Rechtbank Den Haag, 04-11-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:11809, AWB 2/5940 en AWB 22/6354
Rechtbank Den Haag, 04-11-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:11809, AWB 2/5940 en AWB 22/6354
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 4 november 2022
- Datum publicatie
- 10 november 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2022:11809
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2024:2011, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB 2/5940 en AWB 22/6354
Inhoudsindicatie
Verzoek om een voorlopige voorzieningen tegen een overplaatsing van een asielzoeker naar een opvanglocatie voor meerderjarigen.
Verzoeker heeft bij zijn asielaanvraag in Nederland als geboortedatum 20 januari 2006 opgegeven. Het COa heeft verzoeker daarop geplaatst in een opvangvoorziening voor minderjarigen. De IND heeft de leeftijd van eiser op grond van informatie van de Italiaanse autoriteiten vastgesteld op 28 december 2000. Daarop heeft het COa verzoeker overgeplaatst naar een opvangvoorziening voor meerderjarigen.
Het COa heeft het bezwaar van verzoeker tegen de overplaatsing niet-ontvankelijk verklaard, omdat de overplaatsing niet op rechtsgevolg is gericht. De voorzieningenrechter gaat daar niet in mee. Volgens de voorzieningenrechter gaat het hier om een overplaatsing zonder een daartoe strekkende schriftelijke beslissing. Zo’n overplaatsing valt onder artikel 5, tweede lid, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers (Wet COa) en moet daarom met een beschikking gelijk gesteld worden.
Verder oordeelt de voorzieningenrechter dat het bezwaar tegen de overplaatsing een redelijke kans van slagen heeft. De overplaatsing betreft een discretionaire bevoegdheid van het COa. Er is geen wettelijke verplichting aan te wijzen dat het COa moet uitgaan van de leeftijdsvaststelling van de IND. Verzoeker heeft uitgelegd waarom in Italië een andere geboortedatum is opgegeven en heeft hij bij de IND een originele doopakte overgelegd waarop de in Nederland opgegeven geboortedatum staat. Een IND-medewerker heeft verzoeker ook niet als evident meerderjarig beschouwd. Het COa kan dan ook niet zonder meer uitgaan van de door de IND vastgestelde leeftijd. .Het ligt op de weg van het COa zich met de IND te verstaan en te bewerkstelligen dat de IND nader onderzoek verricht naar de leeftijd van verzoeker.
Zolang het COa nog niet heeft beslist op het bezwaar moet het uitgaan van de presumptie van minderjarigheid. De voorzieningenrechter draagt het COa om verzoeker binnen een week over te plaatsen naar een opvangvoorziening voor minderjarigen.
Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 22/5940 (verzoek) en 22/6354 (beroep)
uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 november 2022 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[eiser] , uit [plaats] , eiser
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. B.J. Riesebos),
en
het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (het COa)
(gemachtigde: mr. F.F.M. van de Kamp).
Inleiding
In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser tegen zijn overplaatsing naar een opvangvoorziening voor meerderjarigen. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist hij ook op het beroep van eiser daartegen. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
De overplaatsing naar een opvangvoorziening voor meerderjarigen heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2022. Daartegen heeft eiser bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen. Met het bestreden besluit van 17 oktober 2022 heeft het COa het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft tegen dat besluit beroep ingesteld.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [tolk] als tolk, [voogd] (voogd) en de gemachtigde van het COa.