Rechtbank Amsterdam, 24-02-2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:1251, 5526054 EA VERZ 16-1426
Rechtbank Amsterdam, 24-02-2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:1251, 5526054 EA VERZ 16-1426
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Amsterdam
- Datum uitspraak
- 24 februari 2017
- Datum publicatie
- 3 maart 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBAMS:2017:1251
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2021:303, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 5526054 EA VERZ 16-1426
Inhoudsindicatie
Een 64-jarige werknemer van ABN Amro die werd ontslagen bij een reorganisatie, heeft recht op een vergoeding.
Uitspraak
Afdeling privaatrecht - team kanton
zaaknummer: 5526054 EA VERZ 16-1426
beschikking van: 24 februari 2017
I n z a k e
wonende te [woonplaats]
verzoeker, nader te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. M.A.J. Aerts (ARAG)
t e g e n
gevestigd te Amsterdam
verweerster, nader te noemen: ABN AMRO
gemachtigde: mr. M.J.M.T. Keulaerds
[verzoeker] heeft op 16 november 2016 een verzoek ex artikel 7:673 juncto 7:686a van het Burgerlijk Wetboek (BW) ingediend, dat onder meer strekt tot toekenning van een vergoeding. Daarop is door ABN AMRO een verweerschrift ingediend.
Op 2 februari 2017 is de zaak mondeling behandeld. [verzoeker] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. ABN AMRO is verschenen bij [naam 1] (medewerker arbeidszaken), [naam 2] en [naam 3] , bijgestaan door de gemachtigde.
Beide partijen hebben hun standpunt uitgebreid nader toegelicht, deels aan de hand van een pleitnota. [verzoeker] heeft zijn verzoek gewijzigd. De kantonrechter heeft vragen gesteld en de griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen nader nog naar voren hebben gebracht.
Beschikking is bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten
1. Bij de beoordeling gaat de kantonrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden:
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1952, is op 1 juli 1981 bij ABN AMRO in dienst getreden. [verzoeker] was werkzaam op de afdeling IT Services - Services Management, in de functie van Service Management Analist II Credits NPL Bedrijven. Zijn laatstgenoten salaris bedroeg € 5.163,68 bruto per maand, exclusief vakantiegeld en overige emolumenten.
Als gevolg van de reorganisatie van de afdeling Service Management is de functie van [verzoeker] in februari 2015 komen te vervallen. Per 1 augustus 2015 is [verzoeker] boventallig verklaard. Op de boventalligheid van [verzoeker] is de zogenoemde Sociaal Plan CAO 1 januari 2013 - 1 januari 2014, verlengd tot 1 januari 2016 (verder het Sociaal Plan), van toepassing.
Ingevolge IV.3 Sociaal Plan wordt een werknemer voor wie na verval of wijziging van de functie door reorganisatie geen passende functie beschikbaar is, geplaatst in de Mobiliteitsorganisatie. Als alternatief voor gebruikmaking van de diensten van de Mobiliteitsorganisatie kan de werknemer ook kiezen voor een vrijwillig vertrek bij ABN AMRO onder uitkering van een 100%-stimuleringspremie (IV.4 Sociaal Plan) en, in het geval van [verzoeker] , acht bruto maandsalarissen, vermeerderd met 8/12e deel van de salaristoelage (IV.6 Sociaal Plan).
Op grond van IV.8 Sociaal Plan geldt indien gebruik wordt gemaakt van de Mobiliteitsorganisatie een zoektermijn van maximaal 12 maanden. Na deze datum wordt, indien er geen nieuwe functie is gevonden, de arbeidsovereen-komst beëindigd. Daarbij wordt een vergoeding aangeboden van 75% van de stimuleringspremie. De stimuleringspremie is voor wat betreft de A-factor (dienstjaren) gebaseerd op de oude tot 1 januari 2009 geldende kanton-rechtersformule.
De stimuleringsregeling is ingevolge IV.5 Sociaal Plan gemaximeerd op een bedrag gelijk aan de inkomstenderving tot de leeftijd waarop de betreffende werknemer op grond van de Pensioenregeling 2006 een uitkering ontvangt die gelijk is aan de uitkering die hij zou hebben ontvangen als hij omstreeks de 62-jarige leeftijd met pensioen was gegaan onder de vigeur van de Pensioen-regeling 2000 (de zogenaamde aftoppingsregeling). In beginsel ligt die leeftijd voor iedereen ergens tussen de 62 en 63 jaar.
Nu volgens ABN AMRO herplaatsing niet mogelijk was en [verzoeker] niet heeft gekozen voor vrijwillig vertrek, is [verzoeker] per 1 augustus 2015 in de mobiliteits-organisatie geplaatst. Zijn herplaatsingstermijn liep af per 1 augustus 2016. In deze plaatsingstermijn is het niet gelukt [verzoeker] te herplaatsen.
Op 11 september 2015 is [verzoeker] een beëindigingsovereenkomst aangeboden, vooruitlopend op het einde van de plaatsing in de mobiliteitsorganisatie. Als gevolg van de aftoppingsregeling is [verzoeker] geen stimuleringspremie aange-boden, althans deze is op nihil gezet. De stimuleringspremie zou zonder de aftopping uit IV.5 en IV.11 Sociaal Plan voor [verzoeker] het bedrag van (75% van € 307.702,38 bruto, zijnde) € 230.775,00 bruto hebben bedragen. [verzoeker] heeft ABN AMRO bij mail van 30 oktober 2015 en 13 maart 2016 laten weten niet in te stemmen met de beëindigingsovereenkomst.
Met toestemming van de ABN AMRO Ontslagadviescommissie is de arbeids-overeenkomst met ingang van 1 september 2016 opgezegd. [verzoeker] was toen 64 jaar en 6 maanden oud. ABN AMRO heeft [verzoeker] geen transitievergoeding betaald, onder verwijzing naar artikel XXII lid 7 van het Overgangsrecht WWZ. Deze transitievergoeding zou voor [verzoeker] het (maximale) bedrag van € 87.588,00 bruto hebben bedragen.
[verzoeker] heeft vervolgens per datum ontslag een uitkering uit hoofde van zijn vroegpensioen aangevraagd en gekozen voor een zogeheten hoog-laag-uitkering, welke aan [verzoeker] thans tijdelijk € 5.132,00 bruto (€ 2.899,00 netto) uitkeert. Over enkele jaren zal het uit te keren pensioen daardoor aanzienlijk lager uitvallen. Doordat [verzoeker] vroegpensioen heeft aangevraagd, bouwt hij geen verder ouderdomspensioen op. De opbouw van dat pensioen van [verzoeker] is gestopt op (ongeveer) 75%, terwijl als hij had doorgewerkt tot zijn AOW-leeftijd [verzoeker] (ongeveer) 90% van zijn middelloon had bereikt. De daarmee gepaard gaande “schade” aan de pensioenopbouw van [verzoeker] bedraagt (tenminste) € 34.000,-.
[verzoeker] is kostwinner en heeft nog studerende kinderen. Hij bereikt op 19 november 2017 zijn pensioengerechtigde (of AOW-) leeftijd.
Verzoek
2. [verzoeker] verzoekt de kantonrechter primair om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking, ABN AMRO te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van een ontslag-vergoeding van € 230.775,00 bruto (75% van de stimuleringspremie) en subsidiair de transitievergoeding van € 87.588,00 bruto. Een en ander onder verstrekking van een specificatie op straffe van de in het verzoekschrift vermelde dwangsommen, met wettelijke rente vanaf 1 (bedoeld is:) september 2016, buitengerechtelijke kosten en proceskosten. Meer subsidiair verzoekt [verzoeker] het bedrag van € 62.227,61 bruto (inkomensderving tot AOW-leeftijd) en uiterst subsidiair het bedrag van € 34.000,00 (gemiste pensioenopbouw)
3. Aan het primaire verzoek legt [verzoeker] ten grondslag – kort weergegeven – dat de aftopping van de stimuleringsregeling als opgenomen in IV.5 Sociaal Plan nietig is wegens verboden leeftijdsdiscriminatie op grond van artikel 13 van de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid (WGBLA). Verder doet hij een beroep op het gelijkheidsbeginsel waar het gaat om een mogelijke afwijking van het Sociaal Plan.
4. Aan het subsidiaire verzoek ligt onder verwijzing naar de uitspraak van 15 oktober 2015 van de kantonrechter Rotterdam (
) ten grondslag dat toepassing van artikel XXII lid 7 van het Overgangsrecht WWZ in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.5. Hetgeen verder is aangevoerd zal - voor zover relevant - hierna bij de beoordeling verder aan de orde komen.