Home

Rechtbank Amsterdam, 14-09-2012, ECLI:NL:RBAMS:2012:5277 BY0185, 522098 / KG ZA 12-1023 SP/MRSB

Rechtbank Amsterdam, 14-09-2012, ECLI:NL:RBAMS:2012:5277 BY0185, 522098 / KG ZA 12-1023 SP/MRSB

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
14 september 2012
Datum publicatie
16 oktober 2012
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2012:BY0185
Zaaknummer
522098 / KG ZA 12-1023 SP/MRSB

Inhoudsindicatie

Drie samenhangende zaken: inzake bewijsbeslag, artikel 843a, 843a lid 4 en 438 lid 4 Rv en een deurwaarderskortgeding

1. Bewijsbeslag

Verzoekers hebben verlof gevraagd tot het leggen van bewijsbeslag met het oog op de voorgenomen aansprakelijkstelling van hun bank voor door hen geleden schade als gevolg van door een (voormalig) financieel adviseur van verzoekers gepleegde fraude, te weten het wegsluizen van aanzienlijke geldbedragen van de door verzoekers bij de bank aangehouden bankrekeningen. Het verlof is verleend, met daarin de nodige beperkingen. Het verlof verwijst naar het aangehechte verzoekschrift, dat hier om technische redenen niet kan worden gepubliceerd; de achtergrond van de zaak is echter te kennen uit de feiten zoals deze zijn vastgesteld in de procedure op grond van art. 843a Rv.

2. Artikel 843a-procedure

De deurwaarder heeft bij gedaagde conform het door de voorzieningenrechter bij beschikking van 1 juni 2012 gegeven verlof een aantal bescheiden (in kopie) in beslag genomen en deze aan een gerechtelijk bewaarder ter bewaring afgegeven.

Eiseressen hebben bij dagvaarding van 26 juli 2012 de afgifte van (kopieën van) de in beslag genomen bescheiden gevorderd op grond van het bepaalde in artikel 843a Rv. De voorzieningenrechter heeft deze vordering bij vonnis van 14 september 2012 gedeeltelijk toegewezen. De vordering is onder meer afgewezen voor zover door de afgifte daarvan het aan gedaagde toekomende recht om haar verdediging in vrijheid en beslotenheid voor te bereiden zou worden geschonden. Tegen afgifte van die stukken verzet zich een gewichtige reden als bedoeld in artikel 843a lid 4 Rv. Op afgifte van de stukken is een dwangsom gesteld.

3. Deurwaarderskortgeding

De deurwaarder heeft in het kader van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 14 september 2012 een deurwaarderskortgeding aanhangig gemaakt. De voorzieningenrechter heeft op de zitting van 2 oktober 2012 mondeling uitspraak gedaan over door de deurwaarder opgeworpen vragen naar aanleiding van bezwaren die gedaagde tegen de door de deurwaarder voorgenomen tenuitvoerlegging van (delen van) het vonnis van 14 september 2012 heeft gemaakt. Aan partijen is een schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak toegezonden.

Het beslagverlof, het vonnis tot afgifte van de in beslag genomen stukken en het vonnis in het deurwaarderskortgeding zijn opeenvolgend gepubliceerd onder de nummers: LJN BY0184, LJN BY0185 en LJN BY0187.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Sector civiel recht, voorzieningenrechter

zaaknummer / rolnummer: 522098 / KG ZA 12-1023 SP/MRSB

Vonnis in kort geding van 14 september 2012

in de zaak van

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

BLAUWPARK B.V.,

gevestigd te Wageningen,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

DECLUSE B.V.

gevestigd te Wageningen,

eiseressen bij dagvaarding van 26 juli 2012,

advocaat mr. A. Knigge te Amsterdam,

tegen

de naamloze vennootschap

ABN AMRO BANK N.V.,

gevestigd te Amsterdam,

gedaagde,

advocaat mr. A.J. Haasjes te Amsterdam.

Partijen zullen hierna Blauwpark, Decluse en ABN Amro worden genoemd. Waar Blauwpark en Decluse gezamenlijk worden bedoeld, zullen zij worden aangeduid als B&D.

1. De procedure

Ter terechtzitting van 30 augustus 2012 hebben B&D gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding en de eveneens in kopie aan dit vonnis gehechte akte wijziging van eis. ABN Amro heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Alle partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. Ter zitting waren - voor zover van belang – aanwezig:

- van de zijde van B&D, [A], [functie] van B&D, mr. V.R.M. Appelman en mr. P.A.C.E. Kortmann, kantoorgenote van mr. Appelman;

- van de zijde van ABN Amro, [B] en [C], beiden werkzaam op de afdeling [afdeling] van ABN Amro, mr. Haasjes en mr. J.W. van Rijswijk, kantoorgenoot van mr. Haasjes.

2. De feiten

2.1. B&D zijn entiteiten van de familie [achternaam D], waarmee (een deel van) het aanzienlijke familievermogen wordt beheerd. Dit vermogen is vergaard door [D], die jarenlang onder andere [hoedanigheid] is geweest van de succesvolle projectontwikkelingsmaatschappij Blauwhoed B.V.

2.2. De familie [achternaam D] bankiert sinds jaar en dag bij ABN Amro.

2.3. Omstreeks augustus 2011 is aan het licht gekomen dat [E] (hierna: [E]), [functie] van B&D, vanuit zijn positie binnen de vennootschappen op zeer grote schaal fraude heeft gepleegd. [E] heeft, gebruikmakend van een aan hem in 2001 door B&D verstrekte volmacht, gedurende lange tijd betalingen verricht van bij ABN Amro aangehouden bankrekeningen van B&D ten behoeve van door hemzelf in privé opgerichte vennootschappen. [E] heeft de fraude erkend, mede in een door B&D overgelegde verklaring van 16 februari 2012.

2.4. [E] is na ontdekking van de fraude op 5 augustus 2011 als procuratiehouder bij B&D geschrapt.

2.5. B&D hebben ABN Amro na het ontdekken van de fraude in de periode augustus tot en met oktober 2011 herhaalde malen verzocht om een kopie van het voor hen door ABN Amro bijgehouden dossier. ABN Amro heeft aan dit verzoek in zeer beperkte mate voldaan. Zij heeft volstaan met toezending van screenprints uit de elektronische administratie van ABN Amro met betrekking tot B&D en een door haarzelf opgesteld Word-document ‘waarin wij alle bevoegdheden op een rijtje hebben gezet’.

2.6. In een e-mail van B&D aan ABN Amro van 5 oktober 2011 staat voor zover voor deze procedure van belang het volgende:

“Ik heb begrepen dat het dossier m.b.t. Blauwpark & Decluse voor een groot deel zoek is. Slechts enkele gespreksverslagen van vergaderingen die in groepsverband werden gehouden om beleggingsbeslissingen te bespreken zijn nog voorhanden. Handtekeningen kaarten en machtigingen bevinden zich volgens jou niet in het dossier, fysiek noch digitaal (gescand). Ik ga er op dit moment even vanuit dat de bank deze stukken niet meer heeft.

Zou jij (…) mij zoals besproken die delen van het dossier kunnen sturen die wel beschikbaar zijn (…)?”

2.7. In een brief van 20 oktober 2011 aan ABN Amro hebben B&D voor zover voor deze procedure van belang het volgende geschreven:

“Recent is gebleken (en dat onderzoek is nog steeds gaande) dat er de afgelopen jaren veelvuldig frauduleuze betalingen zijn verricht vanaf de door Blauwpark B.V. en Decluse B.V. bij ABN AMRO aangehouden bankrekeningen. Wij komen binnenkort inhoudelijk en meer specifiek bij u terug op de aard en omvang van de fraude. Het gaat in elk geval om betalingen die zijn verricht vanaf de volgende bij ABN AMRO aangehouden rekeningen:

- Blauwpark B.V.

Blauwpark 50.39.93.026

- Decluse B.V.

Decluse Effectenrekening 41.82.53.269

(…)

In elk geval maken Blauwpark B.V. en Decluse B.V. middels deze brief bezwaar tegen de inhoud van de door ABN AMRO aan de bovengenoemde entiteiten ter beschikking gestelde opgaven c.q. verrichte transacties.

Ik ga ervan uit u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd en ik vertrouw erop dat ABN AMRO in haar handelen rekening zal houden met het vorenstaande.”.

2.8. B&D hebben bij brief van 5 januari 2012 gericht aan de Officier van Justitie mr. [OvJ] aangifte gedaan van de fraude en de Officier van Justitie verzocht een strafrechtelijk onderzoek in te stellen en over te gaan tot vervolging van [E].

2.9. Bij brief van 28 maart 2012 hebben B&D ABN Amro aansprakelijk gesteld voor de door hen als gevolg van de door [E] gepleegde fraude geleden schade. B&D hebben deze schade tot op dat moment begroot op EUR 23.172.156,62 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente over iedere individuele betaling die [E] in de uitvoering van de fraude heeft verricht, tot op dat moment begroot op EUR 10.368.262,98, voorts te vermeerderen met de kosten ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid, de kosten ter beperking van de schade en de kosten ter voldoening buiten rechte, in totaal tot op dat moment geraamd op EUR 519.258,66.

2.10. B&D hebben op 31 mei 2012 aan de voorzieningenrechter van deze rechtbank verlof gevraagd om bij ABN Amro beslag te leggen op de in het beslagrekest gespecificeerde bescheiden, door hen betiteld als de Bankdossiers. B&D hebben verzocht te bevelen dat de in beslag te nemen stukken ter gerechtelijke bewaring zullen worden afgegeven en verzocht Riscon Arnhem B.V. (hierna: Riscon), gevestigd te Ede, als gerechtelijk bewaarder aan te stellen.

2.11. De voorzieningenrechter heeft het gevraagde verlof bij beschikking van 1 juni 2012 deels toegewezen. Het verzoek is onder andere afgewezen voor zover B&D - kort gezegd - hebben verzocht beslag te mogen leggen op correspondentie van ABN Amro met derden met betrekking tot de kredietrelatie tussen ABN Amro en B&D en op (interne) notities, memo’s, verslagen en dergelijke van ABN Amro aangaande de aansprakelijkheidsstelling van B&D.

2.12. De deurwaarder heeft vervolgens, blijkens het van de beslaglegging opgemaakte proces verbaal, op 5 juni 2012 op de volgens de beschikking van de voorzieningenrechter toegestane wijze bij ABN Amro de volgende bescheiden in beslag genomen:

- 2.527 bedrukte pagina’s in A-4 formaat

- 3 dozen overige bescheiden.

De deurwaarder heeft deze stukken conform het in het beslagverlof bepaalde bij Riscon ter gerechtelijke bewaring afgegeven.

2.13. ABN Amro heeft bij brief van 6 augustus 2012 aan B&D aangeboden alle in beslag genomen stukken vrijwillig te verstrekken, met uitzondering van na 1 augustus 2011 opgestelde stukken, waaronder begrepen interne stukken met persoonlijke opvattingen of bestemd voor intern overleg en beraad. ABN Amro heeft erop gewezen dat diverse stukken in beslag zijn genomen die niet vallen onder het beslagverlof en waarin ook geen inzage wordt gevorderd. Voorts heeft ABN Amro voorgesteld ten aanzien van het verwijderen van die stukken uit de beslagstukken een afspraak te maken. Ten slotte heeft ABN Amro een kopie van handtekeningenkaarten, die zij eind oktober 2011 had gevonden in haar administratie, meegestuurd (waarvan ook op 5 juni 2012 kopieën in beslag zijn genomen) en heeft zij laten weten dat, vooruitlopend op de te maken afspraken, B&D wat ABN Amro betreft afschriften mochten ontvangen van de in beslag genomen rekeningafschriften.

2.14. B&D hebben ABN Amro bij brief van 22 augustus 2012 laten weten het in de brief van 6 augustus 2012 door ABN Amro voorgestelde onacceptabel te achten.

3. Het geschil

3.1. B&D vorderen na wijziging van eis - samengevat - om ABN Amro te veroordelen binnen 48 uur na betekening van dit vonnis aan B&D (kopieën van) de op 5 juni 2012 bij ABN Amro in beslag genomen en thans bij Riscon in bewaring zijnde stukken ter hand te stellen, door middel van afgifte daarvan aan de raadslieden van B&D van advocatenkantoor BASE advocaten te Rotterdam, waartoe in ieder geval - maar niet daartoe beperkt - de volgende bescheiden behoren:

a) overeenkomst(en) tussen B&D en ABN Amro die ten grondslag liggen aan de kredietrelaties tussen deze ondernemingen en ABN Amro, onder meer met betrekking tot rekeningen 50.39.93.026 (Blauwpark) en 41.82.53.269 (Effectenrekening Decluse);

b) de aan [E] verschafte volmacht(en) op grond waarvan hij bevoegd was tot het doen van betalingen ten behoeve van B&D en/of handtekeningenkaarten;

c) alle correspondentie - al dan niet digitaal opgeslagen - die in de periode vanaf 2001 tot en met heden is gevoerd door (vertegenwoordigers van) ABN Amro en (vertegenwoordigers van) B&D, waaronder ook alle correspondentie tussen (vertegenwoordigers van) ABN Amro en [E], aangaande B&D;

d) alle verslagen en/of memo’s die in de periode vanaf 2001 tot en met heden zijn gemaakt naar aanleiding van telefoongesprekken en besprekingen met (vertegenwoordigers van) B&D en/of [E] aangaande B&D waaronder - maar uitdrukkelijk niet daartoe beperkt - de besprekingen die zijn gevoerd op de data genoemd in punt 60 van het beslagrekest;

e) alle uitgewerkte verslagen, memo’s en/of transcripties van de geluidsopnames die in de periode vanaf 2001 tot en met heden zijn gemaakt naar aanleiding van telefoongesprekken met (vertegenwoordigers van) B&D en/of [E] aangaande B&D;

[opmerking voorzieningenrechter: hier ontbreekt de categorie f), omdat B&D wordt gevolgd in haar aanduiding van de verschillende categorieën bescheiden]

g) alle correspondentie - al dan niet digitaal opgeslagen - die in de periode vanaf 2001 tot en met heden intern door ABN Amro is gevoerd en betrekking heeft op de kredietrelatie(s) van ABN Amro met B&D;

h) alle notities, memo’s verslagen etc. - al dan niet digitaal opgeslagen - die in de periode vanaf 2001 tot en met heden door ABN Amro zijn opgesteld met betrekking tot de kredietrelatie(s) van ABN Amro met B&D;

Voorts vorderen B&D dat ABN Amro zich onthoudt van iedere handeling die de afgifte van deze bescheiden op welke wijze dan ook zou frustreren, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Ten slotte vorderen B&D veroordeling van ABN Amro in de proceskosten en de kosten van de op 5 juni 2012 gelegde beslagen.

3.2. B&D leggen aan hun vordering - kort samengevat - het volgende ten grondslag. Vaststaat dat [E] op grote schaal heeft gefraudeerd door van de door B&D bij ABN Amro aangehouden rekeningen bedragen over te maken ten behoeve van de bedrijfsvoering van zijn eigen vennootschappen. De activiteiten van B&D zijn beperkt tot het beheer van het familievermogen. Onder normale omstandigheden zouden op hun rekeningen jaarlijks ongeveer veertig transacties plaatsvinden voor alledaagse betalingen. Alleen al de grote toename in het aantal transacties had ABN Amro moeten opvallen en zij had daarover vragen moeten stellen. ABN Amro heeft op meerdere punten haar jegens B&D in acht te nemen zorgplicht geschonden. B&D hebben evenwel behoefte aan bewijs om dit in de bodemprocedure te kunnen aantonen. Daarvoor hebben zij door de deurwaarder beslag laten leggen op de bescheiden bij ABN Amro die voor de relatie tussen B&D en ABN Amro relevant zijn. Dit beslag is noodzakelijk geweest omdat ABN Amro weigerachtig bleek stukken over te leggen en B&D vrezen dat ABN Amro doende is bewijs te vernietigen. De deurwaarder heeft zich bij de inbeslagneming zeer nauwkeurig gehouden aan het door de voorzieningenrechter op 1 juni 2012 gegeven beslagverlof. Bij Riscon bevinden zich thans dan ook slechts stukken die relevant zijn voor B&D en die zien op de rechtsbetrekking tussen B&D en ABN Amro. Deze stukken zijn ook voldoende bepaald. B&D hebben een rechtmatig belang bij afgifte van deze stukken zodat is voldaan aan de criteria die artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) stelt aan afgifte van stukken. De beslagkosten zijn niet onnodig gemaakt en komen ook voor vergoeding in aanmerking.

3.3. ABN Amro voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling

4.1. Omdat in dit geval sprake is van een procedure waarin een voorlopige voorziening wordt gevorderd, zal de voorzieningenrechter artikel 127a lid 1 en lid 2 Rv - waarin is bepaald dat aan het niet tijdig betalen van het griffierecht consequenties worden verbonden - buiten beschouwing laten. Toepassing van deze bepaling zou immers, gelet op het belang van één of beide partijen bij de toegang tot de rechter, leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

4.2. Uitgangspunt is dat de vordering van B&D ziet op afgifte van de door de deurwaarder bij ABN Amro in beslag genomen en bij Riscon in gerechtelijke bewaring gegeven (gekopieerde) stukken, waarvan de originelen zich nog bij ABN Amro bevinden.

4.3. Voor toewijzing van een vordering op grond van artikel 843a Rv is - kort gezegd - vereist dat sprake is van een rechtmatig belang bij inzage in bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin de partij die deze vordering instelt partij is.

4.4. De deurwaarder heeft blijkens het proces-verbaal van beslaglegging bij ABN Amro op 5 juni 2012 (kopieën van) 2.527 bedrukte pagina’s in beslag genomen, alsmede drie dozen met (kopieën van) overige bescheiden. ABN Amro heeft ter zitting aangevoerd dat laatstgenoemde overige bescheiden slechts de bankafschriften vanaf 2001 van de door B&D aangehouden rekeningen betreffen en dat ABN Amro geen bezwaar maakt tegen afgifte daarvan. De vordering van B&D zal in zoverre worden toegewezen.

4.5. Wat betreft de 2.527 in beslag genomen bedrukte pagina’s laten de verweren van ABN Amro zich als volgt samenvatten.

ABN Amro heeft erkend dat tussen B&D en ABN Amro een rechtsverhouding bestaat en dat van veel van de in beslag genomen bescheiden kan worden geconstateerd dat deze die rechtsbetrekking aangaan. ABN Amro heeft er dan ook geen bezwaar tegen om een groot deel van de gevraagde bescheiden vrijwillig te verstrekken op kosten van B&D. B&D zijn echter, aldus ABN Amro, ongemotiveerd voorbijgegaan aan haar hiertoe strekkende aanbod van 6 augustus 2012. Voor ABN Amro staat voorop dat B&D geen recht hebben op stukken die dateren van na de ontdekking van de door B&D gestelde fraude. ‘Gemakshalve’ neemt ABN Amro daarbij aan dat de fraude vóór 1 augustus 2011 is ontdekt. Van de te verstrekken stukken wil zij dan ook uitzonderen alle stukken van na 1 augustus 2011. Verder wil zij niet, en kan zij op grond van haar zorgplicht naar haar andere klanten ook niet toestaan, dat aan B&D stukken worden overhandigd waarin (naast informatie aangaande de relatie B&D/ABN Amro) vertrouwelijke informatie staat over andere klanten van ABN Amro. De beslaglegging heeft op meerdere locaties plaatsgevonden waarbij de deurwaarder zich door meerdere personen heeft laten bijstaan, zodat voor ABN Amro niet goed te controleren viel of naast stukken die (uitsluitend) zien op de rechtsbetrekking tussen B&D en ABN Amro niet ook stukken zijn meegenomen waarin (mede) vertrouwelijke informatie over derden staat. Ook zijn er stukken in beslag genomen die dateren van na 28 maart 2012 en die zijn opgesteld naar aanleiding van de aansprakelijkstelling van ABN Amro. Deze stukken vielen buiten het beslagverlof. ABN Amro wil de mogelijkheid hebben om te controleren dat alle over te leggen stukken vallen onder het beslagverlof en dat de stukken, voor zover daarin ook informatie over ander klanten staat, in zoverre worden geanonimiseerd. Indien ABN Amro deze mogelijkheid krijgt, heeft zij geen bezwaar tegen overlegging van de in beslag genomen stukken, voor zover deze dateren van vóór het ontdekken van de fraude. Voor zover de in beslag genomen stukken dateren van na dat moment verzet ABN Amro zich tegen overlegging daarvan omdat:

a) die stukken al in het bezit zijn van B&D, althans zouden moeten zijn, en B&D bij overlegging daarvan geen rechtmatig belang heeft,

b) het interne stukken van ABN Amro betreft, die ABN Amro volgens haar beleid niet afgeeft, en ook niet behoeft af te geven omdat deze - mede - kunnen zijn opgesteld in het licht van de positiebepaling van ABN Amro in verband met (mogelijke) aanspraken jegens haar door B&D en

c) na de datum van ontdekking van de fraude geen (onrechtmatige) betalingen meer zijn verricht van de rekeningen van B&D zodat van schending van haar zorgplicht na die datum in elk geval geen sprake is.

4.6. De voorzieningenrechter zal de afgifte van de gevraagde bescheiden, zoals hierna te bespreken, hoofdzakelijk beperken tot de bescheiden die zien op de periode 2001 tot en met 5 augustus 2011. Op deze datum is, zoals ter zitting is gebleken, [E] als procuratiehouder geschrapt. Voor de hand ligt dan ook om deze datum, en niet 1 augustus 2011 (de datum van ontdekking van de fraude volgens ABN Amro), aan te houden. Het is immers mogelijk dat [E] in de dagen voordat hij als procuratiehouder werd geschrapt nog handelingen met betrekking tot deze rekeningen heeft verricht, zodat B&D een gerechtvaardigd belang heeft bij afgifte van bescheiden die zien op de periode tot en met deze datum. Dat ABN Amro hierdoor bescheiden zal moeten prijsgeven waartegen zij op de door haar aangevoerde gronden bezwaar heeft, is niet aannemelijk.

4.7. Verder wordt op voorhand opgemerkt dat het bij 4.5. onder c) genoemde verweer van ABN Amro niet aan toewijzing van de vordering in de weg behoeft te staan. B&D heeft gesteld dat ABN Amro ná ontdekking van de fraude een andere zorgplicht heeft geschonden, namelijk door de afgifte van aan B&D toekomende stukken te frustreren. De voorzieningenrechter laat in het midden of ABN Amro op enig moment in die zin haar zorgplicht heeft geschonden, en zo dit het geval is, of daaruit voor B&D schade is voortgevloeid. Los van een eventuele schending van haar zorgplicht geldt dat ABN Amro, ook na de ontdekking van de fraude, met B&D in een contractuele relatie is blijven staan en dat B&D ook op basis van die relatie recht kan hebben op afgifte van bescheiden.

De bescheiden genoemd bij 3.1 onder a) en b)

4.8. Afgifte van deze bescheiden, die naar moet worden aangenomen alle van voor de ontdekking van de fraude dateren, stuit niet op bezwaren van ABN Amro. De vordering tot afgifte van deze stukken is dan ook reeds hierom toewijsbaar.

De bescheiden genoemd bij 3.1 onder c) tot en met e)

4.9. Voor zover deze bescheiden zijn opgesteld in de periode vóór 5 augustus 2011 en de relatie B&D/ABN Amro betreffen kunnen deze worden afgegeven, reeds omdat ABN Amro daartegen geen inhoudelijk bezwaar heeft gemaakt. De voorzieningenrechter laat daarmee in het midden of B&D ingevolge artikel 843a Rv recht heeft op afgifte van (al) deze stukken. Aan ABN Amro zal wel de mogelijkheid worden geboden om voorafgaand aan de afgifte van deze stukken te controleren of deze stukken de relatie B&D/ABN Amro betreffen en zo ja, of in deze stukken geen vertrouwelijke informatie aangaande andere klanten van ABN Amro staat. Voor zover dit het geval is zal ABN Amro deze bescheiden (deels) kunnen anonimiseren.

4.10. B&D heeft gesteld dat een dergelijke maatregel niet nodig is, aangezien de deurwaarder zich blijkens het proces-verbaal van beslaglegging van 5 juni 2012 strikt heeft gehouden aan het door de voorzieningenrechter gegeven beslagverlof en alle in beslag genomen en aan Riscon ter bewaring afgegeven stukken door de deurwaarder reeds (op documentniveau) zijn gecontroleerd op relevantie.

4.11. De voorzieningenrechter gaat er op basis van het proces-verbaal van beslaglegging vanuit dat het beslag door de deurwaarder op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Gelet op de grote hoeveelheid aan stukken die in beslag is genomen, en de relatief korte tijd die gemoeid zal zijn met het controleren van die stukken, weegt desalniettemin het belang van ABN Amro om te kunnen verifiëren of tussen de in beslag genomen stukken inderdaad niet (per abuis) vertrouwelijke informatie van andere klanten terecht is gekomen zwaarder dan het belang van B&D bij onmiddellijke afgifte van die stukken. Derhalve is gerechtvaardigd dat aan ABN Amro de mogelijkheid tot controle van deze stukken, mede op gegevens van derden (en voor zover nodig anonimisering daarvan) wordt gegeven.

4.12. Voor zover de in beslag genomen stukken, als bedoeld onder c) en d) zien op correspondentie en telefoongesprekken of besprekingen tussen B&D en ABN Amro die na 5 augustus 2011 zijn gevoerd, overweegt de voorzieningenrechter dat onvoldoende is gesteld of gebleken dat B&D belang heeft bij deze vordering. Terecht wijst ABN Amro erop dat aangenomen mag worden dat B&D, in de periode nadat de fraude was ontdekt en zij zich aan het beraden waren op mogelijke juridische stappen tegen ABN Amro, zelf afschriften of aantekeningen van hun communicatie met ABN Amro bewaarden. Dat [E] na zijn ontslag als procuratiehouder nog in voor B&D relevante zin met ABN Amro heeft gecommuniceerd gevoerd ligt vooralsnog niet voor de hand. De vordering zal dan ook in zoverre worden afgewezen.

4.13. ABN Amro heeft zich voorts niet verzet tegen afgifte van de bescheiden als gevorderd onder 3.1 onder e), zoals deze vordering volgens de door B&D ter zitting gegeven toelichting dient te worden begrepen. Volgens B&D gaat het hen slechts om (reeds uitgewerkte) transcripties van telefoongesprekken met [E] of andere vertegenwoordigers van B&D of verslagen daarvan. Dit deel van de vordering zal daarom worden toegewezen. Daarbij kan worden opgemerkt dat volgens ABN Amro bij de in beslag genomen stukken zich niet dergelijke stukken bevinden.

De bescheiden genoemd bij 3.1 onder g) en h).

4.14. Met betrekking tot deze stukken stelt de voorzieningenrechter voorop dat de reikwijdte van artikel 843a Rv onder meer kan worden begrensd door het aan een ieder toekomende recht om zijn verdediging in vrijheid en beslotenheid voor te bereiden. Alhoewel B&D ABN Amro pas bij brief van 28 maart 2012 aansprakelijk heeft gesteld, moest ABN Amro na het ontdekken van de fraude op 5 augustus 2011 ook rekening houden met de mogelijkheid dat B&D haar zou aanspreken in verband met de door [E] gepleegde fraude. Daargelaten dat het beleid van ABN Amro is dat zij interne documenten niet verstrekt aan haar klanten, is vooralsnog voldoende aannemelijk dat de interne correspondentie van ABN Amro over B&D, met name na de aansprakelijkheidsstelling bij brief van 28 maart 2012, maar ook al na de brief van 20 oktober 2011, betrekking kan hebben op haar verdediging tegen een (mogelijke) aansprakelijkstelling door B&D. Overlegging van deze interne stukken zou inbreuk maken op het recht van ABN Amro om vrijelijk en in beslotenheid haar positie ten opzichte van B&D te bepalen. Voor zover dit deel van de vordering al als voldoende bepaald kan worden aangemerkt - het onder h) gevorderde is voorshands te ruim geformuleerd - verzet zich tegen overlegging van de interne stukken van ABN Amro na 5 augustus 2011 derhalve een gewichtige reden als bedoeld in lid 4 van artikel 843a Rv, zodat de vordering op deze punten niet toewijsbaar is.

4.15. Voor zover zich onder de bij Riscon in bewaring zijnde stukken documenten bevinden die in het voorgaande niet zijn besproken, maar die wel onder de vordering tot afgifte begrepen moeten worden, dan hebben B&D die bescheiden onvoldoende bepaald, zodat dat aan afgifte daarvan in de weg staat.

4.16. Een en ander leidt tot het volgende. ABN Amro zal in de gelegenheid worden gesteld om met de deurwaarder de in beslag genomen en aan Riscon in bewaring gegeven stukken door te nemen. De stukken waarvan ABN Amro zich op het standpunt stelt dat die met inachtneming van het in dit vonnis bepaalde niet aan B&D behoeven te worden afgegeven, althans niet zonder anonimisering, zal ABN Amro aan de deurwaarder voorleggen. Mocht dat ten aanzien van bepaalde stukken tot geschillen tussen de deurwaarder en ABN Amro leiden, dan kan de voorzieningenrechter daarover om uitsluitsel worden gevraagd. Het voorgaande betekent dat de gevorderde termijn van afgifte ontoereikend moet worden geacht. De voorzieningenrechter zal ABN Amro, die ter zitting heeft gesteld (in elk geval) een gehele dag nodig te zullen hebben om samen met de deurwaarder de in beslag genomen stukken door te nemen, twee weken de tijd geven om met de deurwaarder door de in beslag genomen stukken heen te gaan. Uiterlijk aan het einde van deze periode dienen de stukken waarvan afgifte is bevolen aan B&D te worden afgegeven op de door hen verzochte wijze.

4.17. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding haar beslissing niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Aan de veroordeling zal een dwangsom worden verbonden. Alhoewel ABN Amro ter zitting heeft toegezegd een veroordelend vonnis na te zullen komen, valt naar het oordeel van de voorzieningenrechter gelet op de voorgeschiedenis niet uit te sluiten dat de nakoming van dit vonnis zonder additionele prikkel voor problemen zou kunnen zorgen, zodat het opleggen van een dwangsom gerechtvaardigd wordt geacht. De dwangsom zal evenwel worden beperkt als na te melden.

4.18. Met betrekking tot de gevorderde beslagkosten overweegt de voorzieningenrechter ten slotte als volgt. ABN Amro heeft zich tegen deze vordering primair verweerd met verwijzing naar het bepaalde in artikel 843a lid 1 Rv, eerste volzin, op grond waarvan de kosten voor de afgifte, voor rekening van B&D dienen te komen. B&D hebben volgens ABN Amro de beslagkosten onrechtmatig, onnodig en onzorgvuldig gemaakt. Er bestond volgens ABN Amro geen gerechtvaardigde vrees dat zij stukken zoek zou maken of zou vernietigen. Subsidiair heeft ABN Amro aangevoerd dat toewijsbaarheid van de beslagkosten een onderwerp betreft dat bij uitstek in een bodemprocedure dient te worden afgedaan.

4.19. De voorzieningenrechter overweegt dat voorshands niet kan worden geoordeeld dat B&D de beslagkosten onnodig hebben gemaakt. Vaststaat dat ABN Amro bij B&D aanvankelijk de indruk heeft gewekt dat hun dossier was zoekgeraakt. Toen eind oktober 2011 bij ABN Amro meer stukken uit het dossier van B&D boven tafel waren gekomen, heeft ABN Amro (mede naar aanleiding van de brief van B&D aan ABN Amro van 20 oktober 2011) nagelaten deze voor B&D zeer relevante stukken, zoals de handtekeningenkaarten waaruit de aan [E] verstrekte volmacht bleek, aan B&D te overhandigen. Pas bij brief van 6 augustus 2012 heeft ABN Amro voor het eerst een kopie van de handtekeningenkaarten aan B&D verstrekt. Onder deze omstandigheden kan bezwaarlijk worden volgehouden dat het besluit van B&D om tot het leggen van bewijsbeslag over te gaan als onnodig kan worden gekwalificeerd. ABN Amro heeft dit door haar eigen opstelling over zichzelf afgeroepen.

Evenwel volgt de voorzieningenrechter ABN Amro in haar subsidiaire verweer dat de toewijsbaarheid van de beslagkosten in de bodemprocedure aan de orde moet worden gesteld. Immers, de vraag of de gemaakte beslagkosten voor vergoeding in aanmerking komen, is in grote mate afhankelijk van het in de bodemprocedure te vellen oordeel over de aansprakelijkheid van ABN Amro jegens B&D op grond van de (beweerde) schending van haar zorgplicht. Nu op dat oordeel in deze procedure niet kan worden vooruitgelopen, dient de vordering tot vergoeding van de beslagkosten in de bodemprocedure aan de orde te worden gesteld. Dit heeft tot gevolg dat deze vordering zal worden afgewezen.

4.20. Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

5. De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1. veroordeelt ABN Amro op grond van artikel 843a Rv tot afgifte, binnen twee weken na betekening van dit vonnis, aan B&D van de volgende bescheiden:

- de in het proces verbaal van beslaglegging van 5 juni 2012 vermelde ‘drie dozen overige bescheiden’, inhoudende alle bankafschriften vanaf 2001 van de door B&D bij ABN Amro aangehouden rekeningen;

- de overeenkomst(en) tussen B&D en ABN Amro die ten grondslag liggen aan de kredietrelaties tussen B&D en ABN Amro, onder meer met betrekking tot rekeningen 50.39.93.026 (Blauwpark) en 41.82.53.269 (Effectenrekening Decluse);

- de aan [E] verschafte volmacht(en) op grond waarvan hij bevoegd was tot het doen van betalingen ten behoeve van B&D, en/of handtekeningenkaarten;

- alle correspondentie die in de periode vanaf 2001 tot en met 5 augustus 2011 is gevoerd door (vertegenwoordigers van) ABN Amro en (vertegenwoordigers van) B&D, waaronder ook alle correspondentie tussen (vertegenwoordigers van) ABN Amro en [E], aangaande B&D;

- alle verslagen en/of memo’s die in de periode vanaf 2001 tot en met 5 augustus 2011 zijn gemaakt naar aanleiding van telefoongesprekken en besprekingen met (vertegenwoordigers van) B&D en/of [E] aangaande B&D waaronder de besprekingen die zijn gevoerd op de data genoemd in punt 60 van het beslagrekest;

- alle uitgewerkte verslagen of transcripties van de geluidsopnames die in de periode vanaf 2001 tot en met heden zijn gemaakt van telefoongesprekken met (vertegenwoordigers van) B&D en/of [E] aangaande B&D;

5.2. bepaalt dat ABN Amro de beslagen bescheiden als bedoeld in de verklaring van Riscon van 6 juni 2012 voorafgaand aan de afgifte, maar binnen de in 5.1. genoemde termijn van twee weken na betekening van dit vonnis, in aanwezigheid van de deurwaarder mag controleren en, voor zover nodig, in overleg met de deurwaarder, in de aan B&D volgens dit vonnis af te geven bescheiden vertrouwelijke informatie aangaande andere klanten van ABN Amro mag anonimiseren, dan wel verwijderen,

5.3. bepaalt dat ABN Amro ter uitvoering van de onder 5.1. gegeven veroordeling de daar genoemde bescheiden binnen de onder 5.1. genoemde termijn dient af te geven ten kantore van BASE Advocaten B.V. aan de Van Vollenhovenstraat 29 te (3016 BG) Rotterdam,

5.4. veroordeelt ABN Amro om aan B&D een onmiddellijk opeisbare dwangsom te betalen van EUR 25.000,-- wanneer zij niet aan de in 5.1. en 5.3. uitgesproken veroordeling voldoet, te vermeerderen met een onmiddellijk opeisbare dwangsom van EUR 1.000,-- per dag dat zij nadien nalatig blijft om aan de in 5.1. en 5.3. uitgesproken veroordeling te voldoen,

5.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

5.6. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,

5.7. wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. S.P. Pompe, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.R.S. Bacon, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2012.?