Home

Rechtbank Amsterdam, 14-12-2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:8264, HA ZA 14-1179

Rechtbank Amsterdam, 14-12-2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:8264, HA ZA 14-1179

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
14 december 2016
Datum publicatie
14 december 2016
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2016:8264
Zaaknummer
HA ZA 14-1179

Inhoudsindicatie

De rechtbank heeft bepaald dat het Allard Pierson Museum de in 2014 aldaar tentoongestelde stukken (de Krimschatten) moet afgeven aan de staat Oekraïne. De Krimschatten behoren voor de toepassing van het UNESCO-verdrag 1970 (en daarmee ook de Erfgoedwet die in artikel 6.1, onder c bij deze definitie aansluit) tot het erfgoed van Oekraïne.

Een redelijke uitleg van de woorden “buiten het grondgebied van [Oekraïne] gebracht” in artikel 6.3 Erfgoedwet (in het licht van het UNESCO-verdrag 1970) brengt mee dat het in dat artikel opgenomen verbod moet worden uitgelegd in die zin dat een verdragsstaat op grond van die bepaling zijn cultureel erfgoed moet kunnen opeisen indien dit zonder geldige (export)vergunning in een ander land verblijft, ook als het aanvankelijk rechtmatig buiten het grondgebied van die verdragsstaat was gebracht. De staat Oekraïne kan afgifte van de Krimschatten vorderen op grond van artikelen 1011a t/m 1011d Rv.

Artikel 1012 Rv: eventuele eigendomsvragen worden niet door de rechtbank beantwoord; deze worden pas beantwoord wanneer het goed feitelijk weer naar de staat van herkomst is teruggekeerd, en wel aan de hand van het recht van de opeisende staat.

Artikel 1011c Rv: staat Oekraïne moet kosten van het transport van de Krimschatten naar Oekraïne en “de kosten, gemaakt voor het materiële behoud van” de Krimschatten aan het Allard Pierson Museum vergoeden.

Beroep van staat Oekraïne op immuniteit wordt verworpen. Artikel 8 lid 1 onder a Verdrag van de Verenigde Naties inzake de immuniteit van rechtsmacht van staten en hun eigendommen uit 2004: een staat kan in een geding voor de rechter van een andere staat geen beroep doen op immuniteit van rechtsmacht indien hij het geding zelf heeft ingesteld (geldt ook voor vrijwillige tussenkomst). De vordering ingesteld op grond van een internationaal verdrag, het UNESCO-Verdrag 1970, artikel 6.7 Erfgoedwet en artikel 1011a Rv kan niet worden gezien als ingesteld: “uitsluitend ten behoeve van een beroep op een recht op of belang in de eigendommen die het voorwerp zijn van het geding”.

Uitspraak

vonnis

Afdeling privaatrecht

zaaknummer / rolnummer: C/13/577586 / HA ZA 14-1179

Vonnis van 14 december 2016

in de zaak van

1. de rechtspersoon naar buitenlands recht

THE TAVRIDA CENTRAL MUSEUM,

gevestigd te Simferopol,

2. de rechtspersoon naar buitenlands recht

THE KERCH HISTORICAL AND CULTURAL PRESERVE,

gevestigd te Kerch,

3. de rechtspersoon naar buitenlands recht

THE BAKHCHISARAY HISTORY AND CULTURE STATE PRESERVE OF DE REPUBLIC OF CRIMEA,

gevestigd te Bakhchisaray,

4. de rechtspersoon naar buitenlands recht

THE NATIONAL PRESERVE OF "TAURIC CHERSONESOS",

gevestigd te Sebastopol,

eiseressen in conventie,

verweersters in reconventie,

advocaat mr. M.M. van Leeuwen te Rotterdam,

en

DE STAAT OEKRAINE

(vertegenwoordigd door het Ministerie van Justitie van Oekraïne),

gevestigd te Kiev, Oekraïne,

tussenkomende partij in conventie,

verweerder in reconventie,

advocaat mr. M.P.H. Sanders te Amsterdam,

tegen

de publiekrechtelijke rechtspersoon

UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM,

te dezen handelende onder de naam Allard Pierson Museum,

gevestigd te Amsterdam,

gedaagde in conventie,

eiseres in reconventie,

advocaat mr. P.L. Loeb te Amsterdam.

Partijen zullen hierna onderscheidenlijk de Krim Musea, de Staat Oekraïne en het APM worden genoemd. De Krim Musea zullen hierna afzonderlijk worden aangeduid als Taurida CM, Kerch HCP, Bakhchisaray HCP en NP Tauric Chersonesos.

Het land Oekraïne wordt ook aangeduid als Oekraïne.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

de dagvaarding van de Krim Musea van 19 november 2014;

-

de akte overlegging producties van de Krim Musea met producties;

-

de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie van het APM met producties;

-

het vonnis in incident van 8 april 2015 en de in dit vonnis genoemde stukken, waarbij de rechtbank de Staat Oekraïne toestaat in de procedure tussen te komen en de Staat der Nederlanden niet toestaat in de procedure tussen te komen;

-

de conclusie van eis in tussenkomst van de Staat Oekraïne met producties;

-

de conclusie van antwoord in conventie tevens van eis in reconventie in de tussenkomst, tevens houdende gedeeltelijke wijziging van het verweer in conventie en wijziging en vermeerdering van eis in reconventie in het geding tegen de Krim Musea, van het APM met producties;

-

de conclusie van antwoord op de eis in tussenkomst van de Krim Musea met producties;

-

het tussenvonnis van 18 november 2015 waarbij de zaak is verwezen naar de rol voor conclusie van repliek in conventie alsmede antwoord in reconventie aan de zijde van de Krim Musea en de Staat Oekraïne en waarbij tevens is bepaald dat na de conclusiewisselingen een comparitie van partijen zal plaatsvinden;

-

de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie van de Krim Musea;

-

de conclusie van repliek in de tussenkomst tevens (voorwaardelijke) conclusie van antwoord in reconventie van de Staat Oekraïne met producties;

-

de conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in reconventie van het APM met producties;

-

de conclusie van dupliek in tussenkomst van de Krim Musea;

-

de conclusie van dupliek in reconventie van de Krim Musea;

-

de conclusie van dupliek in reconventie in tussenkomst van de Staat Oekraïne;

-

het proces-verbaal van comparitie van 5 oktober 2016 met de daarin vermelde stukken;

-

de brief van de Krim Musea van 27 oktober 2016 naar aanleiding van het proces-verbaal;

-

de brief van het APM van 31 oktober 2016 naar aanleiding van het proces-verbaal;

-

de brief van de Staat Oekraïne van 2 november 2016 naar aanleiding van het proces-verbaal.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Van 6 februari 2014 tot en met 31 augustus 2014 heeft in het APM de tentoonstelling plaatsgevonden ‘De Krim – Goud en Geheimen van de Zwarte Zee’ (‘Crimea – the Golden Island in the Black Sea’) (hierna: de tentoonstelling). Daarvóór heeft de tentoonstelling van 3 juli 2013 tot en met 19 januari 2014 plaatsgevonden in het LVR-Landesmuseum te Bonn (hierna: het Landesmuseum). Tijdens de tentoonstelling zijn objecten afkomstig uit de Krim Musea (hierna: de Krimschatten) en objecten afkomstig uit het National Museum of History of Ukraine te Kiev, Oekraïne (hierna: de objecten uit Kiev) tentoongesteld.

2.2.

Bij overeenkomsten van 19 maart 2013, 20 maart 2013 en 19 april 2013 tussen enerzijds het APM en het Landesmuseum, als bruikleennemers, en anderzijds de Krim Musea en het National Museum of History of Ukraine, als bruikleengevers, zijn afspraken gemaakt over de bruikleen van de Krimschatten en de objecten uit Kiev ten behoeve van de tentoonstelling. In de contracten is een verplichting van het APM opgenomen om de Krimschatten na afloop van de tentoonstelling aan de Krim Musea te retourneren.

2.3.

Bij besluit van 8 juni 2013 heeft het Ministerie van Cultuur van de Staat Oekraïne toestemming gegeven (exportvergunningen verstrekt) voor het in bruikleen geven van de Krimschatten door de Krim Musea ten behoeve van de tentoonstelling.

2.4.

De tentoonstelling in het APM zou aanvankelijk eindigen op 28 mei 2014. Bij brieven van 1 oktober 2013 en 30 oktober 2013 heeft het APM verzocht om verlenging van de tentoonstelling tot 31 augustus 2014. Bij brief van 14 januari 2014 is het Ministerie van Cultuur van Oekraïne hiermee akkoord gegaan. Ook de Krim Musea zijn akkoord gegaan. De verlenging is geregeld in nadere overeenkomsten van 6 februari 2014. De hiervoor onder 2.2 genoemde overeenkomsten en de nadere overeenkomsten worden hierna gezamenlijk aangeduid als: de bruikleenovereenkomsten. Op de bruikleenovereenkomsten is het recht van Oekraïne van toepassing verklaard.

2.5.

In maart 2014 hebben zich ontwikkelingen op de Krim voorgedaan. Het parlement van de Autonome Republiek van de Krim (hierna: de ARK) heeft op 6 maart 2014 ingestemd met de afscheiding van de Krim van Oekraïne en aansluiting bij de Russische Federatie. Op 16 maart 2014 heeft de ARK vervolgens een referendum gehouden, waarbij de bevolking van de Krim stemde voor aansluiting bij de Russische Federatie. Op 18 maart 2014 werden de ARK en Sebastopol onderdeel van de Russische Federatie. De afscheiding van de Krim en/of de aansluiting van de ARK en Sebastopol bij Rusland zijn niet erkend of aanvaard door de Verenigde Naties1, de Europese Unie2 en/of Nederland3.

2.6.

Bij brief van 31 maart 2014 aan het APM heeft het Ministerie van Cultuur van Oekraïne aanspraak gemaakt op vervroegde teruggave van de Krimschatten aan de Staat Oekraïne. De Staat Oekraïne heeft daarbij onder meer gesteld dat het land werkt aan terugkeer van museale objecten die onderdeel uitmaken van het State Museum Fund of Ukraine (hierna: het Museumfonds) en dat het Museumfonds ingevolge de wetgeving van Oekraïne is aan te merken als ‘a national treasure and integral part of the cultural heritage of Ukraine protected by law’.

2.7.

Bij brief van 22 mei 2014 heeft de Staat Oekraïne zijn aanspraak op de Krimschatten herhaald en aan het APM een afschrift verstrekt van een besluit van de Minister van Cultuur van Oekraïne van 13 mei 2014 (Order No. 292 On Transfer of Museum Objects to The National Historical Museum of Ukraine; hierna: Order No. 292). Volgens Oekraïne is bij dit besluit het beheer van de Krimschatten aan de Krim Musea onttrokken en het National Museum of History of Ukraine aangewezen als beheerder van de Krimschatten.

2.8.

Bij brieven van 16 juni 2014, 24 juli 2014, 12 augustus 2014, 26 augustus 2014 en 2 september 2014 aan het APM heeft Oekraïne zijn aanspraken op de Krimschatten herhaald.

2.9.

In brieven van 13 maart 2014, 16 april 2014 en 21 april 2014 hebben de Krim Musea zich – kort weergegeven – op het standpunt gesteld dat de door hen uitgeleende Krimschatten na het einde van de tentoonstelling aan de vertegenwoordigers van de Krim Musea moesten worden teruggegeven. Zij wezen hiertoe op de volgende bepaling in de bruikleenovereenkomsten:

The CUSTOMERS [het APM en het Landesmuseum] shall guarantee timely return of the exhibits to the MUSEUM after the expiration of the term of the temporary storage for the purpose of demonstration – till 20.09.14.”

2.10.

Bij brieven van 14 juli 2014 aan de Krim Musea en de Staat Oekraïne heeft het APM zijn verplichting tot teruggave van de objecten aan de Krim Musea, dan wel de Staat Oekraïne, opgeschort wegens conflicterende aanspraken. Het APM heeft aan beide partijen bericht dat het de Krimschatten na het einde van de tentoonstelling op 31 augustus 2014 als zaakwaarnemer (op de voet van artikel 6:198 en verder Burgerlijk Wetboek) onder zich zou houden.

2.11.

Na 31 augustus 2014 heeft het APM de objecten uit Kiev aan het National Museum of History of Ukraine geretourneerd.

2.12.

Op 3 september 2014 heeft in Amsterdam een bespreking tussen het APM en de Krim Musea plaatsgevonden. Op 12 november 2014 heeft een bespreking plaatsgevonden met de Krim Musea en de Staat Oekraïne. De besprekingen hebben er niet toe geleid dat er tussen de Krim Musea en de Staat Oekraïne overeenstemming ontstond en/of dat het APM alsnog bereid was de Krimschatten aan de Krim Musea, dan wel de Staat Oekraïne, af te geven.

2.13.

De Krimschatten bevinden zich thans (nog steeds) in het APM.

3 Het geschil

in conventie

De Krim Musea

3.1.

De Krim Musea vorderen – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

(i) verklaart voor recht dat het APM nooit gerechtigd is geweest om enige verplichting onder de bruikleenovereenkomsten op te schorten, en in gebreke is met de nakoming van die verplichtingen sinds 20 september 2014;

(ii) het APM veroordeelt om de Krimschatten aan de respectieve Krim Musea te retourneren, althans de Krimschatten ter vrije, onvoorwaardelijke en onbelemmerde beschikking te stellen van de Krim Musea, op straffe van een dwangsom;

(iii) het APM veroordeelt aan de Krim Musea de schade te vergoeden die zij hebben geleden als gevolg van de tekortkomingen van het APM in de nakoming van de bruikleenovereenkomsten, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;

(iv) althans een zodanige beslissing neemt, als de rechtbank, gehoord partijen, juist zal voorkomen,

een en ander met veroordeling van het APM in de proceskosten.

3.2.

Deze vorderingen van de Krim Musea zijn gebaseerd op de bruikleenovereenkomsten en het zakelijk recht van “operationeel beheer” (‘operational management’). De Krim Musea lichten dit – kort weergegeven – als volgt toe. Het APM heeft in de bruikleenovereenkomsten gegarandeerd de Krimschatten aan de Krim Musea terug te zullen geven en de Staat Oekraïne heeft dat goedgekeurd. Het APM is op grond van de bruikleenovereenkomsten derhalve gehouden de Krimschatten aan de Krim Musea te retourneren en had aan deze verplichting reeds uiterlijk 20 september 2014 moeten voldoen. De politieke verwikkelingen betreffende de status van de ARK zijn niet relevant voor de contractuele verplichtingen van het APM. De Staat Oekraïne was en is niet de eigenaar van de Krimschatten van drie van de Krim Musea. De ARK is eigenaar van de objecten die afkomstig zijn van de drie musea die zijn opgericht door de ARK, te weten Taurida CM, Kerch HCP, Bakchisaray HCP. De ARK is (althans was) de enige autonome republiek van Oekraïne met speciale status en speciale grondwettelijke bevoegdheden. De ARK kan drager van civielrechtelijke eigendomsrechten zijn. De Grondwet van Oekraïne erkent de ARK en erkent dat de ARK gemachtigd is om haar bezittingen te beheren en historische voorwerpen te bewaren en te gebruiken. Alle vier Krim Musea hebben het zakelijk recht van “operationeel beheer” met betrekking tot de van hen afkomstige Krimschatten. Het recht van operationeel beheer is verleend aan de Krim Musea door de oprichters van de Krim Musea, zijnde de ARK (in het geval van Taurida CM, Kerch HCP, Bakchisaray HCP) en de Staat Oekraïne (in het geval van NP Tauric Chersonesesos). Anders dan de Staat Oekraïne stelt, is het recht van operationeel beheer nooit rechtsgeldig beëindigd. Voor wat betreft Taurida CM, Kerch HCP, Bakchisaray HCP kan de Staat Oekraïne dat recht niet beëindigen aangezien zij niet de eigenaar is. Voor alle vier musea geldt daarnaast dat niet aan de wettelijke voorwaarden voor beëindiging is voldaan. Het derhalve nog immer bestaande recht van operationeel beheer van de Krim Musea is sterker dan dat van de (bloot) eigenaar. Naar het recht van Oekraïne is geen sprake van algemene automatische voorrang van een actie van de blooteigenaar, integendeel: de operationeel beheerder wordt juist ook tegen deze beschermd. Wie eigenaar is van de Krimschatten is in zoverre daarom niet relevant. De Krimschatten maken een belangrijk deel uit van de collectie van ieder van de Krim Musea waarover de Krim Musea moeten kunnen beschikken ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek en om deze aan het publiek te kunnen tonen. De culturele band tussen de Krimschatten enerzijds en de Krim als fysieke plaats, de ARK als autonome entiteit, de bevolking van de Krim, de staf en medewerkers van de Krim Musea en de Krim Musea zelf anderzijds is veel nauwer, sterker en ouder dan die tussen de Krimschatten en de in 1991 onafhankelijk geworden ex-Sovjetrepubliek Oekraïne. Ten slotte pleit het algemeen aanvaarde en belangrijke beginsel van “eenheid van museumcollecties” voor uitvoering van de bruikleenovereenkomsten en teruggave van de Krimschatten aan de Krim Musea, daar waar ze vandaan komen, aldus steeds de Krim Musea.

De Staat Oekraïne

3.3.

De Staat Oekraïne vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

-

het APM veroordeelt de Krimschatten terug te geven aan de Staat Oekraïne en deze te doen transporteren naar de door de Staat Oekraïne aangewezen permanente bewaarder van de Krimschatten, het National Historical Museum of Ukraine te Kiev;

-

het APM veroordeelt de kosten in verband met deze teruggave voor zijn rekening te nemen;

-

de Krim Musea veroordeelt de teruggave van de Krimschatten aan de Staat Oekraïne te gedogen,

kosten rechtens.

3.4.

De Staat Oekraïne legt aan zijn vorderingen – kort weergegeven – het volgende ten grondslag. De Krimschatten zijn eigendom van Oekraïne, behoren tot het cultureel erfgoed van Oekraïne en worden onrechtmatig gehouden door het APM. De Staat Oekraïne verwijst hiertoe onder meer naar artikel 7.1 van de bruikleenovereenkomsten:

“In any case, the Parties realize that the exhibits of the exhibition are the acquirement of Ukraine and world civilization and shall take all possible measures to avoid their loss and damage”.

alsmede op de kop van de bijlagen bij de bruikleenovereenkomsten waarin de Krimschatten (onder meer) zijn aangeduid:

“LIST OF EXHIBITS MUSEUM FUND OF UKRAINE (WORKS OF ART) which are taken out on the temporal exhibiting from territory of Ukraine”.

Op grond van artikel 15 van de “Law of Ukraine on Museums and Museum Affairs” van 29 juni 1995 (hierna: de Museumwet) vormt het Museumfonds van Oekraïne het nationale erfgoed van Oekraïne en is het daarvan een onvervreemdbaar deel. Ingevolge artikel 15 lid 3 van de Museumwet is bij besluit van 2 februari 2000 van het kabinet van ministers van Oekraïne een lijst samengesteld van musea die objecten beheren die onderdeel uitmaken van het staatseigendomdeel van het Museumfonds (het andere deel van het Museumfonds is geen staatseigendom). De Krim Musea staan op de lijst van het besluit van 2 februari 2000. Derhalve maken de objecten die deze musea onder zich hebben (waaronder de Krimschatten) onderdeel uit van het staatseigendomdeel van het Museumfonds. De eigendomsrechten van Oekraïne zijn verder verankerd in de “Law of Ukraine On Protection of Archaeological Heritage”. In artikel 18 van deze wet is vastgelegd dat cultureel erfgoed en archeologische objecten die zich in Oekraïne bevinden, eigendom zijn van de Staat Oekraïne. Ook uit artikel 13 van de Grondwet van Oekraïne volgt dat wat uit Oekraïense grond komt van de Staat Oekraïne is. Ingevolge artikel 15 lid 5 van de Museumwet is het beheer van de objecten van de Krim Musea aan hen opgedragen in de vorm van ‘operational management’, als bedoeld in artikel 137 van de “Economic Code of Ukraine”. Bij besluit van de Minister van Cultuur van Oekraïne van 13 mei 2014 (Order No. 292) is de bevoegdheid tot het beheer van de Krim Musea ten aanzien van de Krimschatten tijdelijk beëindigd en opgedragen aan het National Museum of History of Ukraine. Het Ministerie van Cultuur van Oekraïne heeft daartoe de wettelijke bevoegdheid.

3.5.

De Krimschatten zijn voorts cultuurgoederen in de zin van de op 14 november 1970 te Parijs tot stand gekomen Overeenkomst inzake de middelen om de onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van culturele goederen te verbieden en te verhinderen (hierna: het UNESCO-verdrag 1970). Op grond van artikel 6.3 van de Erfgoedwet (voorheen artikel 4 van de Uitvoeringswet UNESCO-verdrag 1970 inzake onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van cultuurgoederen; hierna: de Uitvoeringswet) en artikel 1011a lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) kunnen deze cultuurgoederen door de verdragsstaat waaruit de goederen afkomstig zijn (in casu Oekraïne) worden teruggevorderd.

3.6.

De Staat Oekraïne onderwerpt zich slechts aan de jurisdictie van de Nederlandse rechter voor wat betreft zijn vordering tot teruggave van de Krimschatten. Voor het overige beroept hij zich op immuniteit.

Het APM

3.7.

Het APM neemt – kort weergegeven – het volgende standpunt in. Het APM heeft geen eigen belang bij de Krimschatten. Het wil de Krimschatten afgeven aan de partij die daar recht op heeft, zonder aansprakelijk te worden gehouden voor teruggave of schadevergoeding door de andere partij. Het APM wenst dat de rechtbank beslist over de conflicterende aanspraken van de Krim Musea en de Staat Oekraïne op de Krimschatten.

3.8.

Het APM is niet in verzuim bij de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomsten. Het heeft zijn verplichting tot teruggave van de Krimschatten aan de Krim Musea rechtmatig opgeschort, zowel op grond van artikel 527 lid 2 van de Civil Code of Ukraine (hierna: CCU) als op grond van artikel 6:37 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), voor zover van toepassing. Op grond van artikel 527 lid 2 CCU is een schuldenaar bevoegd om een schuldeiser te vragen om bewijs van diens stelling dat hij de ‘proper creditor’ is, opdat bevrijdend kan worden betaald. Ter voorkoming van het risico van een schuldenaar dat aan de verkeerde persoon wordt betaald, mag de schuldenaar zijn prestatie opschorten, totdat de schuldeiser het bewijs als bedoeld in artikel 527 lid 2 CCU heeft geleverd. Op grond van artikel 6:37 BW is de schuldenaar bevoegd de nakoming van zijn verbintenis op te schorten, indien hij op redelijke gronden twijfelt aan wie de betaling moet geschieden. Bij toewijzing van de vorderingen van de Krim Musea of van de Staat Oekraïne dient het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te worden verklaard.

3.9.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

in reconventie

3.10.

Het APM vordert na wijziging van eis dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

( a) voor recht verklaart dat:

(i) het APM niet gehouden is tot afgifte van de Krimschatten aan die partij – de Krim Musea dan wel de Staat Oekraïne – wier vordering tot afgifte in conventie is afgewezen;

(ii) de opschorting door het APM van teruggave dan wel afgifte terecht is;

(iii) het APM niet is tekortgeschoten en/of onrechtmatig heeft gehandeld en derhalve geen grondslag bestaat voor enige schadevergoedingsverplichting van het APM jegens de Krim Musea en/of de Staat Oekraïne door de Krimschatten onder zich te houden, zolang niet in rechte is komen vast te staan, welke van deze partijen gerechtigd is tot teruggave dan wel afgifte daarvan;

( b) en voorts, indien de Krimschatten aan de Staat Oekraïne moeten worden afgegeven:

(i) de bruikleenovereenkomsten wegens gewijzigde omstandigheden ontbindt, althans het APM ontheft van de verplichting de Krimschatten aan de Krim Musea terug te geven;

(ii) de Staat Oekraïne veroordeelt tot vergoeding van de kosten die bij het APM ten behoeve van de Krimschatten zijn opgekomen, begroot op € 304.038,24, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis,

steeds met veroordeling van de Krim Musea en/of de Staat Oekraïne in de proceskosten en de nakosten.

3.11.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4 De beoordeling

5 De beslissing