Home

Rechtbank Amsterdam, 19-07-2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:8606, C/13/636885 / HA RK 17-301

Rechtbank Amsterdam, 19-07-2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:8606, C/13/636885 / HA RK 17-301

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
19 juli 2018
Datum publicatie
18 december 2018
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2018:8606
Formele relaties
Zaaknummer
C/13/636885 / HA RK 17-301

Inhoudsindicatie

Rekest; toewijzing verzoek tot verwijdering van persoonsgegevens uit zoekresultaat van zoekmachine Google; Costeja-arrest, belangenafweging; voorwaardelijke tuchtrechtelijke veroordeling als arts (chirurg), zwarte lijst, geanonimiseerde publicatie BIG-register; zwaarwegend privacybelang.

Uitspraak

beschikking

Afdeling privaatrecht

zaaknummer / rekestnummer: C/13/636885 / HA RK 17-301

Beschikking van 19 juli 2018

in de zaak van

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoekster,

gemachtigde de heer W.C.E. baron van Lynden te Amsterdam,,

tegen

de rechtspersoon naar buitenlands recht

GOOGLE LLC (voorheen Google Inc.),

gevestigd te Mountain View, California (Verenigde Staten),

verweerster,

advocaat mr. R.D. Chavannes te Amsterdam.

Partijen worden hierna [verzoekster] en Google genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit

-

het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 11 oktober 2017,

-

de Engelse vertaling van het verzoekschrift,

-

de tussenbeschikking van 25 januari 2018, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,

-

het verweerschrift met bijlagen,

-

het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, gehouden op 9 april 2018, met de daarin genoemde stukken.

1.2.

Partijen zijn in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken bij het (buiten hun aanwezigheid opgemaakte) proces-verbaal van de mondelinge behandeling. Zowel Van Lynden als mr. Chavannes hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt bij brieven van 25 april 2018. Deze beschikking wordt gewezen met inachtneming van de opmerkingen in deze brieven.

1.3.

De beschikking is bepaald op heden. Partijen zijn door de rechtbank van de uitgestelde beschikkingsdatum op de hoogte gebracht.

2 De feiten

2.1.

[verzoekster] is [soort specialisme] chirurg en werkzaam vanuit [plaats] .

2.2.

Google is exploitant van de internetzoekmachine Google Search (hierna: de zoekmachine). Deze zoekmachine helpt gebruikers om informatie elders op het internet te vinden. Gebruikers kunnen een of meer zoektermen opgeven, waarna de zoekmachine een pagina met zoekresultaten weergeeft. De zoekresultatenpagina toont hyperlinks die onder andere naar webpagina’s (ook wel: bronpagina’s) verwijzen met daarbij een snippet, een korte samenvatting van de pagina onder de titel (hierna hyperlink en snippet gezamenlijk ook: koppeling). De selectie en ordening van de zoekresultaten en de vertoning daarvan aan de gebruiker zijn het dynamisch product van een geautomatiseerd, algoritmisch proces. Dat algoritme selecteert en ordent zoekresultaten aan de hand van meer dan 200 factoren. De precieze werking van dit algoritme is een bedrijfsgeheim van Google.

2.3.

Op [datum 1] heeft [verzoekster] in haar kliniek een patiënte geopereerd, waarbij [omschrijving product] werden [operatie] , hierna: de operatie). Nadat [verzoekster] enige tijd na de operatie de kliniek had verlaten, is bij de patiënte een complicatie ( [complicatie] ) opgetreden. Vanwege deze complicatie is [verzoekster] naar de kliniek teruggekeerd en heeft zij de patiënte opnieuw geopereerd.

2.4.

De patiënte heeft een klacht tegen [verzoekster] ingediend vanwege het gebrek aan organisatie en nazorg na de operatie. Deze klacht heeft geleid tot een tuchtrechtelijke procedure als bedoeld in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: de wet BIG).

2.5.

Bij uitspraak van [datum 2] heeft het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg aan [verzoekster] een onvoorwaardelijke schorsing van haar inschrijving in het BIG-register voor de [periode] opgelegd. [verzoekster] heeft tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld.

2.6.

Bij uitspraak van [datum 3] heeft het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg de eerdere uitspraak vernietigd en aan [verzoekster] een voorwaardelijke schorsing van haar inschrijving voor [termijn 2] opgelegd met een proeftijd van [periode proeftijd] . De uitspraak luidt – voor zover hier relevant – als volgt:

“(...)

Maatregel

4.18.

[omschrijving maatregel]

4.19.

[omschrijving maatregel]

4.20.

[omschrijving maatregel]

2.7.

Als in de zoekmachine de zoekopdracht ‘ [verzoekster] ’ wordt ingevoerd, wordt een aantal zoekresultaten weergegeven. Ten tijde van het indienen van het verzoekschrift en ten tijde van het schrijven van deze beschikking bevinden zich onder de zoekresultaten de volgende twee koppelingen:

op de eerste pagina, op de derde plaats:

Citaat verwijderd.

Op de bronpagina van deze koppeling staat de vermelding van [verzoekster] op de ‘ zwarte lijst artsen ’ (hierna: de ‘ zwarte lijst artsen ’). De bronpagina toont een foto van [verzoekster] en vermeldt onder meer haar BIG-nummer en de integrale tekst van de uitspraak van het Centraal Tuchtcollege (de tuchtrechtelijke veroordeling) en een samenvatting daarvan;

en (thans) op die pagina onderaan:

Citaat verwijderd.

Op de bronpagina van deze koppeling zijn de titel en de eerste vijf regels van een artikel dat op [datum 4] is gepubliceerd op de website van een regionale krant weergegeven (zie ook hierna onder 3.1).

2.8.

Op de eerste pagina van het zoekresultaat wordt ook een foto van [verzoekster] getoond. Deze foto is tevens een koppeling die verwijst naar de foto van [verzoekster] die is weergegeven op de website zwartelijstartsen.nl .

2.9.

De websites sin-nl.org en zwartelijstartsen.nl zijn opgesteld en worden gebruikt door de stichting Stichting Slachtoffers Iatrogene Nalatigheid Nederland (SIN-NL) . Dit betreft een éénpersoonsstichting van [naam 1] .

2.10.

In 2017 heeft [verzoekster] bij Google schriftelijk een verzoek tot verwijdering van de koppelingen ingediend. Google heeft dit verzoek afgewezen. Haar afwijzende reactie luidt – voor zover hier relevant – als volgt.

“(…)

In dit geval lijkt het erop dat de URL’s in kwestie betrekking hebben tot aangelegenheden van wezenlijk belang voor het publiek met betrekking tot uw professionele leven. Deze URL’s kunnen bijvoorbeeld van belang zijn voor potentiële of huidige consumenten, gebruikers of deelnemers van uw diensten. Informatie over de recente beroepen of bedrijven waarbij u betrokken was kan ook van belang zijn voor potentiële of huidige consumenten, gebruikers of deelnemers van uw diensten. Dienovereenkomstig wordt de verwijzing naar dit document in onze zoekresultaten voor uw naam gerechtvaardigd door het belang van het grote publiek hier toegang toe te hebben.

(...)”.

2.11.

Op 8 augustus 2017 heeft Van Lynden zich namens [verzoekster] tot de Autoriteit Persoonsgegevens (hierna: de AP) gewend voor bemiddeling.

2.12.

Bij brief van 31 augustus 2017 heeft de AP laten weten het verzoek van [verzoekster] om bemiddeling af te wijzen. Deze brief luidt – voor zover hier relevant – als volgt:

“(...)

De informatie in de zoekresultaten is, voor zover de AP dit kan beoordelen, niet kennelijk onjuist. De gevonden URL’s verwijzen naar zoekresultaten die berichten over de voorwaardelijke schorsing van uw cliënt (…). De proeftijd is momenteel nog niet verlopen. Het gaat dan ook om relevante (niet verouderde) informatie. Dat de informatie buitensporig en niet ter zake dienend zou zijn, kan de AP niet vaststellen. Het gaat om een voorwaardelijke schorsing van [termijn 2] die weliswaar verstreken is, maar waarvan de proeftijd nog loopt tot [einde termijn] . De zoekresultaten bevatten verder geen informatie over het provéleven van uw cliënt maar richten zich op haar professionele leven. Het is voor bijvoorbeeld toekomstige patiënten belangrijk om die informatie te kunnen vinden. Uw argument dat de informatie in kwestie terug te vinden is in het BIG-register doet naar de mening van de AP onvoldoende recht aan dit belang. Het specifiek doorzoeken van het BIG-register is een actie die de gemiddelde patiënt bij de keuze voor een arts niet zal voeren.

(…)”.

3 Het verzoek en het verweer

3.1.

Het verzoek van [verzoekster] strekt ertoe dat Google wordt opgedragen de hiervoor onder 2.7 en 2.8 vermelde koppelingen te verwijderen uit de zoekresultaten, alsmede een koppeling die (soms) op de tweede pagina van het zoekresultaat verschijnt: een koppeling naar de site sin-nl.org . De bronpagina van deze koppeling toont een artikel dat op [datum 4] is gepubliceerd op de website van een regionale krant. Het artikel is kennelijk gepubliceerd naar aanleiding van de uitspraak van het Centraal Tuchtcollege en bevat met name een samenvatting van die uitspraak. Waar in het artikel de naam van [verzoekster] niet voorkomt, is dat wel het geval in de kop die op de bronpagina aan het artikel is toegevoegd. Deze en de onder 2.7 en 2.8 vermelde koppelingen worden hierna samen ‘de koppelingen’ genoemd. Aldus verzoekt [verzoekster] de rechtbank, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking, Google te veroordelen:

  1. binnen zeven dagen na de beschikking de koppelingen te verwijderen uit de zoekresultaten en verwijderd te houden, zodanig dat deze niet meer worden getoond aan gebruikers die vanuit Nederland deze zoekopdracht geven, en ook te verwijderen uit Google.com, Google.nl en alle lokale EU versies van Google Search;

  2. dan wel per [datum 5] (het aflopen van de proeftijd) de koppelingen te blokkeren;

  3. bij niet nakoming van a of b op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag;

  4. tot betaling van de proceskosten.

3.2.

[verzoekster] legt aan haar verzoek het volgende ten grondslag. Primair beroept [verzoekster] zich op artikel 16 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en artikel 10 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (EU) 2016/679 (hierna: de AVG), mede onder verwijzing naar het arrest van het gerechtshof Den Haag van 23 mei 2017 (ECLI:NL:GHDHA:2017:1360), omdat de koppelingen tuchtrechtelijke persoonsgegevens bevatten die gekwalificeerd moeten worden als strafrechtelijke persoonsgegevens. De verwerking daarvan is ingevolge de genoemde bepalingen verboden. Van een categorisch verbod, zoals de rechtbank Amsterdam in meerdere beschikkingen heeft overwogen, is daarbij geen sprake.

3.3.

Subsidiair beroept [verzoekster] zich op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 13 mei 2014 met zaaknummer C-131/12 inzake Google Spain vs. Costeja (hierna: het Costeja-arrest ) en het arrest van de Hoge Raad van 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:316 (hierna: het X/Google-arrest), alsmede op artikel 17 van de AVG (het recht op vergetelheid).

3.4.

De te verrichten belangenafweging moet in dit geval, overeenkomstig het in het Costeja-arrest geformuleerde uitgangspunt, in het voordeel van [verzoekster] uitvallen. Daartoe wijst [verzoekster] erop dat geen of slechts een gering publiek belang bestaat bij de koppelingen. De koppelingen bevatten slechts informatie over één incident, zijn daarmee niet representatief, maar wel allesoverheersend, omdat de koppeling naar de ‘ zwarte lijst artsen ’ bovenaan in de zoekresultaten staat vermeld en 60 tot 70% van de clicks bij Google de eerste drie zoekresultaten betreft. Hierdoor geven de koppelingen geen evenwichtig beeld van de capaciteiten van [verzoekster] of de gang van zaken binnen haar praktijk. De informatie op de ‘ zwarte lijst artsen ’ is vooral niet representatief, omdat slechts een, vrij willekeurig, deel van alle tuchtrechtelijke uitspraken op vergelijkbare wijze wordt gekoppeld aan de naam van een behandelaar. [verzoekster] is geen public figure. Ook als zij wel zo wordt beschouwd, heeft het publiek geen belang bij deze specifieke informatie over haar. De regionale krant heeft een kort bericht gewijd aan de uitspraak van het Centraal Tuchtcollege, maar heeft daarbij de naam van [verzoekster] bewust weggelaten. Er is dus een journalistieke afweging gemaakt om de naam van [verzoekster] niet te vermelden. Er is geen sprake van een publiek debat over de tuchtrechtelijke veroordeling.

3.5.

SIN.NL en de ‘ zwarte lijst artsen ’ zijn de enige sites die wel die koppeling tussen [verzoekster] en de tuchtrechtelijke veroordeling maken. [verzoekster] ondervindt substantiële, bovenmatige hinder van de koppelingen in haar praktijk, maar ook privé, en wordt er telkens weer mee geconfronteerd. Voor een groot deel van het publiek is niet evident dat het niet gaat om een officiële zwarte lijst . Voorts is van belang dat Google niet neutraal is in haar verwerkingen, maar, door met de instellingen van haar algoritme te focussen op gebruikerssignalen, sensationele inhoud beloont.

3.6.

Ten slotte is de ‘ zwarte lijst artsen ’ in strijd met artikel 36 Wbp, nu voor de zwarte lijst geen toestemming is gekregen van de AP, hetgeen wel is vereist. Daarnaast is de zwarte lijst in strijd met de wet BIG, die voorziet in een uitgekiend wettelijk systeem om anonieme bekendheid te geven aan beroepsbeoefenaren die een (voorwaardelijke) maatregel opgelegd hebben gekregen. Op die wijze is de informatie voor geïnteresseerden reeds te vinden, zodat geen publiek belang bestaat bij de koppelingen. Dat [verzoekster] op een zwarte lijst staat, een lijst van ongewenste personen, betekent veel meer dan de enkele verwerking van een tuchtrechtelijke veroordeling; het geeft een nieuwe, extra dimensie.

3.7.

Ten slotte wijst [verzoekster] erop dat zij de foto niet zelf heeft geüpload of ter beschikking gesteld, noch toestemming gegeven voor het gebruik ervan. Uit de foto kan eenvoudig haar ras, een bijzonder persoonsgegeven, worden afgeleid. Voor zover de overige koppelingen een publiek doel dienen, is de verwerking van de foto in elk geval niet noodzakelijk, aldus steeds [verzoekster] .

3.8.

Google verzet zich tegen het verzoek en stelt zich op het standpunt dat zij het verwijderingsverzoek van [verzoekster] terecht heeft afgewezen. Zij voert daartoe – kort weergegeven – het volgende aan. In deze zaak is – sinds de inwerkingtreding van de AVG – geen sprake van bijzondere persoonsgegevens. Afgezien daarvan is een recente en terechte lijn van de rechtbank Amsterdam dat de regel dat bijzondere persoonsgegevens altijd verwijderd moeten worden, niet opgaat. Het verwijderingsverzoek van [verzoekster] voldoet niet aan de criteria van artikel 36 Wbp en het Costeja-arrest . Uit het Costeja-arrest en de Wbp kunnen twee van elkaar te onderscheiden grondslagen voor verwijdering worden afgeleid, te weten die van artikel 36 en 40 Wbp. Als aan de criteria van artikel 36 Wbp niet is voldaan, biedt die bepaling geen grondslag voor verwijdering. De bijzondere en zwaarwegende persoonlijke omstandigheden van de betrokkene kunnen evenwel op grond van artikel 40 Wbp alsnog grond zijn voor verwijdering.

3.9.

De belangenafweging moet in dit geval in het nadeel van [verzoekster] uitvallen. Google wijst daarbij op het volgende: a) er is sprake van ernstig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen, hetgeen ook blijkt uit de aan [verzoekster] opgelegde maatregel; b) [verzoekster] heeft niet concreet onderbouwd of aannemelijk gemaakt dat zij van de koppelingen substantiële hinder heeft ondervonden; c) [verzoekster] heeft als arts per definitie een rol in het maatschappelijk leven, en heeft bovendien zichzelf tot op bepaalde hoogte tot publiek figuur gemaakt, waarbij de veroordeling ook nog eens relevant is in het publiek debat waar [verzoekster] zelf aan deelneemt; d) de koppelingen kunnen worden geplaatst in een bredere maatschappelijke en politieke discussie over openbaarmaking van tuchtrechtelijke sancties; e) de koppelingen zijn de enige zoekresultaten die verwijzen naar haar vermelding op de ‘ zwarte lijst artsen ’ en naar informatie over haar tuchtrechtelijke veroordeling. Verwijdering van de koppelingen zou ertoe leiden dat de informatie over het handelen van [verzoekster] niet meer via de zoekmachine kan worden gevonden. Patiënten kunnen dan in theorie nog in het BIG-register zoeken, maar dat weten de meesten niet en bovendien ontbreekt in het BIG-register elke informatie over de feitelijke context van de tuchtrechtelijke veroordeling.

3.10.

Subsidiair heeft Google verweren gevoerd ten aanzien van de (territoriale) reikwijdte van een veroordeling en de gevorderde dwangsom.

3.11.

Op de stellingen van partijen zal hierna – voor zover nodig – nader worden ingegaan.

4 De beoordeling

5 De beoordeling