Rechtbank Amsterdam, 05-09-2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:5798, 9686839 EL 22-10
Rechtbank Amsterdam, 05-09-2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:5798, 9686839 EL 22-10
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Amsterdam
- Datum uitspraak
- 5 september 2024
- Datum publicatie
- 4 oktober 2024
- ECLI
- ECLI:NL:RBAMS:2024:5798
- Zaaknummer
- 9686839 EL 22-10
Inhoudsindicatie
Effectenleasezaak
Uitspraak
Vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling Privaatrecht
Zaaknummer 9686839 EL 22-10
vonnis van de kantonrechter van 5 september 2024
in de zaak tussen
[eiser 1] , die te deze
optreedt voor zichzelf als ook in hoedanigheid van nabestaande en erfgenaam van [overledene] , tijdens leven wonende te wonende te [woonplaats 1] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij in de hoofdzaak,
gemachtigde: mr. G. van Dijk (Leaseproces),
en
[eiser 2] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
eiser in het incident tot voeging
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in de hoofdzaak en verwerende partij in het incident,
gemachtigde: USG Legal Professionals.
Partijen worden hierna [eiser 1] , [eiser 2] en Dexia genoemd.
1 De verdere procedure
Het verloop van de verdere procedure blijkt uit:
- -
-
Het tussenvonnis van 16 juni 2022;
- -
-
de akte uitlaten bewijs van [eiser 1] van 8 september 2022;
- -
-
de akte uitlaten producties van Dexia van 3 november 2022;
- -
-
de rolbeslissing van 13 juli 2023;
- -
-
de akte na tussenvonnis en incidentele conclusie tot voeging van [eiser 1] van 18 juli 2024;
- -
-
de antwoordakte tevens houdende conclusie van antwoord inzake het incident tot voeging van Dexia van 15 augustus 2024.
Hierna is vonnis bepaald.
2 De beoordeling van het incident tot voeging
Bij tussenvonnis in de hoofdzaak van 16 juni 2022 is [eiser 1] in de gelegenheid gesteld om bij akte nader bewijs in het geding te brengen dat hij - als erfgenaam van [overledene] - bevoegd is in deze procedure op te treden. Bij akte van 8 september 2022 heeft [eiser 1] een verklaring van erfrecht overgelegd.
Gelet op de inhoud van de verklaring van erfrecht blijkt dat de heer [de vader] (de vader van [eiser 1] , verder [de vader] ) met uitsluiting van een ieder, gerechtigd is tot alle goederen die behoren tot de (door het overlijden van [overledene] ) ontbonden huwelijksgemeenschap en de daarin begrepen nalatenschap en hij als enig rechthebbende bevoegd om deze goederen te beheren en daarover te beschikken.
Uit het bij de akte na tussenvonnis en incidentele conclusie tot voeging van 18 juli 2024 overgelegde uittreksel uit een overlijdensakte blijkt dat [de vader] op [overlijdensdatum] 2022 is overleden. [eiser 1] stelt zich op het standpunt dat de enige erfgenamen van [overledene] die ten behoeve van de gemeenschap der nalatenschap van [overledene] nu nog kunnen procederen de zonen (en afstammelingen) van [overledene] zijn. [eiser 1] verzoekt voeging van [eiser 2] (de broer van [eiser 1] , verder: [eiser 2] ). Dexia heeft hetgeen [eiser 1] bij akte van 18 juli 2024 heeft gesteld omtrent de erfopvolging verder niet betwist.
Ingevolge artikel 217 Rv kan eenieder die een belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding vorderen zich daarin te mogen voegen. Voor het aannemen van een belang bij voeging is voldoende dat de partij die voeging vordert nadelige gevolgen kan ondervinden van een uitkomst van de procedure die ongunstig is voor de partij aan wier zijde de derde zich voegt (HR 14 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC6692, NJ 2008/168; HR 6 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5241, NJ 2014/58). Nu onweersproken is gesteld dat [eiser 2] (de enige) mede-erfgenaam is die ten behoeve van de gemeenschap der nalatenschap van [overledene] nu nog kan procederen en een eventuele niet-ontvankelijkheid van [eiser 1] nadelig (vertraging vaststelling vordering) kan zijn voor [eiser 2] , is het in artikel 217 Rv vereiste belang gegeven. Er is verder geen strijd met de eisen van een goede procesorde of misbruik van procesrecht, zodat de vordering tot voeging zal worden toegestaan.
De proceskosten in het incident zullen worden gecompenseerd.
3 De verdere beoordeling in de hoofdzaak
Verwezen wordt naar het tussenvonnis van 16 juni 2022. De kantonrechter blijft bij hetgeen daarin is overwogen en beslist, met inachtneming van het volgende.
Nu contractant ( [de vader] ) is overleden heeft [eiser 1] c.s. geen belang meer bij de gevorderde doorhaling van de registratie van contractant bij het BKR. Dit onderdeel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding.
Dexia zal worden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten (inclusief nakosten) aan de zijde van [eiser 1] c.s. gevallen. De proceskosten van [eiser 1] c.s. worden begroot op:
- dagvaarding € 125,03
- griffierecht € 86,00
- salaris gemachtigde € 542,00 (2 x tarief € 271,00)
- nakosten € 135,00
Totaal € 888,03.
De kantonrechter zal vonnis wijzen zoals hierna is beslist.