Rechtbank Den Haag, 25-10-2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:15529, 7084484 RP VERZ 18-50411
Rechtbank Den Haag, 25-10-2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:15529, 7084484 RP VERZ 18-50411
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 25 oktober 2018
- Datum publicatie
- 7 januari 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2018:15529
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2019:1944
- Zaaknummer
- 7084484 RP VERZ 18-50411
Inhoudsindicatie
Werknemer gaat akkoord met regeling ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Daarnaast een verzoek tot (aanvullende) schadevergoeding die is gebaseerd op de stelling dat er geen voldragen ontslaggrond (in dit geval de a-grond) is.
Gestelde tekortkoming in de nakoming door reorganisatie.
Uitspraak
Zittingsplaats ’s-Gravenhage
MN
Zaaknr.: 7084484 RP VERZ 18-50411
Uitspraakdatum: 25 oktober 2018
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. A.E.M. de Ruijter,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid NN Insurance Personeel B.V,
gevestigd te Den Haag,
verwerende partij,
gemachtigde: [gemachtigde] .
Partijen worden hierna de [verzoekster] en NN genoemd.
1 Het procesverloop
[verzoekster] heeft de kantonrechter bij verzoekschrift met producties, bij de griffie ingekomen op 20 juli 2018, verzocht:
a. voor recht te verklaren dat NN ten opzichte van [verzoekster] toerekenbaar te kort is geschoten in de nakoming van de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] op grond van artikel 7:686 Burgerlijk Wetboek (BW) door haar zonder wettelijke grondslag eenzijdig de werkzaamheden behorend bij de functie van [functie] te ontnemen, en dat NN verplicht is de (inkomens- en pensioen)schade die [verzoekster] dientengevolge lijdt aan [verzoekster] te vergoeden;
b. voor recht te verklaren dat de door [verzoekster] te lijden (inkomens- en pensioen)schade dient te worden berekend uitgaande van de fictieve situatie dat [verzoekster] vanaf de datum uitdiensttreding nog 8,15 jaar in dienst van NN zou zijn gebleven, dus over de periode van 1 mei 2018 tot 26 juni 2026;
c. NN te veroordelen om aan [verzoekster] te voldoen een bedrag van in totaal € 945.034,39 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juli 2018 tot aan de voldoening;
d. NN te veroordelen om aan [verzoekster] te vergoeden alle kosten (van rechtsbijstand) die [verzoekster] vanaf 15 maart 2017 heeft moeten maken ter zake van het vaststellen van de aansprakelijkheid van NN en de vaststelling van de dientengevolge door haar geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat;
e. NN te veroordelen in de kosten van deze procedure.
Op 17 september 2018 heeft de mondelinge behandeling plaats gevonden. Verschenen zijn [verzoekster] in persoon vergezeld van mr. M.A.M. Lem namens de gemachtigde en namens NN mw. [X] en mw. [Y] , vergezeld van de gemachtigde van NN. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt die zich in het procesdossier bevinden. Beide partijen hebben een pleitnota overgelegd. De beschikking is (nader) bepaald op heden.
2 De feiten
NN heeft werknemers in dienst ten behoeve van de in Nederland gevestigde dochtermaatschappijen van de naamloze vennootschap NN Group N.V. (hierna: NN Group). NN Group is onderdeel van bank en verzekeraar Internationale Nederlanden Groep en verricht onder haar eigen naam (waarbij NN staat voor Nationale Nederlanden) verzekeringsactiviteiten.
[verzoekster] , geboren op [geboortedag] 1966, is op 1 juni 1998 in dienst getreden bij (een rechtsvoorganger van) NN. Zij is in diverse functies voor de NN Group en haar rechtsvoorgangers werkzaam geweest. Van 2013 tot 1 mei 2018 is zij werkzaam geweest als [functie] op de afdeling [afdeling] . Dit betrof een functie op schaal 11. Haar salaris bedroeg, inclusief additionele componenten, € 7.983,00 bruto per maand. Daarnaast profiteerde zij voor wat betreft bank- en verzekeringsproducten van de NN Group van personeelscondities.
Op 2 februari 2017 heeft NN Group de daartoe geëigende ondernemingsraad advies gevraagd in verband met een voorgenomen reorganisatie binnen het Service Centre Finance van NN Group per, uiterlijk, 31 maart 2017. In de adviesaanvrage is vermeld dat de afdeling waar [verzoekster] werkzaam is komt te vervallen en een nieuw team “ [afdeling] ” wordt opgericht. In dit team zal onder meer een functie bestaan met de titel [functie] . Volgens de adviesaanvraag wijzigt ten gevolge van de reorganisatie de functie van [functie] , de functie waarin [verzoekster] werkzaam was.
De ondernemingsraad heeft de gewijzigde functies laten toetsen door een onafhankelijk specialist functiewaardering en heeft op 7 maart 2017 advies uitgebracht. Er is positief geadviseerd onder voorwaarden waaronder de voorwaarde dat het Sociaal Plan NN d.d. 1 januari 2016 -31 maart 2017, bedoeld om gevolgen van reorganisaties op te vangen, op de onder 2.3. vermelde reorganisatie wordt toegepast. De gestelde voorwaarden inclusief de toepasselijkheid van voormeld sociaal plan zijn door NN Group geaccepteerd.
In het sociaal plan is onder meer vermeld dat een beëindigingsvergoeding wordt berekend aan de hand van, kort gezegd, de voorafgaand aan de inwerkingtreding van het wetsvoorstel Werk en Zekerheid (WWZ) gangbare kantonrechtersformule. Daarbij is bepaald dat in de aldus berekende beëindigingsvergoeding de transitievergoeding is begrepen.
[verzoekster] heeft in het kader van voormelde reorganisatie een sollicitatiegesprek gevoerd. Zij heeft vervolgens een brief gedateerd op 13 maart 2017 van NN ontvangen waarin onder meer het volgende is vermeld:
“Your job will be either modified materially or terminated. This means your current job will not be a part of the new organisation. In accordance with the Social Plan, a selection procedure has taken place for other jobs. This has not resulted in your being placed in any of these jobs, which means you will become redundant.”
[verzoekster] is met ingang van 15 maart 2017 overtollig verklaard.
Desgevraagd heeft [verzoekster] een toelichting ontvangen op de redenen die er toe hebben geleid dat zij niet is geplaatst. [verzoekster] heeft daartegen vervolgens, met inachtneming van de regels die in dat verband in het sociaal plan zijn opgenomen, bezwaar gemaakt bij de Werkzekerheidscommissie (WZC), een interne commissie binnen de NN Group die bestaat uit (3) werkgevers- en (3) werknemersvertegenwoordigers (dat wil zeggen vertegenwoordigers van vakbonden die betrokken zijn geweest bij de opstelling van het sociaal plan). De WZC heeft aanleiding gezien de functies nogmaals te laten toetsen door functiewaarderingsspecialisten en heeft daartoe twee deskundigen aangesteld, te weten de heer [betrokkene 1] van de vakorganisatie FNV en mw. [betrokkene 2] , verbonden aan Korn Ferry Hay Group. Voormelde personen hebben aan de WZC advies uitgebracht. In haar einduitspraak van 22 november 2017 heeft de WZC de bezwaren van [verzoekster] ongegrond verklaard.
NN heeft aan [verzoekster] aangegeven tot een einde van het dienstverband te willen komen. Partijen zijn in overleg getreden en dat heeft geresulteerd in een overeenstemming tussen partijen. Van de kant van [verzoekster] is daarbij een juridisch adviseur betrokken geweest. De vertegenwoordigers van [verzoekster] hebben met NN over een regeling gecorrespondeerd. Zij zijn het eens geworden over de materiële voorwaarden van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, waarbij [verzoekster] zich het recht heeft voorbehouden aanspraak te maken op aanvullende schadevergoeding als gevolg van onterecht verlies van haar dienstbetrekking.
Bij brief van 2 februari 2018 heeft [verzoekster] NN aansprakelijk gesteld voor schade die zij als gevolg van toerekenbaar te kort schieten door NN in de nakoming van de arbeidsovereenkomst stelt te lijden en te hebben geleden.
De arbeidsovereenkomst tussen [verzoekster] en NN is per 1 mei 2018 beëindigd. Aan [verzoekster] is in verband hiermee de op het sociaal plan gebaseerde beëindigingsvergoeding uitbetaald (€ 171.608,= bruto).
3 De verzoeken
De verzoeken van [verzoekster] zijn hiervoor onder 1.1. weergegeven.
Aan deze verzoeken legt [verzoekster] , onder verwijzing naar de feiten, het navolgende ten grondslag.
[verzoekster] meent dat de in het kader van de reorganisatie nieuw gecreëerde functie [functie] beschouwd moet worden als een uitwisselbare functie ten opzichte van haar oude functie van [functie] (vgl. hiervoor onder 2.3.). Dit betekent dat, anders dan NN meent, [verzoekster] aanspraak had op voortzetting van de bedongen werkzaamheden.
Indien dit betoog niet wordt gehonoreerd geldt dat had moeten worden geconcludeerd dat [verzoekster] geschikt is voor de functie van [functie] .
[verzoekster] heeft bovendien de rechtsgeldigheid van de reorganisatie als zodanig en het verval van de functie van [functie] ter discussie gesteld. Volgens [verzoekster] kunnen partijen, waaronder [verzoekster] , zich te allen tijde tot de kantonrechter wenden met een verzoek tot schadevergoeding op grond van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, waaraan niet af doet dat er onder de werking van het sociaal plan al een vergoeding is geïncasseerd. Aan [verzoekster] zijn ten onrechte haar werkzaamheden ontnomen en het is volgens haar aan NN om (in het kader van wat zij noemt een bevrijdend verweer) te stellen en zo nodig te bewijzen dat de reorganisatie en het verval van de functie van [verzoekster] rechtsgeldig zijn, dat de functie van [verzoekster] is vervallen dan wel [verzoekster] ten onrechte als ongeschikt is beoordeeld voor de functie waarvoor zij heeft geopteerd.
NN heeft verweer gevoerd waarop, voor zover nodig, in het navolgende wordt ingegaan.