Home

Rechtbank Den Haag, 26-10-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:11700, 9014238

Rechtbank Den Haag, 26-10-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:11700, 9014238

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
26 oktober 2021
Datum publicatie
9 december 2021
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2021:11700
Zaaknummer
9014238

Inhoudsindicatie

Arbeidsrecht. Wnra. Arbeidsongeschikheid in of door de dienst in de zin van de cao gemeenten. Toepasselijkheid buitensporigheidsvereiste CRvB. Ontvangen van dreigbrief op privéadres is buitensporig, ook voor sociaal rechercheur.

Uitspraak

Zittingsplaats ’s-Gravenhage

IB-c/d

Rolnr.: 9014238\ RL EXPL 21-2346

Datum vonnis: 26 oktober 2021

Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

[eiseres] ,

wonende te [woonplaats] ,

eisende partij in conventie,

verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. P.A. van Hecke,

tegen

de rechtspersoon naar publiek recht Gemeente Den Haag,

zetelende te Den Haag,

gedaagde partij in conventie,

eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. F.W. van Herk.

Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als de werknemer en de gemeente.

1 Procedure

1.1.

De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:

-

de dagvaarding van 28 januari 2021;

-

de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie;

-

de akte houdende overlegging producties van de gemeente;

-

de conclusie van antwoord in reconventie;

-

de bij brief van 18 augustus 2021 door de werknemer ten behoeve van de comparitie opgestuurde producties.

1.2.

Op 6 september 2021 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarbij zijn verschenen: de werknemer met haar gemachtigde en namens de gemeente de heer [betrokkene 1] , voormalig leidinggevende van de werknemer, mevrouw [betrokkene 2] , senior medewerker schadeafdeling en de heer [betrokkene 3] , jurist, vergezeld van de gemachtigde. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden. Vervolgens is de uitspraak van dit vonnis bepaald op vandaag.

2 Feiten

2.1.

De werknemer, geboren op [geboortedag] 1969, is na een lang dienstverband bij de politie op 1 februari 2017 aangesteld bij de gemeente als sociaal rechercheur.

2.2.

Op 15 januari 2019 heeft de werknemer op haar huisadres een anonieme dreigbrief ontvangen met de volgende inhoud:

“StOP MEt ons te spionere

Ga andeR WeRK ViNd

AndeRs BEN Jij dooD

tuRKs KS KaKanKeR

HOeR”

2.3.

Op 29 januari 2019 heeft de werknemer zich ziek gemeld.

2.4.

Bij de werkneemster is PTSS vastgesteld en zij is thans nog volledig arbeidsongeschikt.

2.5.

Bij brief van 3 juli 2019 heeft de gemeente aan de werknemer bericht dat zij het voornemen heeft haar salaris met ingang van 7 augustus 2019 fasegewijs te verminderen, overeenkomstig de regeling van artikel 7.3 van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeenten (ARG).

2.6.

In artikel 7 van de ARG is – voor zover relevant – als volgt bepaald:

Artikel 7:1

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

[…]

d. arbeidsongeschiktheid in en door de dienst: arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of gebreken die in overwegende mate haar oorzaak vindt in:

de aard van de opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht of;

in een dienstongeval verband houdende met de aard van de opgedragen werkzaamheden of de bijzondere omstandigheden waarin deze werkzaamheden moesten worden verricht;

en die niet aan schuld of nalatigheid van de ambtenaar is te wijten.

[…]

Artikel 7:3

1. De ambtenaar heeft bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek vanaf de eerste dag van die ongeschiktheid gedurende de eerste zes maanden recht op doorbetaling van zijn volledige salaris en de toegekende salaristoelage(n).

[…]

2. De ambtenaar behoudt na afloop van de termijn van zes maanden recht op de doorbetaling van zijn volledige salaris en de toegekende salaristoelage(n) bij arbeidsongeschiktheid in en door de dienst.

2.7.

De werknemer heeft op 5 juli 2019 op dit voornemen gereageerd en als haar zienswijze te kennen gegeven dat zij bezwaar heeft tegen de voorgenomen korting op de grond dat er sprake is geweest van een dienstongeval.

2.8.

Op 8 juli 2019 heeft mevrouw [betrokkene 4] , verzuimcoach bij de gemeente, contact gehad met de bedrijfsarts en aan de bedrijfsarts gevraagd of er volgens de bedrijfsarts sprake was van een verzuim veroorzaakt door het werk, in welk geval de bezoldiging niet zou worden gekort. Volgens de aantekeningen van de bedrijfsarts op de door haar bijgehouden medische kaart heeft de bedrijfsarts het volgende geantwoord:

“incident roept herinneringen op aan eerdere nare ervaringen, ook met doodsbedreigingen. huidige incident is in ieder geval fors en leidde tot dit verzuim.

advies om de situatie wel aan te merken als grotendeels werkgerelateerd.”

Vervolgens heeft mevrouw [betrokkene 4] aan de leidinggevende van de werknemer het volgende bericht:

“Zojuist heb ik overleg gehad met de bedrijfsarts […]. Gezien de werk gerelateerde component is het advies om betrokkene niet te korten op de bezoldiging.”

2.9.

De gemeente heeft geen besluit genomen tot korting van het salaris van de werknemer. Zij heeft de werknemer hierover niet nader bericht en ook geen reactie gegeven op de zienswijze van de werknemer. Zij is het salaris volledig blijven betalen.

2.10.

De aanstelling van de werknemer bij de gemeente is – met de inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) per 1 januari 2020 – omgezet in een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Gemeenten van toepassing.

2.11.

In artikel 7 van de CAO Gemeenten (hierna: “de cao”) is – voor zover relevant – over het loon bij ziekte als volgt bepaald:

Artikel 7.1 | Recht op salaris

[...]

4. De werknemer houdt na afloop van de termijn van 26 weken recht op de doorbetaling van het volledige salaris en salaristoelage(n) bij arbeidsongeschikt in en door de dienst.

[...]

Artikel 7.3 | Arbeidsongeschiktheid in en door de dienst

1. Arbeidsongeschiktheid in en door de dienst is arbeidsongeschiktheid die in overwegende mate haar oorzaak vindt in:

  1. de aard van de opdragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht;

  2. een dienstongeval dat verband houdt met de aard van de opgedragen werkzaamheden of de bijzondere omstandigheden waarin deze werkzaamheden moesten worden verricht;
    en die niet aan schuld of nalatigheid van de werknemer is te wijten.

2. Bij arbeidsongeschiktheid in en door de dienst krijgt de werknemer een extra uitkering. Dit krijgt de werknemer alleen als hij een WGA- of IVA-uitkering krijgt.

[…]

6. Bij arbeidsongeschiktheid in en door de dienst worden noodzakelijk gemaakte kosten van geneeskundige behandeling of verzorging vergoed door de werkgever. Dit betreft alleen de kosten die voor rekening van de werknemer blijven.”

2.12.

De gemeente heeft bij brief van 12 november 2020 aan de werknemer bericht dat volgens haar bij de werknemer geen sprake was van arbeidsongeschiktheid in of door de dienst. Met ingang van 20 december 2020 is de gemeente het salaris gaan korten.

2.13.

Vanaf 4 februari 2021 ontvangt de werknemer een WGA-uitkering in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 80-100%.

2.14.

Bij vonnis in kort geding van 8 maart 2021 van de kantonrechter in Den Haag is de gemeente op vordering van de werknemer veroordeeld tot doorbetaling van het volledige salaris vanaf 20 december 2020 totdat in een bodemprocedure anders wordt geoordeeld.

3. Vorderingen in conventie en reconventie, grondslagen en verweren

3.1.

De werknemer vordert in conventie:

I. een verklaring voor recht dat sprake is van arbeidsongeschiktheid in en door de dienst als bedoeld in artikel 7.3 van de cao, zodat de werknemer recht heeft op de extra aanvullingen op het inkomen en op de bovenwettelijke aanvulling op grond van het pensioenreglement zoals in de cao omschreven;

II. [kennelijk: een verklaring voor recht] dat de gemeente aansprakelijk is voor de gezondheidsschade die de werknemer heeft geleden en in de toekomst nog zal lijden als gevolg van de bij haar geconstateerde beroepsziekte PTSS op grond van het bepaalde in artikel 7:658 BW dan wel artikel 7:611 BW;

III. veroordeling van de gemeente tot betaling van schadevergoeding aan de werknemer, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente over de verschillende schadeposten vanaf de dag van opeisbaarheid,

alles bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, en met veroordeling van de gemeente in de kosten van deze procedure.

3.2.

De werknemer legt aan deze vordering ten grondslag dat uit de diverse overgelegde rapporten van artsen volgt dat de PTSS van de werknemer het gevolg is van het op haar privé adres ontvangen van een dreigbrief. Volgens de werknemer vindt haar arbeidsongeschiktheid dan ook in overwegende mate haar oorzaak in de aard van de opdragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht en is dus sprake is van arbeidsongeschiktheid in en door de dienst als bedoeld in de cao. De gemeente heeft dit volgens de werknemer erkend door de werknemer ook na afloop van de eerste 26 ziekteweken haar salaris volledig door te betalen en ook door kosten van de medische behandeling te betalen. Daarmee heeft de gemeente volgens de werknemer uitvoering gegeven aan het bepaalde in artikel 7.1 lid 4 en artikel 7.3 lid 6 van de cao, wat alleen mogelijk is als er sprake is van arbeidsongeschiktheid in en door de dienst. Aangenomen dat er causaal verband bestaat tussen het werk van de werknemer bij de gemeente en haar PTSS staat verder op grond van artikel 7:658 BW vast dat de gemeente aansprakelijk is voor de door de werknemer geleden schade, tenzij de gemeente stelt en bewijst dat zij heeft voldaan aan haar zorgplicht dan wel dat voldoening aan haar zorgplicht de schade niet had kunnen voorkomen. Dat heeft de gemeente niet gedaan, aldus de werknemer. De gemeente heeft haar niet voldoende beschermd tegen agressie en geweld en heeft bovendien geen adequate nazorg en begeleiding gegeven. De gemeente had iemand moeten aanwijzen om haar te helpen, ook bij een eerder incident in 2018 waarbij zij door mensen met messen werd omsingeld. Ook had de gemeente haar moeten helpen met het vinden van andere woonruimte en/of een financiële bijdrage en haar op een rustige plek moeten laten re-integreren. Doordat de gemeente dat alles niet heeft gedaan, heeft de gemeente zich niet als een goed werkgever gedragen en moet de gemeente volgens de werknemer de door haar geleden schade dragen.

3.3.

De gemeente betwist dat de arbeidsongeschiktheid van de werknemer in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de aan de werknemer opgedragen werkzaamheden en dat de werknemer schade heeft geleden in verband met de uitoefening van haar werkzaamheden. Verder heeft zij aangevoerd dat er niets is wat zij in redelijkheid had kunnen doen om te voorkomen dat de dreigbrief bij de werknemer zou worden bezorgd. Er waren geen aanwijzingen of signalen op grond waarvan de gemeente jegens de werknemer specifieke voorzorgsmaatregelen had moeten treffen. Van een eerder incident was de gemeente niet op de hoogte. De andere verwijten die de werknemer aan de gemeente maakt zijn van na de ontvangst van de dreigbrief. De gemeente betwist deze verwijten en betwist dat zij haar zorgplicht heeft geschonden. Zij concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van de werknemer in de kosten van de procedure.

3.4.

De gemeente vordert in reconventie veroordeling van de werknemer om aan de gemeente (een nader op € 5.752,95 bruto gespecificeerd bedrag aan) te veel betaald loon te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2021, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en veroordeling van de werknemer in de kosten van de procedure.

3.5.

De gemeente legt aan deze vordering ten grondslag dat de werknemer op grond van de cao vanaf week 53 van haar arbeidsongeschiktheid slechts recht heeft op 75% van haar loon en vanaf week 104 van haar arbeidsongeschiktheid op 70% van haar loon. De gemeente heeft echter 100% uitbetaald. Het te veel betaalde moet de werknemer terug betalen.

3.6.

Onder verwijzing naar haar stellingen in conventie betwist de werknemer dat de terugval in salaris op grond van de cao op haar van toepassing is. Zij concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van de gemeente in de kosten van de procedure.

4 Beoordeling

is er sprake van arbeidsongeschiktheid in en door de dienst?

4.1.

Hoewel het handelen van gemeente tot november 2020 wellicht kan worden gezien als een erkenning van het bestaan van arbeidsongeschiktheid in en door de dienst, betekent dat nog niet dat dat ook in deze procedure vast staat. De gemeente heeft zich immers op 12 november 2020 op een ander standpunt gesteld, welk standpunt zij ook in deze procedure handhaaft, namelijk dat er geen sprake is van arbeidsongeschiktheid in en door de dienst. De werknemer heeft niet gesteld dat of op welke grond de gemeente niet van haar eerdere erkenning mocht terugkomen. De kantonrechter zal dus moeten beoordelen of de arbeidsongeschiktheid van de werknemer is ontstaan in en door de dienst als bedoeld in de cao.

4.2.

Uit de inhoud van de dreigbrief leidt de kantonrechter af dat deze is geschreven door iemand die wilde dat de werknemer met haar werk ophield. Er staat immers: “stop met ons te spionere”, waarmee kennelijk bedoeld is: houd op met je werk als sociaal rechercheur; en “ga ander werk vind”. Uit deze uitlatingen komt voldoende duidelijk naar voren dat deze bedreiging te maken heeft met door de werknemer uitgevoerde of uit te voeren werkzaamheden als sociaal rechercheur. De gemeente heeft wel gesteld dat de dreiging ook uit de privé omgeving van de werknemer kan komen, maar deze stelling heeft zij – tegenover de duidelijke formulering van de brief – onvoldoende onderbouwd. Er is geen enkele aanwijzing van een conflict in de privé sfeer van de werknemer. De conclusie is dat het ontvangen van de dreigbrief door de werknemer is aan te merken als een werkgerelateerd incident.

4.3.

Verder heeft de werknemer door overlegging van diverse rapporten van artsen voldoende aangetoond dat haar huidige PTSS in overwegende mate is veroorzaakt door het ontvangen van de dreigbrief. Eerdere incidenten die haar zijn overkomen (tijdens haar werk bij de politie en later bij de gemeente) hebben wellicht in enige mate bijgedragen, maar zijn niet in overwegende mate de oorzaak van haar PTSS. Bij dit oordeel slaat de kantonrechter acht op de hieronder weergegeven delen van de (medische) rapportage en op het feit dat de werknemer nooit eerder ziek is geweest na of in verband met een incident.

de melding van de bedrijfsarts aan het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten van 22 november 2019 met betrekking tot de ziekte van de werknemer

“Hoofdoorzaak: traumatische ervaringen

Toelichting oorzaak: Anonieme bedreiging aan huisadres, werkgerelateerd”

rapport van [betrokkene 5] , GZ-psycholoog en [betrokkene 6] , klinisch psycholoog, verbonden aan ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum van 24 september 2020

“De klachten zijn begonnen na de dreigbrief van 15 januari 2019. […] Betrokkene heeft de afgelopen maand meerdere malen per dag ongewenste herinneringen aan de bedreiging. De herinneringen komen naar boven als ze de postbode ziet, als ze de brievenbus ziet, of als ze iemand buiten ziet en zich afvraagt of dat wellicht de persoon is die de dreigbrief heeft gemaakt. […]

Betrokkene is sinds ongeveer anderhalf jaar bijzonder alert of waakzaam, 100% van de tijd. Deze verhoogde alertheid is ontstaan na de dreigbrief. […] Wat haar angsten vervolgens betreft, deze zijn alle gerelateerd aan de dreigbrief die ze in januari 2019 in haar brievenbus vond. Sindsdien heeft ze veel angst dat zijzelf of haar kinderen om het leven kunnen worden gebracht. Ze zit vaak voor het keukenraam, met een dicht rolgordijn met open kiertje om te kunnen zien wat er buiten gebeurt. Ze heeft voorts een tuinlamp aangeschaft om in het donker te kunnen zien wat zich in haar tuin afspeelt, heeft de bel zachter gezet omdat ze telkens zo schrok , etc. Haar hele leven staat in het teken van de dreiging die van die brief is uitgegaan. Sindsdien is ze daar ook depressief van geworden. [….] Ze is vóór januari 2019 eerder nooit depressief geweest in haar leven, heeft nog nooit een ziekteweek of -maand gekend. […]

Betrokkene had een blanco psychiatrische voorgeschiedenis, totdat ze klachten kreeg na de dreigbrief […].

Betrokkene presenteert zich thans met klachten van herbeleven, vermijden, negatieve veranderingen in cognities/stemming en hyperactivatie. Deze klachten zijn passend bij een posttraumatische stressstoornis. De PTSS houdt verband met de dreigbrief die zij in januari 2019 heeft ontvangen in combinatie met andere ingrijpende gebeurtenissen die zij heeft meegemaakt tijdens haar werk bij de politie en als sociaal rechercheur bij de gemeente. Daarnaast is er sprake van angstklachten passend bij een andere gespecificeerde angststoornis (gerelateerd aan de dreigbrief). Dat betrokkene op het adres woont waar zij de dreigbrief heeft ontvangen, vormt een bijkomende stressor voor haar.”

actueel oordeel bedrijfsarts van 23 oktober 2020

“ [de werknemer] heeft en werkgerelateerd incident meegemaakt, waardoor de huidige gezondheidsproblemen zijn ontstaan.”

een melding van [betrokkene 7] , psycholoog, en [betrokkene 8] , psychiater, aan de huisarts van de werknemer van 14 januari 2021

“Reden van aanmelding

PTSS klachten n.a.v. een werkgerelateerd trauma.

Bevindingen

Haar klachten bij aanmelding zijn flashbacks, slaap- en concentratieproblemen, spanningsklachten, emotioneel labiel, alert, angstig, schrikachtig, wantrouwig en gepreoccupeerd met een eventuele aanval op haar. Ze voelt zich zelfs niet meer veilig in haar eigen huis […]. Door het index/hoofdtrauma zijn traumatische gebeurtenissen uit haar tijd bij de politie geluxeerd (herbelevingen).”

advies over de beroepsgerelateerdheid van de gediagnosticeerde PTSS van [de werknemer] van de landelijke Adviescommissie PTSS Politie aan de Korpschef van Politie van 29 juli 2021

“Omdat het hoofdtrauma een incident betreft bij de huidige werkgever […] is de commissie van oordeel dat de inhoud van de verschijnselen van de PTSS in overwegende mate betrekking heeft op het incident uit de huidige werkkring.”

4.4.

Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) dienen bij de beoordeling of een betrokkene arbeidsongeschikt is geworden in en door de dienst, eerst de in het werk of de werkomstandigheden gelegen bijzondere factoren, die de arbeidsongeschiktheid zouden hebben veroorzaakt, te worden geobjectiveerd. Naarmate de ziekte meer van psychische aard is, zal in meerdere mate sprake moeten zijn van factoren die in verhouding tot dat werk of die werkomstandigheden – objectief bezien – een buitensporig karakter dragen. Het ligt daarbij op de weg van de ambtenaar om aannemelijk te maken dat dergelijke in het werk of werkomstandigheden gelegen factoren zich voordoen. Pas nadat is vastgesteld dat de aard van het werk of de omstandigheden waaronder dat moest worden verricht – objectief beschouwd – als buitensporig moeten worden aangemerkt, komt de vraag aan de orde of tussen die werkomstandigheden en de ontstane psychische arbeidsongeschiktheid een oorzakelijk verband aanwijsbaar is.

Volgens de CRvB ligt in het buitensporigheidsvereiste en de daarbij toe te passen objectivering besloten dat geen rekening moet worden gehouden met een meer dan gemiddelde, individuele gevoeligheid van de betrokken ambtenaar voor bepaalde werkomstandigheden. Verder volgt uit de vaste rechtspraak van de CRvB dat het moet gaan om buitensporigheid in verhouding tot de opgedragen werkzaamheden en de bij die werkzaamheden behorende omstandigheden (zie de uitspraken van de CRvB van 24 november 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BU7194 en van 1 februari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:376).

4.5.

De gemeente heeft zich beroepen op het buitensporigheidsvereiste zoals dit is ontwikkeld en toegepast door de CRvB. Volgens de gemeente hebben zich geen buitensporige omstandigheden voorgedaan. De werknemer heeft zich daartegen verzet.

4.6.

De werknemer heeft erop gewezen dat zij geen ambtenaar meer is en dat haar rechtspositie dus ook niet als zodanig moet worden beoordeeld, zodat de uitspraken van de CRvB niet relevant zijn voor haar situatie. De kantonrechter overweegt dat voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wnra op de werknemer de ARG van toepassing was, waarin in artikel 7.3 een identieke bepaling als in de huidige cao was opgenomen met betrekking tot de definitie van arbeidsongeschiktheid in en door de dienst. Uit de Wnra kan niet worden afgeleid dat de wetgever met de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren een materiële wijzing op het punt van de bovenwettelijke aanvullingen bij arbeidsongeschiktheid heeft willen aanbrengen. De inhoud van de cao is primair het resultaat van een technische vertaalslag en niet van een nieuw onderhandelingsresultaat. Dit wijst op continuïteit van de inhoud van de rechten en verplichtingen die aan de cao kunnen worden ontleend. Het uitgangspunt van de wetgever is dat op individueel niveau de ambtenaar normaliseert met integraal behoud van zijn rechten en aanspraken. (Artikel 14 lid 1 van de Ambtenarenwet). Dit leidt tot de conclusie dat de kantonrechter de rechtspraak van de CRvB zal volgen. Zeker in dit geval, waarin de arbeidsongeschiktheid van de werknemer is ontstaan toen zij nog ambtenaar was en beoordeeld moet worden nu zij geen ambtenaar meer is, zou een andere opvatting tot het ongewenste gevolg kunnen leiden dat voor de inwerkingtreding van de Wnra geen sprake was van arbeidsongeschiktheid in en door de dienst en na de inwerkingtreding van de Wnra wel.

4.7.

Het ontvangen van een dreigbrief op een privé adres is naar het oordeel van de kantonrechter aan te merken als een buitensporige omstandigheid in de zin die de CRvB daaraan geeft. Hoewel een sociaal rechercheur een dikke huid moet hebben en moet kunnen omgaan met schelden en bedreigingen, dringt een dreigbrief op het privé adres door in het privé domein. Dat komt daardoor veel harder, zelfs buitensporig hard, aan. Dat zijn bepaald geen omstandigheden waarmee iedere opsporingsambtenaar maar moet kunnen omgaan.

4.8.

Uit het voorgaande volgt dat de arbeidsongeschiktheid van de werknemer is aan te merken als arbeidsongeschiktheid in of door de dienst in de zin van artikel 7.3 van de cao. De daarop gerichte verklaring voor recht zal dus worden toegewezen. De vordering in reconventie moet worden afgewezen omdat het terecht is geweest dat de gemeente het volle loon heeft doorbetaald.

is de gemeente aansprakelijk voor de gezondheidsschade van de werknemer?

4.9.

Artikel 7:658 lid 1 BW bepaalt dat de werkgever verplicht is de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanig maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Op grond van het bepaalde in artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering moet de werknemer stellen en bij betwisting bewijzen dat zij schade heeft geleden in de uitoefening van haar werkzaamheden. Als dit komt vast te staan is de werkgever aansprakelijk, tenzij zij aantoont dat zij haar zorgplicht voor de veiligheid van de werkomgeving van de werknemer is nagekomen dan wel dat de werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan opzet of bewuste roekeloosheid (artikel 7:658 lid 2 BW).

4.10.

De gemeente bestrijdt dat de werknemer schade heeft geleden in de uitoefening van haar werkzaamheden. Zij wijst erop dat de dreigbrief is bezorgd op het thuisadres van de werknemer en dat de werknemer de brief buiten werktijd heeft ontvangen. De kantonrechter kan in het midden laten of hier sprake is van schade die is geleden in de uitoefening van de werkzaamheden of dat sprake is van een incident in de privésituatie dat niet wordt beheerst door artikel 7:658 BW, maar door de eisen van goed werkgeverschap van artikel 7:611 BW. In beide gevallen is immers duidelijk dat de werkgever geen zeggenschap en bevoegdheid heeft over het bezorgen van brieven bij de privéwoning van de werknemer. De werkgever heeft dan ook onweersproken gesteld dat zij de bezorging van de brief op geen enkele wijze had kunnen voorkomen. Er was immers geen specifieke dreiging op grond waarvan de gemeente eventueel maatregelen had moeten nemen. Daarmee is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende komen vast te staan dat de werkgever haar zorgplicht niet heeft geschonden. Dit geldt zowel als wordt gekeken naar de zorgplicht van de werkgever ter voorkoming van ongevallen (artikel 7:658 BW) als naar de algemene zorgplicht van een goed werkgever (artikel 7:611 BW).

4.11.

De werknemer stelt dat de werkgever haar zorgplicht ook heeft geschonden door onvoldoende hulp en zorg te bieden ná het incident, onder meer door haar niet te helpen met het krijgen van een andere woning en haar niet goed op de hoogte te houden van het onderzoek naar het eventueel lekken van haar adresgegevens uit de administratie van de gemeente. De kantonrechter gaat aan deze verwijten voorbij omdat de werknemer – naast alle stukken waaruit volgt dat zij PTSS heeft gekregen door de ontvangst van de dreigbrief – onvoldoende heeft onderbouwd dat en in hoeverre zij schade zou hebben geleden als gevolg van wat zij de gemeente verder nog verwijt. De vorderingen van de werknemer die zien op het verkrijgen van schadevergoeding op deze grond worden dan ook afgewezen.

in conventie en in reconventie

4.12.

De gemeente wordt zowel in conventie (grotendeels) als in reconventie in het ongelijk gesteld. Daarom wordt zij veroordeeld in de kosten van deze procedures.

5 Beslissing