiel, althans de aan die registratie gekoppelde achterstandcodering ongedaan wordt gemaakt, zulks op straffe van een dwangsom. Ten slotte vordert [eiser] Dexia te veroordelen tot betaling van de werkelijke proceskosten.

Verweer

2.2. Dexia voert gemotiveerd verweer tegen de vorderingen van [eiser].

3. Reconventie

Vordering

3.1. In reconventie vordert Dexia [eiser] te veroordelen tot betaling van

€ 7.118,41 zijnde het resterende saldo van de door Dexia opgestelde eindafrekening, vermeerderd met de contractuele rente, althans de wettelijke rente vanaf 24 juni 2005 en kosten, stellende dat [eiser] in verzuim is met de nakoming van zijn verplichtingen uit de lease-overeenkomst.

Verweer

3.2. [eiser] in conventie voert gemotiveerd verweer tegen de vorderingen in reconventie.

4. Beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie

4.1. Waar nodig zal hierna nader worden ingegaan op de stellingen en verweren van partijen. Geoordeeld wordt als volgt.

4.2. In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN nummer LJN BA3914, en het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008, LJN BC2837 zijn voor soortgelijke geschillen een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, die de kantonrechter overneemt. In essentie komt dit in de onderhavige zaak neer op het volgende:

- Een lease-overeenkomst als de onderhavige wordt aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd.

- Een effecteninstelling (als Dexia) is aansprakelijk voor gedragingen van een tussenpersoon.

- De toepasselijkheid van de WCK en de andere door [eiser] genoemde wetten en regelingen kan in het midden blijven. Ook indien Dexia in strijd daarmee zou hebben gehandeld zou zulks niet tot een ander oordeel leiden omtrent de door elk van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de betreffende lease-overeenkomst, dan zou hebben te gelden zonder een zodanig beroep.

- Er wordt niet voldaan aan de maatstaf voor misleidende reclame.

- Er wordt niet voldaan aan de maatstaf voor dwaling.

- Er is onvoldoende reden om te twijfelen aan de feitelijke verwerving van de effecten door Dexia.

- Dexia was bij het aanbieden van het onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplichten.

4.3. Voorts wordt geoordeeld dat geen sprake is van misbruik van omstandigheden, nu

niet is gebleken dat Dexia, wetende of moetende begrijpen dat [eiser] door bijzondere omstandigheden bewogen werd tot het aangaan van de lease-overeenkomst, het tot stand komen daarvan heeft bevorderd, ofschoon hetgeen Dexia wist of moest begrijpen haar daarvan had behoren te weerhouden.

4.4. Artikel 1:88 lid 1 onder d BW is op deze lease-overeenkomst van toepassing. Nu

volgens artikel 7A:1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende de daar bedoelde toestemming voor de lease-overeenkomst ook schriftelijk te worden gegeven. Aangezien deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [partner van eiser] de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid.

4.5. De verjaringstermijn voor dit beroep is op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW 3

jaar. De termijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de overeenkomst. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007, RvdW 2007, 68 en LJN AY8771). Nu Dexia stelt dat het vernietigingsrecht van artikel 1:89 BW verjaard is, ligt de bewijslast daarvan bij Dexia. Bij de beoordeling van de vraag of het beroep op het vernietigingsrecht in het onderhavige geval is verjaard, dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de oorspronkelijke lease-overeenkomst en de verlenging. Voor de verlenging was eveneens schriftelijke toestemming van [partner van eiser] vereist. Immers, de verlenging brengt rechten en plichten mee, die gelijksoortig zijn aan de uit de oorspronkelijke lease-overeenkomst voortspruitende rechten en lichten. [partner van eiser] heeft evenwel geen schriftelijke toestemming voor de verlenging gegeven. De oorspronkelijke lease-overeenkomst is verlengd op of omstreeks 12 juni 2002. Nu het beroep op vernietigbaarheid binnen drie jaar na die datum is gedaan, namelijk bij brief van 3 maart 2003, slaagt ten aanzien van de verlenging het beroep op de vernietigbaarheid. Aangezien sprake is van een rechtsgeldige vernietiging dienen alle betalingen van [eiser] aan Dexia ter zake van de verlenging te worden gerestitueerd, verminderd met hetgeen [eiser] ter zake van de verlenging van Dexia heeft ontvangen, zoals uitgekeerde dividenden. Voor de bedragen wordt verwezen naar hetgeen op de bijlage bij dit vonnis is vermeld onder ‘betaald’, ‘ontvangen dividenden’ en ‘te ontvangen’.

4.6. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar over het in 4.5 bedoelde saldo van de door Dexia te restitueren betalingen vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim was, zijnde het moment waarop de door [partner van eiser] in haar onder 1.8. bedoelde brief genoemde betalingstermijn verstreek, derhalve met ingang van 17 maart 2003. [eiser] heeft in deze periode ook dividenden ontvangen. Dit brengt mee dat de betalingen van [eiser] voor de berekening van de wettelijke rente niet geheel maar voor een deel in aanmerking worden genomen. Het in aanmerking te nemen deel is een breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het bedrag dat [eiser] na 17 maart 2003 per saldo aan Dexia heeft betaald (betalingen minus ontvangen dividenden en andere uitkeringen) en waarbij de noemer wordt gevormd door het totale bedrag dat [eiser] uit hoofde van de verlenging aan Dexia heeft betaald.

4.7. Wat betreft de vraag of ten aanzien van de oorspronkelijke lease-overeenkomst

het beroep op vernietiging als bedoeld in artikel 1:89 BW slaagt, overweegt de kantonrechter als volgt. Dexia heeft gewezen op betalingen van op grond van de lease-overeenkomst verschuldigde bedragen die hebben plaatsgevonden vanaf de en/of-bankrekening die op naam van [eiser] en [partner van eiser] stond. Daaruit volgt volgens Dexia dat [partner van eiser] op de hoogte was van de lease-overeenkomst, met ingang van de (oudste) ontvangstdatum van de bankafschriften waarop die betalingen staan vermeld. Ter comparitie heeft [partner van eiser] verklaard in het najaar van 2002, toen de aandelenlease-problematiek veel aandacht in de media genoot, op de hoogte te zijn geraakt van de lease-overeenkomst. Zo al kan worden vastgesteld dat [eiser] en [partner van eiser] in najaar 2002 naar aanleiding van een krantenartikel over het bestaan van de lease-overeenkomst in kwestie met elkaar hebben gesproken, valt daarmee niet uit te sluiten dat [partner van eiser] al eerder door middel van raadpleging van bankafschriften op de hoogte is geraakt van het bestaan van de lease-overeenkomst. De enkele stelling van [eiser] dat [partner van eiser] zich niet met de financiële zaken binnen de huishouding bezighield en dus geen kennis had van de betalingen die ten behoeve van de lease-overeenkomst van de en/of rekening zijn verricht is, zonder nadere onderbouwing, welke evenwel ontbreekt, onvoldoende om de stelling van Dexia te kunnen weerleggen. Dit voert tot de slotsom dat de stelling van Dexia dat [partner van eiser] op de hoogte was van de lease-overeenkomst, met ingang van de (oudste) ontvangstdatum van de bankafschriften waarop die betalingen staan vermeld, als vaststaand heeft te gelden. Aangenomen wordt dat minimaal eens per maand een rekeningafschrift werd ontvangen. Gelet op de datum waarop de eerste betaling uit hoofde van de lease-overeenkomst heeft plaatsgehad staat vast dat het beroep op de hier bedoelde vernietigbaarheid niet binnen drie jaar na bedoelde ontvangstdatum heeft plaatsgevonden. Het desbetreffende vernietigingsrecht van [partner van eiser] is derhalve verjaard, zodat de daarop gebaseerde vordering wordt afgewezen. De andere aangevoerde gronden dienen derhalve aan de orde te komen.

4.8. Dexia heeft niet in voldoende mate voldaan aan de zorgplichten voortkomende uit

het “know-your-customer”-principe. Uit de stellingen van Dexia is niet gebleken dat het uit dat principe voortvloeiende onderzoek naar de persoonlijke (toekomstige en financiële) situatie van [eiser] in voldoende mate is ingesteld. Dat brengt met zich dat de lease-overeenkomst niet tot stand had behoren te komen en dat een causaal verband bestaat tussen deze tekortkoming en de door [eiser] geleden schade. Toepassing van het bepaalde in artikel 6:101 BW leidt uiteindelijk niet tot een ander resultaat dan het gevolg zal zijn van de hierna volgende nadeelsverdeling, zodat deze tekortkoming hierna buiten behandeling zal blijven.

4.9. [eiser] verwijt Dexia dat Dexia te zijnen opzichte de op haar rustende zorgplicht

niet is nagekomen onder meer doordat Dexia niet of niet voldoende gewezen heeft op de risico’s van de onderhavige producten. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende gemotiveerd en onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had [eiser] op niet mis te verstane wijze op die risico’s dienen te wijzen. De brochures en folders waar Dexia zich op beroept, houden een dergelijke waarschuwing niet in en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op andere wijze aan deze informatieverplichting voldaan heeft. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen.

4.10. Ten aanzien van hetgeen onder nadeel wordt begrepen overweegt de kantonrechter

als volgt. In de arresten van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007 (LJN AZ9722), 16 augustus 2007 (LJN BB1855) en 15 november 2007 (LJN BB7971) alsmede in het arrest van het gerechtshof te Arnhem van 1 april 2008 (LJN BC9484) wordt overwogen dat de betaalde rente niet beschouwd kan worden als schade die voor vergoeding in aanmerking komt. De kantonrechter volgt het standpunt van de hoven op dit punt evenwel niet. Immers, voorop staat dat de overeenkomst wordt gekenmerkt door het gegeven dat de afnemer een belegging aangaat die met geleend geld wordt gefinancierd. De lening wordt uitsluitend aangegaan met het oog op die financiering, het staat de afnemer niet vrij om het geleende geld aan een ander doel te besteden. De lening maakt onlosmakelijk deel uit van het door Dexia aangeboden product. Indien de overeenkomst niet tot stand zou zijn gekomen, zou de afnemer dus ook het deel daarvan dat uit de rentedragende lening bestaat niet zijn aangegaan. De zorgplicht ziet mede op het in niet mis te verstane bewoordingen waarschuwen voor de mogelijkheid dat de over de lening te betalen rente met de opbrengst van de belegging niet zal worden terugverdiend en dus verloren zal gaan, althans op het verifiëren of de afnemer het product zodanig heeft doorgrond dat deze zich bewust was van die mogelijkheid. Dat uit de over het product verstrekte informatie wel kan worden afgeleid dat (ook) sprake is van geleend geld, maakt nog niet dat de afnemer het risico van het verloren gaan van de (al dan niet vooruitbetaalde) rente zonder meer had kunnen of behoren te begrijpen. Hieruit volgt dat de kantonrechter blijft bij het oordeel dat de rente in beginsel als nadelig gevolg van het aan Dexia verweten handelen in aanmerking dient te worden genomen bij de vaststelling van het totale nadeel. Bevestiging van dit oordeel vindt de kantonrechter in de uitspraak van de Commissie van Beroep DSI van 27 januari 2005 en in het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 24 mei 2007 (LJN BA5684).

4.11. Dexia is echter niet voor het volledige nadeel aansprakelijk, nu zulks naar

maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Het voor rekening van Dexia komende deel dient te worden verminderd in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin aan [eiser] toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 31 maart 2006, RvdW 2006, 328 (LJN AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de persoonlijke omstandigheden van [eiser] die van invloed zijn op de waarschijnlijkheid dat de onderhavige overeenkomst tot stand zou zijn gekomen indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de lease-som en op de overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsverhouding met Dexia. Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de financiële omstandigheden van [eiser] en de kennis en ervaring van [eiser].

4.12. Op basis van de omstandigheden zoals die hiervoor onder 1.2. bij de feiten zijn vermeld, is voor [eiser] categorie 3 (als bedoeld in het vonnis van 27 april 2007) van toepassing. Bij de bepaling van het na te noemen percentage is rekening gehouden met de omstandigheid dat [eiser] een universitaire studie Nederlands recht heeft voltooid. Gezien zijn kennis van het privaatrecht, die voornoemde studie onlosmakelijk met zich brengt, oordeelt de kantonrechter dat de waarschijnlijkheid dat [eiser] de lease-overeenkomst zou zijn overeengekomen indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen groter is dan zonder deze specifieke omstandigheid. Van een jurist mag immers worden verwacht dat hij meer inzicht heeft in de werking en de risico’s van een overeenkomst als de onderhavige. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid dient 70%van het nadeel voor rekening van [eiser] te komen, en het resterende percentage voor rekening van Dexia. Voor zover sprake is van fiscaal voordeel is dat in deze verdeling verdisconteerd.

4.13. Als nadeel wordt in aanmerking genomen het bedrag dat in de bijlage onder ‘totaal nadeel’ staat vermeld. Dit is het resultaat van de volgende berekening: het bedrag dat in de bijlage onder ‘in aanmerking te nemen termijnen’ staat vermeld, vermeerderd met het daarachter onder ‘restant hoofdsom’ vermelde restant van de hoofdsom van de geldlening en verminderd met de vervolgens onder ‘waarde/opbrengst’ vermelde waarde van de geleasete effecten alsmede met het onder ‘ontvangen + verrekende dividenden’ vermelde bedrag wegens in verband met de overeenkomst ontvangen en (eventueel) verrekende dividenden.

4.14. Van dit nadeel dient, gelet op het in 4.12. bedoelde percentage, een bedrag voor rekening van [eiser] te blijven gelijk aan het daarachter onder ‘voor rekening afnemer’ genoemde bedrag.

4.15. Door of ten behoeve van [eiser] is in het kader van de lease-overeenkomst een bedrag betaald gelijk aan het onder ‘betaald’ vermelde bedrag. Hierop dienen in mindering te worden gebracht alle ontvangen dividenden als vermeld onder ‘totaal ontvangen dividenden’ en het hiervoor berekende bedrag dat voor rekening van [eiser] dient te blijven, zodat Dexia per saldo aan [eiser] dient te voldoen het onder ‘te ontvangen’ vermelde bedrag, met dien verstande dat indien daar een negatief bedrag staat vermeld dit door [eiser] aan Dexia verschuldigd is.

4.16. De vorderingen van [eiser] gericht op verklaringen voor recht worden, gezien de uitkomst van de procedure, afgewezen.

4.17. De vordering met betrekking tot de BKR-registratie zal ten aanzien van de verlenging worden toegewezen als na te melden, met matiging en maximering van de dwangsom.

4.18. De overige stellingen van partijen in conventie behoeven geen behandeling meer.

4.19 De overigens door [eiser] ingestelde vorderingen worden eveneens afgewezen.

De in verband daarmee gestelde feiten en omstandigheden, de negatieve financiële gevolgen voor [eiser] daaronder begrepen, zijn verdisconteerd in het oordeel omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te gelden.

In reconventie

4.20. Nu [eiser] € 707,38 aan Dexia dient te betalen, wordt de door Dexia ingestelde reconventionele vordering in zoverre toegewezen. Bij brief van 15 januari 2007 heeft Dexia aan [eiser] een eindafrekening gestuurd met het verzoek de restschuld binnen 10 dagen aan Dexia te voldoen. Nu de kantonrechter enige andere correspondentie die als ingebrekestelling kan gelden niet heeft aangetroffen in het dossier, betekent dit dat [eiser] eerst op 25 januari 2007 in verzuim is geraakt. De kantonrechter zal de gevorderde wettelijke rente derhalve vanaf deze datum toewijzen.

In conventie en in reconventie

4.21. Gelet op de uitslag van de procedure in conventie en in reconventie dient Dexia te

worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie en worden de kosten van het geding in reconventie als na te melden gecompenseerd.

4.22. Er is bij afweging van de belangen van beide partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.23. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding. De eigendom van de in het kader van de lease-overeenkomst gekochte effecten is bij Dexia verbleven.

Beslissing

De kantonrechter:

in conventie

I. verklaart voor recht dat de verlenging van de oorspronkelijke lease-overeenkomst op grond van artikel 1:89 BW buitengerechtelijk is vernietigd;

II. veroordeelt Dexia om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 2.093,40 als hoofdsom, te vermeerderen met

- de wettelijke rente vanaf 17 maart 2003 over de op dat moment verschuldigde hoofdsom van € 1.015,83 tot aan de dag der algehele voldoening;

- de wettelijke rente over € 32,17 van iedere betaling van € 112,87 vanaf de respectievelijke betaaldata van de maandtermijnen voldaan na 17 maart 2003 tot aan de dag der voldoening;

III. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiser] gevallen, tot op heden begroot op:

voor verschuldigd griffierecht € 192,00

voor salaris van gemachtigde € 375,00

totaal € 567,00

een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief btw;

IV. veroordeelt Dexia om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te berichten dat [eiser] geen verplichtingen uit de verlenging meer heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,-- voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000,--;

V. verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;

VI. wijst af het meer of anders gevorderde;

in reconventie

VII. veroordeelt [eiser] om aan Dexia te voldoen € 707,38 als hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2007 tot aan de dag der voldoening;

VIII. compenseert de kosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;

IX. verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;

X. wijst af het meer of anders gevorderde.

Aldus gewezen door mr. W.A.J.P. van den Reek, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 oktober 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.

De griffier De kantonrechter

Behoort bij vonnis d.d. 29-10-08

Rolnummer DX 07-397

Overzicht van de gegevens per overeenkomst

Voor rekening van de afnemer blijvend percentage van het in aanmerking genomen nadeel: 70 (niet bij toepassing artikel 1:88 BW)

Categorie 3

Alle bedragen zijn vermeld in euro's.

in aanmerking ontvangen + totaal

te nemen restant waarde/ verrekende totaal voor rekng ontvangen te art. 1:88

contractnr termijnen hoofdsom opbrengst dividenden nadeel afnemer betaald dividenden ontvangen toegepast

[nummer] 4.060,08 19.349,64 16.599,06 - 6.810,66 4.767,46 4.060,08 - 707,38- nee

verlenging - - 3.273,23 1.179,83 2.093,40 ja