Home

Rechtbank Den Haag, 28-07-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:7948, 7860219 RL EXPL 19-14508

Rechtbank Den Haag, 28-07-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:7948, 7860219 RL EXPL 19-14508

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
28 juli 2020
Datum publicatie
20 augustus 2020
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2020:7948
Formele relaties
Zaaknummer
7860219 RL EXPL 19-14508

Inhoudsindicatie

Klokkenluiderszaak. Vordering tot vergoeding van de door de klokkenluider gestelde benadeling afgewezen. Alles bijeen genomen was naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende vast komen te staan dat werkgever werknemer actief had benadeeld. Bovendien kwam het causaal verband tussen de melding van een misstand en de benadeling onvoldoende vast te staan. Daarbij heeft de klokkenluider ook niet gehandeld zoals van hem in de gegeven omstandigheden verwacht mocht worden.

Uitspraak

Zittingsplaats ’s-Gravenhage

RvV/d

Zaak-/rolnummer: 7860219 RL EXPL 19-14508

28 juli 2020

Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,

verwerende partij in reconventie,

gemachtigde: mr. P.H. Mahieu (STV Mahieu advocaten),

tegen

De publiekrechtelijke Rechtspersoon: Rechtspersoon met Wettelijke Taak (TWT) Nederlandse Organisatie voor Toegepast-Natuurwetenschappelijk Onderzoek TNO,
zetelende te Den Haag,
gedaagde partij in conventie,

eisende partij in reconventie,

gemachtigde: mr. J.M. van Slooten (Stibbe).

Partijen worden aangeduid als “ [eiser] ” en “TNO”.

1 Het procesverloop

1.1.

De kantonrechter heeft in deze zaak acht geslagen op de volgende stukken:

- de dagvaarding van 13 juni 2019 met 125 producties (nrs. 1 tot en met 125);

- de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende een conclusie van eis in reconventie met 105 producties (nrs. 1 tot en met 105);

- de conclusie van antwoord in reconventie met 122 producties (nrs. 126 tot en met 248).

1.2.

In deze zaak heeft op 6 december 2019 een zitting plaatsgevonden. De zaak is toen niet inhoudelijk met partijen besproken. Wel is met partijen gesproken over het verdere verloop van de procedure. In overleg met partijen heeft de kantonrechter toen een nieuwe zitting bepaald op 20 maart 2020. Ook is aan partijen te kennen gegeven dat zij met een brief geïnformeerd zouden worden over de elementen die van belang zijn voor de beantwoording van de (relevante) rechtsvragen. Deze brief is op 24 januari 2020 aan partijen verzonden en bevindt zich in het procesdossier.

1.3.

De nieuwe zitting heeft vanwege de uitbraak van het coronavirus pas plaatsgevonden op 19 juni 2020. Tijdens die zitting is [eiser] in persoon verschenen en hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens TNO zijn [betrokkene 1] en [betrokkene 2] verschenen. Zij werden bijgestaan door mrs. J.M. van Slooten en J. Tjaden. Van hetgeen door partijen tijdens de zitting naar voren is gebracht, heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Deze aantekeningen bevinden zich ook in het procesdossier. Een schikking is niet bereikt.

1.4.

De uitspraak is vervolgens bepaald op heden.

2 Feiten in conventie en in reconventie

2.1.

TNO is een onafhankelijke onderzoeksorganisatie.

2.2.

[eiser] is geboren op [geboortedag] 1968. Hij is op 6 augustus 2007 in dienst getreden bij TNO. Zijn laatstverdiende salaris bedroeg € 7.067,- bruto (exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten). Op de arbeidsovereenkomst zijn de Arbeidsvoorwaarden TNO van toepassing verklaard.

2.3.

In artikel 6.4 van de Arbeidsvoorwaarden TNO is een geheimhoudingsbeding opgenomen. In dat beding is bepaald dat [eiser] tijdens en na afloop van zijn dienstverband verplicht is tot geheimhouding van al hetgeen hem in het kader van zijn dienstverband met TNO ter kennis komt.

2.4.

Verder is op alle werknemers van TNO een bedrijfscode van toepassing. In de bedrijfscode van 1 januari 2014 is bepaald dat iedere medewerker van TNO ervoor zorgt dat onderzoek wordt uitgevoerd op zorgvuldige, betrouwbare, controleerbare, onpartijdige en onafhankelijke wijze.

2.5.

TNO kent een interne klokkenluidersregeling. In de klokkenluidersregeling van 1 januari 2016 is het volgende, voor zover relevant, bepaald:

“(…)

Artikel 2

Melding van een vermoeden van een misstand

(…)

9 De melder en de Commissie nemen tijdens de behandeling van de melding vertrouwelijkheid naar binnen en naar buiten in acht.

Artikel 3

Advies en besluit

(…)

2 Indien de melding ontvankelijk is, meldt de Commissie binnen zes weken schriftelijk haar bevindingen en het daarmee samenhangende advies aan de Raad van Bestuur.

(…)

4 Indien de bevindingen en het advies niet binnen zes weken kunnen worden gemeld, kan de Commissie de afhandeling van het advies voor ten hoogste vier weken verdagen. De Commissie stelt de Raad van Bestuur, de melder en/of de leidinggevende hiervan schriftelijk in kennis.

5 De Raad van Bestuur besluit over het gegeven advies binnen twee weken nadat de bevindingen en het advies door de Commissie zijn gemeld.

(…)

Artikel 4

Beroepsmogelijkheid

1 De melder dan wel de leidinggevende kan zich in het kader van de beroepsmogelijkheid wenden tot de Raad van Toezicht indien:

(…)

b De melder het niet eens is met het besluit van de Raad van Bestuur, genoemd in artikel 3.

c De melder dan wel de leidinggevende geen bericht heeft ontvangen binnen de termijnen genoemd in artikel 3.

(…)

4 De Raad van Toezicht stuurt de melder en/of de leidinggevende per omgaande een ontvangstbevestiging. De bevestiging bevat het gemelde vermoeden van een misstand en het moment waarop de melder dit vermoeden, dan wel het besluit of situatie zoals genoemd in lid 1 van dit artikel, kenbaar heeft gemaakt.

(…)

6 De Raad van Toezicht benoemt twee externe, onafhankelijke deskundigen om zich een oordeel te vormen over de melding.

7 De benoemde deskundigen kunnen per gemeld vermoeden van een misstand, dan wel het besluit of situatie zoals genoemd in lid 1 van dit artikel andere personen zijn.

8 De deskundigen melden hun bevindingen binnen vier weken aan de Raad van Toezicht.

9 De Raad van Toezicht besluit binnen twee weken na ontvangst van het externe advies, zoals genoemd in lid 7 van dit artikel, en meldt dit schriftelijk aan de Raad van Bestuur.

(…)

Artikel 6

Rechtsbescherming van de melder (…)

1 De Raad van Bestuur ziet erop toe dat een melder die met inachtneming van de bepalingen in deze regeling te goeder trouw een (vermoeden van een) misstand of onregelmatigheid heeft gemeld, op geen enkele wijze in zijn positie wordt benadeeld als gevolg van het melden daarvan.

(…)”

2.6.

In of omstreeks begin april 2016 heeft [eiser] bij TNO een aantal mogelijke misstanden aan de orde gesteld die zich richten tegen [betrokkene 3] (hierna: [betrokkene 3] ). [betrokkene 3] is bij TNO werkzaam in de functie van [functie] . Daarna hebben [eiser] en zijn direct leidinggevende [leidinggevende] (hierna: [leidinggevende] ) per e-mail contact gehad over een aantal praktische afspraken. Zo is in een e-mail van 14 april 2016 te lezen dat het verstandig wordt geacht dat [eiser] geen contact heeft met de medewerkers van de afdeling Roadmap CSR.

2.7.

Op 22 april 2016 heeft TNO een e-mail verzonden aan [eiser] . In die e-mail staat dat TNO een opdracht zal geven aan [betrokkene 18] ( [functie] ) om een interne evaluatie te laten uitvoeren. [eiser] heeft hierna te kennen gegeven dat hij zich hierin niet kon vinden.

2.8.

Op 27 april 2016 heeft [eiser] een e-mail verzonden aan TNO. In die e-mail heeft [eiser] een formele melding gemaakt van een vijftal integriteitskwesties rondom [betrokkene 3] . In deze e-mail is te lezen dat (1) [betrokkene 3] volgens [eiser] niet betrouwbaar, respectvol en integer optreedt naar partners van TNO. Hierdoor bestaat volgens [eiser] de kans dat partners geen zaken meer willen doen met TNO. Daarnaast heeft [eiser] melding gemaakt (2) van de schijn van belangenverstrengeling door [betrokkene 3] . Dit zorgt er volgens [eiser] voor dat TNO zijn onafhankelijkheid verliest. Verder heeft [eiser] in zijn melding naar voren gebracht dat (3) [betrokkene 3] transparantie blokkeert, omdat zij [eiser] te kennen heeft gegeven dat hij zich onprofessioneel gedraagt en dat hij problemen niet buiten het team mag bespreken. Ook (4) creëert [betrokkene 3] volgens [eiser] een angst- en wraakcultuur. Door de laatste twee genoemde misstanden (3 en 4) bestaat de kans dat beslissingen worden genomen op basis van onvolledige informatie en komt het bestaan van het team waarin [eiser] werkzaam was op de langere termijn in gevaar. Tot slot heeft [eiser] er melding van gemaakt dat (5) [betrokkene 3] niet optreedt tegen een strafbaar feit. Volgens [eiser] heeft een door [betrokkene 3] ingehuurde medewerker een document gestolen van een Singaporese partij waar hij te gast was.

Verder heeft [eiser] in deze e-mail aan TNO te kennen gegeven dat hij nadeel ondervonden heeft, nadat hij de door hem genoemde misstanden had besproken met (onder andere) [betrokkene 3] en [leidinggevende] . [eiser] heeft zijn e-mail afgesloten met het verzoek om de klokkenluidersregeling toe te passen en beschermende maatregelen te treffen.

2.9.

Op 3 mei 2016 heeft TNO geantwoord op de e-mail van 27 april 2016. In die e-mail valt te lezen dat de integriteitscommissie (hierna: IC) bijeen is gekomen en dat zij de melding van [eiser] ontvankelijk heeft verklaard. Ook is in die e-mail aan [eiser] te kennen gegeven dat de gebruikelijke samenstelling van de IC ten aanzien van deze melding is gewijzigd, omdat één lid een dubbelrol vervult en twee andere leden betrokken waren in het voorstadium van de melding.

2.10.

Op 11 mei 2016 heeft [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ) van de IC een e-mail verzonden aan [eiser] . In die e-mail is het volgende, voor zover relevant, te lezen:

“(…)

Vanmiddag hebben we gesproken over je verzoek tot bescherming in het kader van je melding. Daaruit is de volgende aanpak naar voren gekomen:

1. [betrokkene 5] zal op basis van jouw verzoek tot concept-afspraken komen. Daarbij betrekt ze de themakant. (…)

2. Dat legt ze aan je voor, waarbij als er zaken zijn waarin je je niet kan vinden en je betere oplossingen ziet deze door jou aangedragen worden. Bedoeling is tot een optimale situatie te komen waarin jij voldoende bescherming ervaart en de organisatie zo goed mogelijk door kan blijven functioneren.

3. [betrokkene 6] zal de afspraken die gemaakt worden voor de periode van het onderzoek door de Commissie tot het besluit van de RvB ondertekenen.

(…)”

2.11.

Een dag later heeft [eiser] per e-mail geantwoord dat het [eiser] – kort gezegd – een goed voorstel lijkt.

2.12.

Op of omstreeks 17 mei 2016 heeft de IC schriftelijk een opdracht gegeven aan de Commissie Meldingsonderzoek (CMO) om de melding van [eiser] feitelijk te onderzoeken. In de opdrachtbevestiging is onder meer te lezen dat de CMO hoor en wederhoor toepast. Daarover is in artikel 6 van de opdrachtbevestiging het volgende, voor zover relevant, opgenomen:

“(…)

- Geïnterviewden krijgen de gelegenheid om feitelijke onjuistheden aan te passen. Indien de commissie dit niet overneemt, motiveert de commissie dit.

- Voordat het onderzoeksrapport wordt opgeleverd geeft de commissie degenen, die eventueel door het rapport bezwaard worden de gelegenheid op de voor hen relevante concept-bevindingen (feitenrelaas) te reageren. Feitelijke onjuistheden worden gecorrigeerd, een reactie wordt toegevoegd aan het rapport. Indien de commissie haar tekst niet wenst aan te passen, worden de betreffende opmerkingen/suggesties bij het rapport gevoegd als bijlage.

(…)”

2.13.

Op 18 mei 2016 heeft TNO een brief verzonden aan [eiser] . Daarin is – kort gezegd – te lezen dat de CMO op 26 juni 2016 een rapport van haar bevindingen zal uitbrengen aan de IC. Verder is in die brief opgenomen dat de leden van de CMO zijn geselecteerd op hun ervaring, onafhankelijkheid en bijzondere deskundigheid. Daarnaast is aan [eiser] te kennen gegeven dat de bescherming van een melder (van een vermoeden) van een misstand een taak is van de Raad van Bestuur. Ten aanzien van deze bescherming wordt in de brief geschreven dat [eiser] gebruik kan maken van de vertrouwenspersoon van TNO, de bedrijfsarts en de bedrijfspsycholoog. Mocht [eiser] desondanks nieuwe nadelen ervaren, dan dient hij zich te richten tot [betrokkene 1] of [betrokkene 6] .

2.14.

Op 24 mei 2016 heeft [eiser] een e-mail verzonden aan [betrokkene 1] en [betrokkene 5] (hierna: [betrokkene 5] ). In deze e-mail schrijft [eiser] dat hij nog geen besluit heeft gekregen op het verzoek om beschermende maatregelen te nemen.

2.15.

Op 26 mei 2016 heeft TNO een brief verzonden aan [eiser] . In die brief is door TNO beschreven welke maatregelen TNO zal nemen tijdens de periode dat de IC onderzoek verricht naar de melding van [eiser] . Zo is onder meer te lezen dat collega’s op de gebruikelijke en normale wijze kunnen communiceren met [eiser] , dat het “VP Cyber Security HTSM” zal worden ‘gepauzeerd’ en dat de werkzaamheden van [eiser] voor de “roadmap Cyber Security & Resilience” eveneens zullen worden gepauzeerd.

2.16.

Op 28 mei 2016 heeft [eiser] een e-mail gestuurd aan [betrokkene 7] ( [functie] ) en heeft hij gevraagd om een afspraak te maken. Op deze e-mail heeft [betrokkene 7] een dag later per e-mail geantwoord dat het uit het oogpunt van zorgvuldigheid en eenduidigheid niet opportuun wordt geacht om tijdens het meldingsonderzoek een gesprek met [eiser] te houden. [eiser] heeft in antwoord op deze e-mail per e-mail aan [betrokkene 7] verzocht om de formele taak van de Raad van Bestuur uit te voeren en erop toe te zien dat een melder op geen enkele wijze in zijn positie wordt benadeeld.

2.17.

Op 30 mei 2016 heeft [eiser] zich ziek gemeld. Diezelfde dag heeft [betrokkene 1] een e-mail verzonden aan [eiser] . In die e-mail valt te lezen dat [eiser] een document kan opstellen, waarin [eiser] moet beschrijven welke benadeling hij sinds het doen van zijn melding ervaart. Ook is in die e-mail geschreven dat [eiser] een externe vertrouwenspersoon kan benaderen en dat [eiser] zich kan wenden tot het Adviespunt klokkenluiders (het latere Huis voor Klokkenluiders) om [eiser] in het kader van zijn melding advies te geven.

2.18.

Op 7 juni 2016 heeft TNO (wederom) een e-mail verzonden aan [eiser] en heeft zij een aantal aanvullingen bevestigd op de maatregelen, zoals genoemd in de brief van 26 mei 2016. Zo is in deze e-mail te lezen dat het “VP Cyber Security HTSM” weliswaar zal worden gepauzeerd, maar dat [eiser] projectleider blijft. Verder is TNO in deze e-mail akkoord gegaan met het verzoek van [eiser] om aan een andere “RM” (research manager) te rapporteren, omdat de huidige RM van [eiser] ( [leidinggevende] ) nauw verbonden is met de “roadmap Cyber Security & Resilience”.

2.19.

Op 10 juni 2016 is [eiser] door de CMO geïnterviewd. Voorafgaand aan dat gesprek is door [betrokkene 8] ( [functie] ) het interviewprotocol aan [eiser] verzonden. In dat protocol is te lezen dat ‘de geïnterviewde’ meewerkt op vrijwillige basis en niet tot antwoorden verplicht is. Ook is daarin opgenomen dat van het interview een verslag wordt gemaakt. Dit verslag betreft een beknopte zakelijke weergave van het gesprek. Tot slot is in het interviewprotocol opgenomen dat de geïnterviewde in staat wordt gesteld om commentaar te leveren op het gespreksverslag en dat, als de CMO dit commentaar niet overneemt, zij dit motiveert. Daarnaast is per e-mail gesproken over de samenstelling van de personen die aanwezig zijn bij het gesprek. Op verzoek van [eiser] is bij het gesprek, naast [betrokkene 9] , [betrokkene 10] en [betrokkene 8] , ook [betrokkene 11] aanwezig geweest.

2.20.

Na het interview met [eiser] heeft de CMO in de periode na 10 juni tot 20 juni 2016 met zes andere personen gesproken.

2.21.

Op 15 juni 2016 heeft [eiser] in een e-mail aan [leidinggevende] en [betrokkene 5] geschreven dat overmatige stress zijn hartritme “helemaal op zijn kop [heeft] gezet” en dat zijn eerste prioriteit is om zijn stressniveau onder controle te brengen.

2.22.

Op 23 juni 2016 is [eiser] uitgenodigd voor een vervolggesprek met de CMO. Ook is toen aan [eiser] een verslag verstrekt van het interview dat op 10 juni 2016 heeft plaatsgevonden. [eiser] heeft daarna op 30 juni 2016 in een e-mail te kennen gegeven dat het gespreksverslag niet tegemoetkomt aan wat [eiser] onder een verslag verstaat en dat het verslag feitelijke onjuistheden bevat. [eiser] heeft in zijn e-mail ook verzocht om een nieuwe, gecorrigeerde versie van het gespreksverslag. Daarna hebben [betrokkene 10] ( [functie] ) en [eiser] per e-mail gecorrespondeerd. [eiser] heeft toen te kennen gegeven dat hij zich eerst comfortabel wil voelen bij het verslag van het eerste gesprek.

2.23.

Op 24 juni 2016 is door [betrokkene 1] per e-mail aan [eiser] te kennen gegeven dat de oplevering van het onderzoek van de CMO om “redenen van zorgvuldigheid van het onderzoek” is uitgesteld tot 8 juli 2016.

2.24.

Op 4 juli 2016 heeft [eiser] het spreekuur van de bedrijfsarts bezocht. In zijn schriftelijke terugkoppeling heeft de bedrijfsarts aan partijen geadviseerd dat [eiser] niet inzetbaar is en op dat moment geen werkzaamheden kan verrichten. Verder is in de terugkoppeling te lezen dat de ontstane (medische) situatie werkgerelateerd is te noemen en dat het van belang is om tot een werkbare oplossing te komen. In de terugkoppeling is ook te lezen dat activiteiten die bijdragen aan een oplossing niet haalbaar worden geacht en dat er een vervolgafspraak op 25 juli 2016 is gepland.

2.25.

Op 11 juli 2016 is door [betrokkene 1] per e-mail aan [eiser] te kennen gegeven dat de oplevering van het onderzoeksrapport van de CMO is uitgesteld tot 9 september 2016, omdat de bedrijfsarts [eiser] heeft geadviseerd om drie weken rust te nemen en omdat de oplevering van het onderzoek in de vakantieperiode valt.

2.26.

Op 21 juli 2016 heeft TNO een brief verzonden aan [eiser] . In die brief wordt aan [eiser] te kennen gegeven dat het niet langer verantwoord wordt geacht om het “VP Cyber Security HTSM” te pauzeren. TNO heeft in deze brief ook geschreven dat zij heeft besloten dat [betrokkene 12] gedurende de afwezigheid van [eiser] het projectleiderschap van het “VP Cyber Security HTSM” zal overnemen.

2.27.

Op 26 juli 2016 heeft de bedrijfsarts aan TNO en [eiser] geadviseerd dat het voor [eiser] vanaf begin augustus 2016 mogelijk is om in deeltijd (rond de 50%) te starten met het verrichten van passende werkzaamheden in een passende werkomgeving (buiten de eigen setting van cyber security).

2.28.

[eiser] heeft op 7 augustus 2016 een brief verzonden aan [betrokkene 10] ( [functie] ). In die brief valt te lezen dat [eiser] niet inziet waarom het onderzoek uitgesteld moet worden. Volgens [eiser] zijn alle integriteitskwesties en bewijsstukken van zijn kant al zorgvuldig en uitvoerig gedocumenteerd in zijn melding van 27 april 2016 en is hij op 10 juni 2016 al gehoord. [eiser] heeft in deze brief ook te kennen gegeven dat hij niet meer inhoudelijk betrokken wil zijn bij het onderzoek naar de misstanden.

2.29.

Op 11 augustus 2016 heeft [eiser] een e-mail verzonden aan de Raad van Toezicht. In die e-mail heeft [eiser] te kennen gegeven dat de IC de klokkenluidersregeling heeft overtreden, omdat zij haar advies niet binnen de voorgeschreven termijn heeft uitgebracht.

2.30.

Op 18 augustus 2016 heeft [leidinggevende] een SMS verzonden aan [eiser] . In dat bericht heeft hij aan [eiser] te kennen gegeven dat er op advies van de bedrijfsarts een gesprek moet plaatsvinden om een plan van aanpak op te stellen met betrekking tot de re-integratie van [eiser] . [eiser] heeft op deze SMS geantwoord dat het vorige advies van de bedrijfsarts is achterhaald en dat de gezondheid van [eiser] op dat moment de enige prioriteit is.

2.31.

Op 23 augustus 2016 heeft [leidinggevende] een e-mail verzonden aan [eiser] . In die e-mail schrijft hij (opnieuw) dat TNO verplicht is om een plan van aanpak op te stellen met betrekking tot de re-integratie van [eiser] . Tevens wordt [eiser] in deze e-mail verzocht om op 25 augustus 2016 te verschijnen op het kantoor van TNO voor een gesprek om het plan van aanpak op te stellen. [eiser] wordt er in deze e-mail tot slot op gewezen dat als [eiser] zich niet houdt aan de voorschriften naar aanleiding van een ziekmelding, hij een formele waarschuwing ontvangt en dat dit er uiteindelijk toe kan leiden dat er een loonstop wordt opgelegd.

2.32.

Op 30 augustus 2016 heeft [eiser] een brief verzonden aan [betrokkene 13] (hierna: [betrokkene 13] ) van de Raad van Toezicht van TNO. In deze brief heeft [eiser] geschreven dat hij benadeling door TNO ervaart.

2.33.

Op 1 september 2016 is het concept-rapport van de CMO aan [eiser] verstrekt. [eiser] heeft daarna op 7 september 2016 schriftelijk gereageerd op het concept-rapport. In zijn reactie heeft [eiser] (onder andere) 47 punten aangestipt uit het concept-rapport die volgens [eiser] nadere duiding vergen, onjuistheden bevatten, dan wel onvolledig, suggestief of ongefundeerd zijn. Verder heeft [eiser] drie correctieverzoeken gedaan.

2.34.

Op 8 september 2016 heeft [eiser] een e-mail verzonden aan de CMO. In zijn e-mail heeft [eiser] twee bijlages toegevoegd. De eerste bijlage betreft communicatie tussen [eiser] en Stefan Günzel ( [functie] een buitenlandse partner van TNO) over de vraag of er sprake was een beeld van afnemend ‘commitment’ van TNO bij de partners. De tweede bijlage betreft een overzicht van de benadeling die [eiser] voorafgaand aan en tijdens het doen van zijn melding heeft ervaren.

2.35.

Op 8 september 2016 heeft [betrokkene 13] een brief verzonden aan [eiser] en heeft hij gereageerd op de e-mail en de brieven van [eiser] van respectievelijk 11 en 30 augustus 2016. In die brief is te lezen dat het niet wenselijk wordt geacht om twee deskundigen te benoemen om de termijnoverschrijding van de IC te onderzoeken, omdat dat tot verdere vertraging van het onderzoek kan leiden. Wat betreft de door [eiser] ervaren benadeling heeft [betrokkene 13] aan [eiser] – kort gezegd – geschreven dat de Raad van Bestuur is belast met de taak om erop toe te zien dat een melder niet wordt benadeeld. Tot slot is in deze brief te lezen dat [eiser] zich (opnieuw) tot de Raad van Toezicht kan wenden, indien hij het niet eens is met het besluit van de Raad van Toezicht. In dat geval zal de Raad van Toezicht inhoudelijk kennisnemen van de melding van [eiser] en twee externe en onafhankelijke deskundigen benoemen om zich een oordeel te vormen over de melding. Daarna zal de Raad van Toezicht een besluit nemen.

2.36.

Op 22 september 2016 heeft de IC per brief advies over de melding van [eiser] uitgebracht aan de Raad van Bestuur. In die brief is, voor zover relevant, het volgende te lezen:

“(…)

2. Aanvullingen op het onderzoeksrapport

1. Vertraging

Het rapport van de CMO zou op 8 juli 2016 opgeleverd worden, maar is flinke vertraging opgelopen. De belangrijkste redenen hiervoor zijn achtereenvolgens de gezondheidsproblemen van melder, afwezigheid wegens verlof, en de weigering van melder mee te werken aan de volgens de CMO benodigde onderzoeksactiviteiten. De melder heeft zich namelijk ziek gemeld (op advies van de bedrijfsarts), terwijl er nog een tweede gesprek met hem moest plaatsvinden. De CMO achtte dit gesprek noodzakelijk om opheldering over een aantal (nieuwe) bevindingen te krijgen. In overleg met de IC is besloten om het proces op te schorten tot melder weer beter was, maar op 7 augustus 2016 gaf melder aan niet meer verder mee te werken aan het onderzoek.

(…)

2. Feiten CMO niet volledig afgerond

Doel van het tweede gesprek met melder was om een aantal reacties en feiten uit andere gesprekken te checken bij melder. (…)

3. Schending geheimhouding door melder

De CMO heeft vastgesteld (zie p. 81/82) dat – in strijd met het interviewprotocol en zonder toestemming van de CMO – melder (een deel van) het feitenrelaas heeft gedeeld met een medewerker van een bij de melding betrokken bedrijf.

Vervolgens heeft melder de reactie van die medewerker op het rapport naar de CMO gestuurd, in de verwachting dat dit in het rapport zou worden opgenomen. Hierop aangesproken, geeft melder aan dat hij waarheidsvinding hoger waardeert dan – de afgesproken – vertrouwelijkheid. (…)

3 Advies van de Integriteitscommissie

De melding bestond uit 5 deelmeldingen:

1. het niet betrouwbaar, respectvol en integer optreden naar partners van TNO;

2. het accepteren en verstrekken van de schijn van belangenverstrengeling;

3. het blokkeren van transparantie;

4. het creëren van een angst- en wraakcultuur;

5. niet direct en adequaat optreden tegen een strafbaar feit.

Deelmeldingen 1 – 4 ongegrond

De IC adviseert de conclusies van de CMO over te nemen ten aanzien van deelmeldingen 1, 2, 3 en 4 en deze dus als ongegrond te beschouwen. Er zijn onvoldoende feiten vastgesteld die deze deelmeldingen ondersteunen, en meerdere malen is er onvoldoende bewijs doordat verklaringen elkaar tegenspreken.

Deelmelding 5 deels gegrond

Deelmelding 5 is deels gegrond. Zowel de CMO als de IC beoordelen het optreden van beklaagde als onvoldoende; er had strenger en adequater moeten worden opgetreden. De leidinggevende van beklaagde heeft de betreffende (ingehuurde) medewerker ontslagen toen de kwestie door melder onder zijn aandacht werd gebracht, maar geeft aan dit gedaan te hebben om andere redenen dan dat hij het optreden van beklaagde niet adequaat vond. Het niet direct en adequaat optreden tegen een strafbaar feit (verwoording melder) betreft ons inziens echter geen integriteitschending door beklaagde.

(…)

4. Advies over het vervolgproces

(…)

Benadeling melder

In een eerder document, gestuurd aan de RvB op haar verzoek, heeft de secretaris van de IC op een rij gezet wat is ondernomen om benadeling van de melder te voorkomen (zie bijlage 2). (…)

De -door melder beleefde- benadeling heeft steeds de volle aandacht gekregen van het management, dit in zorgvuldig overleg en samenwerking met de IC. Door de opgelopen vertraging moesten echter enige beslissingen worden genomen om het werk voortgang te laten vinden en grote consequenties te voorkomen. Dit heeft (tijdelijke) gevolgen voor melder, gezien het feit dat de bedrijfsarts hem voor dit moment heeft afgeraden in het Cybersecurity domein te werken en tijdelijke vervanging is aangesteld.

Melder ervaart – daarvoor – wél benadeling, daar diverse van zijn werkzaamheden zijn gewijzigd, gepauzeerd (ook door hemzelf) of juist weer zijn geactiveerd. De afwegingen hierbij zijn steeds met hem besproken en zorgvuldig gecommuniceerd. De betreffende MD heeft begin augustus besloten het VP weer op te starten omdat verdere vertraging van dit programma op meerdere fronten grote consequenties zou hebben.

De IC heeft bij haar advisering steeds een afweging gemaakt tussen het organisatiebelang en door melder aangegeven wensen ter voorkoming van benadeling.

(…)”

2.37.

In het definitieve onderzoeksrapport van de CMO is (op pagina 85) te lezen dat zij één van de drie door [eiser] naar voren gebrachte correctieverzoeken overneemt. Verder is daarin opgenomen dat de CMO de overige reacties of opmerkingen op andere passages heeft meegewogen in de afronding van het concept-rapport.

2.38.

Op 28 september 2016 heeft de Raad van Bestuur van TNO een brief verzonden aan [eiser] . Daarin wordt aan [eiser] te kennen gegeven dat de Raad van Bestuur conform het door de IC gegeven advies heeft besloten.

2.39.

Daarna hebben er meerdere gesprekken plaatsgevonden tussen [eiser] en [betrokkene 15] van de Raad van Bestuur van TNO. Toen is onder andere (verkennend) gesproken over een “zinvolle en wederzijds geaccepteerde oplossing”, zonder dat [eiser] benadeeld wordt in zijn positie. [eiser] heeft in het kader van deze gesprekken in een e-mail van 17 november 2016 voorgesteld dat hem de komende achttien maanden een toelage zal worden verstrekt van € 5.000,- per maand als tegemoetkoming voor de langdurige en onomkeerbare benadeling die [eiser] stelt te hebben ondervonden.

2.40.

Op 22 november 2016 heeft [eiser] een brief verzonden aan de Nederlandse Ambassadeur in Singapore. In die brief is het volgende, voor zover relevant, te lezen:

“(…)

Op 24 november a.s. zal [betrokkene 16] een officieel bezoek brengen aan Singapore. Tijdens dit bezoek staat ondermeer een rondetafel bijeenkomst gepland, waarbij één van de vier samenwerkingen gericht is op “TNO en Singapore University of Technology & Design (SUTD) over blockchain en cyberveiligheid”.

(…) Als senior programmamanager van het Vraaggestuurde Programma Cybersecurity HTSM (…) heb ik SUTD bezocht in de zomer van 2015 (…)

Vlak na dit laatste bezoek ben ik op onomstotelijk bewijs gestuit dat TNO in de voorafgaande periode een strafbaar feit heeft begaan in Singapore: onder verantwoordelijkheid van de roadmapdirectrice Cybersecurity & Resilience heeft TNO vertrouwelijke informatie ontvreemd van één van de Singaporese kennisinstellingen. Kort hierop heeft deze directrice hier kennis van genomen en er voor gekozen om dit strafbare feit te verzwijgen.

Als klokkenluider heb ik deze kwestie vervolgens intern gemeld aan de integriteitscommissie van TNO, die deze melding ontvankelijk heeft verklaard en onderzoek heeft ingesteld. Hoewel de Raad van Bestuur van TNO sindsdien in detail op de hoogte is, heeft ook zij onlangs besloten om het strafbare feit te verzwijgen. In het bijzonder heeft TNO nagelaten om de benadeelde Singaporese kennisinstelling op de hoogte te stellen, om de verantwoordelijke roadmapdirectrice op non-actief te stellen en om aangifte te doen. Dit is voor mij onbegrijpelijk. (…)”

2.41.

Op 28 november 2016 heeft [eiser] een brief verzonden aan de Raad van Toezicht van TNO. In die brief heeft [eiser] naar voren gebracht dat hij zich niet kan vinden in de onderzoeksrapportage van de IC en ook niet in de besluiten van de Raad van Bestuur. Verder is in de brief te lezen dat [eiser] beroep aantekent tegen het besluit van 28 september 2016. Volgens [eiser] (1) ziet de Raad van Bestuur niet toe op deugdelijk onderzoek ter onderbouwing van haar besluiten, (2) weet de Raad van Bestuur dat partners van TNO bedrogen zijn, maar grijpt zij desondanks niet in, (3) houdt de Raad van Bestuur bewust een doofpotaffaire in stand, (4) legt de Raad van Bestuur adviezen inzake integriteit naast zich neer en (5) ziet de Raad van Bestuur niet toe op het voorkomen van benadeling van melder.

2.42.

Op 5 december 2016 heeft de bedrijfsarts geoordeeld dat [eiser] niet inzetbaar is voor het verrichten van werkzaamheden. Dat heeft de bedrijfsarts ook al eerder geoordeeld op 30 augustus, 3 oktober en 14 november 2016.

2.43.

Op 15 december 2016 heeft de Raad van Toezicht van TNO een brief verzonden aan [eiser] . In de brief is te lezen dat de Raad van Toezicht [eiser] ten aanzien van de vijfde klacht, zoals te lezen in de van 28 november 2016 gedateerde brief van [eiser] , niet ontvankelijk verklaart, maar dat zij deze melding wel als klacht zal behandelen in de betekenis van de Individuele Klachtenregeling van TNO. In de brief is verder opgenomen dat de Raad van Toezicht behoefte heeft aan informatie over een aantal door [eiser] genoemde punten en dat hij zich zal beraden over de wijze waarop hij de benodigde informatie zal vergaren.

2.44.

Op 16 december 2016 heeft [betrokkene 7] een brief verzonden aan [eiser] . In die brief worden een viertal punten genoemd die TNO [eiser] verwijt. Volgens TNO verwijt [eiser] de CMO ten onrechte dat zij de oplevering van het onderzoeksrapport vertraagde. Ook wordt het [eiser] verweten dat hij een relatie met een TNO-collega heeft verzwegen die bij het onderzoek naar de melding van [eiser] betrokken was en dat hij informatie uit het CMO-rapport heeft gedeeld met externe derden. Tot slot wordt het [eiser] verweten dat hij de ambassadeur in Singapore heeft benaderd. Met deze handelwijze brengt [eiser] volgens TNO (potentieel) schade toe aan de organisatie van TNO. Op deze brief heeft [eiser] op 23 december 2016 gereageerd. In zijn brief betwist [eiser] – kort gezegd – de verwijten die hem worden gemaakt.

2.45.

Op 4 januari 2017 heeft de bedrijfsarts partijen in zijn terugkoppeling te kennen gegeven dat er sprake is van een toename van de reeds bestaande medische klachten. Gezien dit advies wordt partijen geadviseerd om te wachten met de re-integratie. Wel adviseert de bedrijfsarts in zijn schriftelijke terugkoppeling om de re-integratie-activiteiten/projecten zo expliciet mogelijk te omschrijven.

2.46.

Op 23 januari 2017 heeft de bedrijfsarts in zijn (nieuwe) terugkoppeling aan TNO geschreven dat er bij [eiser] sprake is van forse medische klachten. Aan partijen is door de bedrijfsarts geadviseerd om de ‘daadwerkelijke’ re-integratie niet op te pakken en dat het van belang is dat er een oplossing komt voor de huidige problematiek in de eigen werksituatie van [eiser] . Wel kan er volgens de bedrijfsarts worden gewerkt aan activiteiten die bijdragen aan een oplossing.

2.47.

Op 25 januari 2017 heeft [leidinggevende] een e-mail verzonden aan [eiser] . In deze e-mail is te lezen dat [eiser] op korte termijn een uitnodiging van Ergatis (een medisch expertisecentrum op het gebied van arbeid en gezondheid) zal ontvangen voor een gesprek. Dit gesprek is volgens TNO nodig omdat zij een beeld wil krijgen over de mogelijkheden van re-integratie.

2.48.

Op 14 februari 2017 heeft de Raad van Toezicht van TNO een brief verzonden aan [eiser] . In die brief is te lezen dat de van 27 april 2016 gedateerde melding van [eiser] is gericht tegen het handelen van [betrokkene 3] . Ook is daarin te lezen dat het beroep van 28 november 2016 volgens de Raad van Toezicht is gericht tegen het handelen van de Raad van Bestuur en dat sprake is van een nieuwe melding. [eiser] had die melding volgens de Raad van Toezicht op grond van artikel 3 van de interne klokkenluidersregeling moeten maken bij de IC. In haar brief geeft de Raad van Toezicht evenwel te kennen dat zij bereid is de melding van [eiser] in behandeling te nemen. Volgens de Raad van Toezicht is de juistheid van de deelmeldingen 1 tot en met 4 niet komen vast te staan. Ten aanzien van de vijfde deelmelding heeft de Raad van Toezicht in haar brief naar voren gebracht dat in en kort na mei 2016 geen sprake is geweest van “andere benadeling dan, mogelijk, door [ [betrokkene 3] ] in april 2016”.

2.49.

Op 7 maart 2017 heeft [leidinggevende] een e-mail verzonden aan [eiser] . In die e-mail is aan [eiser] te kennen gegeven dat Ergatis en The Lime Tree (een mediationbureau) contact met [eiser] zullen opnemen. Ook is in deze e-mail te lezen dat Ergatis zal onderzoeken of er, met inachtneming van de beperkingen die bij [eiser] aanwezig zijn, verdere mogelijkheden (tot re-integratie) zijn. The Lime Tree zal de gesprekken tussen [leidinggevende] en [eiser] faciliteren. Op 14 maart 2017 heeft [eiser] per e-mail op de hiervoor besproken e-mail geantwoord. [eiser] heeft in die e-mail geschreven dat hij geen probleem heeft met [leidinggevende] en dat mediation tussen hem en [leidinggevende] niet logisch is. [eiser] schrijft in zijn e-mail dat hij wel openstaat voor mediation tussen hem en bestuursvoorzitter [betrokkene 7] .

2.50.

Op 18 april 2017 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [eiser] , [betrokkene 7] en [betrokkene 17] ( [functie] bij TNO). Daarna hebben [eiser] en [betrokkene 17] per e-mail gecorrespondeerd over hetgeen dat tijdens het gesprek is besproken.

2.51.

Eveneens op 18 april 2017 heeft TNO een deskundigenoordeel aangevraagd bij het UWV en de vraag voorgelegd of de re-integratie-inspanningen van [eiser] voldoende zijn.

2.52.

Op 1 mei 2017 is door (of namens) [leidinggevende] opnieuw een e-mail verzonden aan [eiser] . In die e-mail staat dat TNO herhaaldelijk aan [eiser] te kennen heeft gegeven dat TNO van [eiser] verwacht dat hij zich inspant voor zijn re-integratie en dat in dit kader aan [eiser] is verzocht om uiterlijk op 26 april 2017 contact op te nemen met Ergatis en The Lime Tree. In de e-mail is ook te lezen dat [eiser] “zich niet [kan] blijven verschuilen achter [zijn] uitleg van het advies van de bedrijfsarts dat eerst “het probleem” moet worden opgelost door dit één-op-één te koppelen aan [zijn] behoefte om (met [betrokkene 7] ) tot een door [hem] wél gewenste afronding van de integriteitskwestie te komen”. Verder wordt in deze e-mail geschreven dat als [eiser] niet op 9 mei 2017 contact opneemt met de hiervoor genoemde instanties, de loonbetaling van [eiser] zal worden stopgezet.

2.53.

Op de hiervoor besproken e-mail heeft [eiser] op 8 mei 2017 per e-mail gereageerd. In zijn e-mail heeft [eiser] naar voren gebracht dat de hoogste bestuurslaag van TNO de re-integratie van [eiser] saboteert. Volgens [eiser] negeert TNO het voorstel om mediation te laten plaatsvinden tussen [eiser] en [betrokkene 7] . Hierna heeft TNO op 10 mei 2017 per brief gereageerd op de e-mail van [eiser] . In haar brief heeft TNO aan [eiser] geschreven dat zij de doorbetaling van het loon zal stopzetten omdat [eiser] heeft laten weten de door TNO gevraagde re-integratie-inspanningen niet te zullen leveren.

2.54.

Op 19 juni 2017 heeft het UWV per brief geoordeeld dat [eiser] voldoende meewerkt aan zijn re-integratie. In het rapportage van de arbeidsdeskundige, dat heeft geleid tot het oordeel van het UWV, is het volgende, voor zover relevant, te lezen:

“(…)

De oorzaak van de ziekmelding is werkgerelateerd. Volgens de Stecr richtlijn arbeidsconflicten dient door werkgever en werknemer in eerste instantie gefocust te worden op oplossing van de ontstane situatie. Hiertoe is een aantal pogingen gedaan (interventies van Ergatis en Lime Tree, gesprekken met leidinggevende, gesprek met voorzitter van de Raad van Bestuur), zonder dat het probleem werd opgelost.

Zolang de oorzakelijke factoren niet worden opgelost zal de ziekte in stand blijven en kan werknemer nog niet starten met re-integratie.

Gezien de ontstane situatie is dit niet verwijtbaar aan werknemer.

Werknemer kan niet verweten worden dat hij niet genoeg doet om weer aan het werk te gaan.

(…)”

2.55.

Op 10 juli 2017 heeft TNO een brief verzonden aan [eiser] . In die brief staat dat TNO bereid is om mediation te arrangeren tussen [eiser] en [betrokkene 2] ( [functie] ). Volgens TNO voldoet dit aan de wens van [eiser] om te spreken met een hoger managementlevel. Verder schrijft TNO in deze brief dat zij het salaris van [eiser] met terugwerkende kracht vanaf 10 mei 2017 zal voldoen en dat [eiser] vanaf juni 2017 recht heeft op 70% van zijn laatstverdiende loon, omdat hij vanaf dat moment één jaar arbeidsongeschikt is.

2.56.

Op 31 juli 2017 heeft TNO per e-mail aan [eiser] voorgesteld om de mediation zo snel mogelijk te starten. [eiser] heeft daarna op 28 augustus 2017 per e-mail aan TNO gevraagd welke mediationvraag zij wil agenderen. Een dag later heeft TNO per e-mail geantwoord dat zij het met [eiser] wil “hebben over datgene dat [de] re-integratie [van [eiser] ] belemmert”. Daarna heeft [eiser] op 30 augustus 2017 een e-mail gestuurd aan TNO. In deze e-mail geeft [eiser] te kennen dat het hem niet duidelijk is waarom [betrokkene 2] wordt voorgesteld als gesprekspartner in plaats van [betrokkene 7] . Ook schrijft [eiser] in zijn e-mail dat hij in een eerder gesprek met [betrokkene 7] al drie problemen heeft aangestipt die opgelost moeten worden, maar dat hij daar toen niet over wilde spreken. In antwoord op deze e-mail heeft TNO daarna per e-mail op 31 augustus 2017 geschreven dat partijen op deze manier niet verder komen. Volgens TNO is [betrokkene 2] bij uitstek in de gelegenheid om te spreken over de belemmeringen die [eiser] ervaart. TNO verzoekt [eiser] in deze mail om uiterlijk 1 september 2017 contact te leggen met de door TNO voorgestelde mediatior, bij gebreke waarvan TNO ervan uitgaat dat [eiser] niet open staat voor mediation.

2.57.

Vanaf 24 oktober 2017 heeft er tussen TNO en [eiser] mediation plaatsgevonden. De mediatior heeft de mediation zonder resultaat beëindigd.

2.58.

Op 9 maart 2018 heeft [eiser] een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV heeft daarna beoordeeld of TNO alle verplichtingen is nagekomen voor de re-integratie van [eiser] . Volgens de beslissing van het UWV van 1 mei 2018 is dat niet het geval. De periode waarin [eiser] recht heeft op loon tijdens ziekte is daarom verlengd tot 27 mei 2019.

2.59.

Op 16 maart 2018 is de melding van [eiser] bij het Huis voor Klokkenluiders ontvankelijk verklaard. Dit betekent volgens het Huis voor Klokkenluiders dat [eiser] een klokkenluider is in de zin van de Wet Huis voor Klokkenluiders.

2.60.

Op 21 december 2018 is er in het NRC Handelsblad (hierna: NRC) een artikel verschenen. In dat artikel wordt onder andere geschreven over de gesprekken die [eiser] heeft gevoerd met de Raad van Bestuur, de melding die [eiser] heeft gedaan bij de ambassadeur in Singapore en over het feit dat TNO een deskundigenoordeel heeft aangevraagd bij het UWV.

2.61.

Op 22 december 2018 heeft nieuwswebsite Follow The Money (eveneens) een artikel gepubliceerd over de melding die [eiser] heeft gedaan.

2.62.

Op 21 januari 2019 heeft TNO een brief verzonden aan [eiser] . In die brief valt te lezen dat het TNO is gebleken dat [eiser] , althans de vennootschap waar hij enig aandeelhouder van is, de domeinnaam achter de website “ [naam website] ” heeft geregistreerd en dat [eiser] op die website betaalde werkzaamheden aanbiedt. Volgens TNO is het aanbieden van betaalde werkzaamheden in strijd met het nevenwerkzaamhedenbeding.

2.63.

Op 1 maart 2019 heeft [eiser] TNO per brief aansprakelijk gesteld voor de geleden en toekomstige schade die TNO volgens [eiser] met haar handelwijze in het kader van de door [eiser] op 27 april 2016 gedane melding (heeft) veroorzaakt. TNO heeft in een brief van 14 maart 2019 betwist dat zij aansprakelijk is voor de gestelde schade van [eiser] .

2.64.

Op 23 mei 2019 heeft TNO in een brief aan [eiser] kenbaar gemaakt dat zijn recht op loon bij ziekte vanaf 27 mei 2019 komt te vervallen, omdat [eiser] op dat moment drie jaar aaneengesloten ziek is.

3 Het geschil

4 De beoordeling

5 De beslissing