Home

Rechtbank Den Haag, 01-09-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:12945, 9736488 RP VERZ 22-50109

Rechtbank Den Haag, 01-09-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:12945, 9736488 RP VERZ 22-50109

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
1 september 2022
Datum publicatie
5 december 2022
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2022:12945
Formele relaties
Zaaknummer
9736488 RP VERZ 22-50109

Inhoudsindicatie

96Rv-zaak. Vallen vleesvervangers (vegetarische frikadellen, gehaktballen en hamburgers) onder de werking van het Verplichtstellingsbesluit voor verplichte deelneming aan het Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees? Nee, want vleesvervangende producten kunnen niet gelijkgesteld worden vleeshoudende producten. De definitie van gemaksvoeding in het Besluit is niet automatisch mee geëvolueerd met het spraakgebruik.

Uitspraak

Team Kanton Den Haag

CB/cd

Zaaknummer: 9736488 RP VERZ 22-50109

Uitspraakdatum: 1 september 2022

Beschikking op een verzoekschrift ex artikel 96 Rv in de zaak van:

de vennootschap naar Duits recht Livekindly Germany GmbH , handelend onder de naam Like Meat ,

tevens kantoorhoudende te Oss,

verzoekende partij,

verder te noemen: LM,

gemachtigde: mr. A.W. van Leeuwen (SteensmaEven Advocatuur),

tegen

de stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees ,

gevestigd te Den Haag en kantoorhoudend te Woerden,

verwerende partij,

hierna te noemen: VLEP,

gemachtigde: prof. dr. E. Lutjens (DLA Piper).

1 Het procesverloop

1.1.

De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-

het inleidend verzoekschrift, binnengekomen bij de griffie op 12 april 2022, met 25 producties (nrs. 1 tot en met 25);

-

het verweerschrift, binnengekomen bij de griffie op 12 april 2022 met 21 producties (nrs. 1A en 1B, 2 tot en met 7 en 8A tot en met 8L).

1.2.

Op 24 juni 2022 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden. Daarbij zijn namens LM de heer [naam01] , mw. [naam02] , mw. [naam03] en de heer [naam04] alsmede de gemachtigde van LM verschenen en zijn namens VLEP de heren [naam05] en [naam06] alsmede de gemachtigde van VLEP verschenen. Tijdens de mondelinge behandeling hebben de gemachtigden van partijen (zittings)aantekeningen overgelegd. Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier voorts zakelijke aantekeningen gemaakt, die zich in het procesdossier bevinden.

1.3.

Na afloop van de mondelinge behandeling is de uitspraak op het verzoek bepaald op heden.

2 De feiten

2.1.

LM produceert in haar vestiging in Oss in een industrieel proces vegetarische vleesvervangers op basis van soja- of erwtenproteïne.

2.2.

VLEP is een (bedrijfstak)pensioenfonds in de zin van de Pensioenwet. De deelneming in VLEP is verplicht gesteld op grond van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (hierna: WBPF).

2.3.

Op 17 december 2018 heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een verplichtstellingsbesluit (gepubliceerd in Stcrt. 2018, nr. 72309, hierna: het Besluit) vastgesteld, hetgeen een wijziging betreft van een eerder verplichtstellingsbesluit, waarin onder B. de Gemaksvoedingsindustrie als volgt is gedefinieerd:

B. de Gemaksvoedingsindustrie:

de ondernemingen en delen van ondernemingen:

die uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf uitoefenen van het fabrieksmatig bereiden of samenstellen van etenswaren die als gemaksvoeding kunnen worden aangemerkt; dan wel

die uitsluitend of in hoofzaak het bedrijf uitoefenen van de groothandel in bedoelde etenswaren.

(….)

Worden ten deze onder meer verstaan onder gemaksvoeding:

kroketten, bittenballen, nierbroodjes, bamiballen, nasiballen, loempia’s en de met een en ander overeenkomende meelproducten, eventueel gemengd of gevuld met vlees, pluimveevlees, wild, vis en groenten, of producten daarvan, die in hun geheel gefrituurd zijn of bestemd zijn om in hun geheel gefrituurd te worden.

saucijzenbroodjes, palingbroodjes, kaasbroodjes, hambroodjes, tosti’s en de met een en ander overeenkomende meelproducten, eventueel gemengd of gevuld met vlees, pluimveevlees, wild, vis of groenten, of producten daarvan, die in hun geheel gebakken zijn of bestemd zijn om in hun geheel gebakken te worden.

pasteitjes en de met deze overeenkomende producten.

gekookte, gestoomde, voorgebakken of op een andere wijze toebereide mie, bami goreng, ravioli, toebereide spaghetti en op overeenkomstige wijze toebereide deegwaren.

gekookte, gestoomde of voorgebakken rijst, nasi goreng of op andere wijze toebereide rijst.

salades, russisch ei, gevulde tomaat, gevulde paprika en soortgelijke koud te nuttigen waren.

frika(n)dellen, toebereide gehaktballen, hamburgers, satéh, sjaslik, kant- en klare maaltijden en maaltijdcomponenten die samen een volledige maaltijd vormen.

2.4.

Bij (wijzigings)besluit van 5 april 2022 (Stcrt. 2022, nr. 5120) is aan de laatste bullit nog het volgende toegevoegd:

Deze voeding is door middel van conservering, bijvoorbeeld diepvries, koelvers vacuüm, blik of droge vorm, klaar voor gebruik.

2.5.

VLEP heeft in 2016 de activiteiten van het LM getoetst aan haar eigen werkingssfeer. In een brief van 18 maart 2016 schrijft zij daarover een LM:

(….)

Wij hebben de activiteiten van uw bedrijf met bovengenoemd loonheffingsnummer getoetst aan de werkingssfeer van het Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees (VLEP). Op basis van de bij ons bekende gegevens hebben wij uw bedrijf niet geregistreerd. Hieronder leg ik u uit waarom.

Uw onderneming is niet aangesloten bij het pensioenfonds VLEP

Dit besluit is gebaseerd op uw huidige bedrijfsactiviteiten. Wij adviseren u, als de bedrijfsactiviteiten wijzigen, dit te laten toetsen aan de werkingssfeer.

(….)

2.6.

Bij brief van 7 oktober 2021 heeft VLEP, voor zover relevant, het volgende aan LM geschreven:

(….)

De werkgever is door VLEP in 2018 opnieuw in onderzoek opgenomen. De werkgever heeft in reactie daarop aangegeven dat de onderneming in 2017 hetzelfde proces heeft doorlopen en het standpunt van VLEP/COV was dat de werkgever niet onder de werkingssfeer viel van de CAO voor de gemaksvoedingsindustrie en ook niet onder de werkingssfeer van VLEP. De bedrijfsactiviteiten zijn sindsdien niet gewijzigd en de werkgever is per 1 januari 2018 voor onbepaalde tijd een pensioencontract aangegaan met A.S.R. In 2018 is opnieuw een werkingssfeeronderzoek gestart door VLEP naar de activiteiten van de werkgever. Uit het bedrijfsbezoek kon nog niet de conclusie getrokken worden of de werkgever verplicht aangesloten moest worden bij regeling gemaksvoeding van het Pensioenfonds VLEP.

Werkingssfeeronderzoek 2021

In 2021 is het werkingssfeeronderzoek naar de werkgever afgerond. Gezien de verstrekte productenlijst valt deze werkgever onder de verplichtstelling van VLEP onder de regeling gemaksvoeding.

(….)

Besluit

VLEP besluit om Like Meat GmbH met ingang van 1 januari 2018 aan te sluiten. Like Meat GmbH is dan ook verplicht om vanaf deze datum (deelnemer)gegevens aan te leveren.

Vrijstelling

De werkgever is verplicht aan te sluiten per 1 januari 2018 en is vanaf deze datum verplicht deelnemers aan te melden en pensioenpremie af te dragen aan VLEP. Nu werkgever vanaf 1 januari 2018 een eigen regeling heeft kan om dubbele opbouw te voorkomen om een vrijstelling voor bepaalde tijd worden verzocht op grond van art. 6 Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000 over de periode 1 januari 2018 tot en met 31 december 2021, mits de eigen regeling gelijkwaardig is.

(….)

2.7.

Tussen 2016 en 2021 zijn de activiteiten en de productieprocessen van LM niet gewijzigd.

3. Het inleidende verzoek, het verweer daartegen en het reconventionele verzoek van VLEP

3.1.

LM verzoekt de kantonrechter, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat: • primair: LM niet is aan te merken als een werkgever die gemaksvoeding produceert zoals bedoeld in het verplichtstellingsbesluit van 18 december 2018 (Stcrt. 2018, nr. 72309) en het besluit van VLEP van 7 oktober 2021 en dat LM daarom niet valt onder die verplichtstelling; • subsidiair: VLEP zijn recht heeft verwerkt LM te verplichten deel te nemen aan de door hem uitgevoerde verplichtstellende regeling, met veroordeling van VLEP in de kosten van het geding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen van de datum van het vonnis en in de nakosten.

3.2.

Aan dit verzoek legt LM - kort gezegd - ten grondslag dat de door haar geproduceerde vleesvervangers niet zijn te beschouwen als producten die in het Besluit als gemaksvoeding worden gedefinieerd. Subsidiair stelt LM dat VLEP het recht verwerkt heeft door ongemotiveerd terug te komen op zijn besluit van 2016 en in 2021 te verklaren dat LM onder de verplichtstelling van VLEP valt, terwijl de activiteiten en productieprocessen van LM tussentijds niet gewijzigd zijn.

3.3.

VLEP verweert zich tegen het verzoek - kort gezegd - met de stelling dat nader onderzoek heeft uitgewezen dat de LM wel onder de verplichtstelling van het Besluit valt en zich daardoor bij VLEP dient aan te sluiten. Anders dan LM meent, is VLEP van mening dat zij wel op het eerdere besluit kan terugkomen op de wijze zoals hij gedaan heeft.

3.4.

In reconventie verzoekt VLEP dat LM wordt veroordeeld om aan VLEP binnen vier weken na betekening van het te wijzen vonnis de informatie te verschaffen als omschreven in Hoofdstuk 4 van het uitvoeringsreglement vanaf 1 januari 2018, zulks op straffe van een dwangsom van eur 500,- per dag dat LM hier na betekening mee in gebreke blijft; uitgesproken wordt dat LM verplicht is de premie te betalen overeenkomstig Hoofdstuk 3 van het uitvoeringsbesluit; dit met veroordeling van LM in de kosten van de reconventie, die van de gemachtigde en nakosten daaronder begrepen; met uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het vonnis in reconventie.

4 De beoordeling

4.1.

De kern van de in deze procedure te beantwoorden vraag is of in de definitie van ‘gemaksvoeding’ in het Besluit besloten ligt dat onder gemaksvoeding ook begrepen zijn snacks, die geen vlees, maar vleesvervangers bevatten. Pas indien het antwoord op die vraag zou luiden dat snacks met vleesvervangers tot gemaksvoeding moeten worden gerekend, komt de subsidiaire vraag aan de orde of VLEP gelet op de brief van 18 maart 2016 (zie overweging 2.5.) het recht heeft verwerkt om op het besluit, zoals dat in die brief is verwoord, terug te komen. Voordat de kantonrechter toekomt aan de beantwoording van die vragen ziet hij aanleiding eerst enkele inleidende overwegingen te maken.

4.2.

Deze procedure wordt gevoerd op de voet van artikel 96 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en LM heeft de procedure ingeleid bij verzoekschrift. In het petitum verzoekt LM niettemin bij vonnis te veroordelen. VLEP voert verweer in de vorm van een verweerschrift/conclusie van antwoord en vordert vervolgens in reconventie LM bij vonnis te veroordelen. Partijen zijn daarmee niet consistent in hun procesvoering. De tweede volzin van artikel 96 Rv zegt dat het geding wordt gevoerd op de wijze zoals door de kantonrechter bepaald. In dat kader en gelet de aard van het voorliggende geschil bepaalt de kantonrechter dat deze procedure is gevoerd als een verzoekschriftprocedure, dat de kantonrechter vorderingen van partijen zal aanmerken als verzoeken en dat de uitspraak zal plaatsvinden in de vorm van een beschikking.

4.3.

Omdat het conventionele verzoek van LM en het reconventionele verzoek van VLEP onlosmakelijk met elkaar verweven zijn zal de kantonrechter beide verzoeken gezamenlijk behandelen.

4.4.

In deze procedure staat een groot aantal zaken niet ter discussie, met name niet zaken rondom de werking van de WBPF en het daarop gebaseerde Besluit, waardoor een onderneming, die onder de werkingssfeer van het Besluit valt, automatisch verplicht is deel te nemen of zich aan te sluiten bij VLEP, met alle daaraan verbonden rechten en verplichtingen. Enkel indien het subsidiaire verzoek van LM aan de orde zou komen, dient de vraag beantwoord te worden of VLEP op het eerder genomen besluit van 18 maart 2016 dat LM niet is aangesloten bij VLEP kan terugkomen op de wijze zoals hij dat gedaan heeft, uitmondend in het besluit van 7 oktober 2021.

4.5.

Uiteindelijk concentreert het geschil tussen partijen zich op één enkele vraag, namelijk of de door LM geproduceerde producten vallen onder de definitie van ‘snacks’ in de zevende bullit van afdeling B. van het Besluit. Het Besluit kent vier afdelingen, A, B, C en D, maar de afdelingen A, C en D richten zich overduidelijk op ondernemingen die op een of andere wijze actief zijn in de productie of verwerking van dierlijk (pluimvee)vlees en niet ter discussie staat dat LM geen dierlijk vlees produceert of verwerkt. Ook staat niet ter discussie dat LM geen van de producten produceert, zoals die beschreven zijn in de eerste zes bullits van afdeling B van het Besluit. Zelfs staat niet tussen partijen ter discussie dat een aantal elementen, genoemd onder de zevende bullit van afdeling B niet aan de orde zijn; LM produceert geen kant- en klare maaltijden en maaltijdcomponenten, die samen een volledige maaltijd vormen.

4.6.

Het gaat uiteindelijk dus alleen om de vraag of LM een onderneming is die uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf uitoefent van het fabrieksmatig bereiden of samenstellen van etenswaren, die als gemaksvoeding kunnen worden aangemerkt, waarbij onder gemaksvoeding onder meer worden verstaan frika(n)dellen, toebereide gehaktballen, hamburgers, (….), en die door middel van conservering, bijvoorbeeld diepvries, koelvers vacuüm, blik of droge vorm, klaar [zijn] voor gebruik .

Overigens staat ook niet ter discussie dat de producten van LM door middel van conservering, aan te nemen valt als koelvers, klaar zijn voor gebruik.

4.7.

LM heeft in deze procedure duidelijk gemaakt dat zij producten produceert, die vrijwel uitsluitend via schappen van de supermarkten aan particuliere consumenten worden aangeboden als een alternatief voor vlees of vleeshoudende producten. In punt 22 van het inleidende verzoekschrift wordt verder nog verduidelijkt dat de producten van LM vleesvervangers zijn en bedoeld zijn een onderdeel te vormen van een thuis te bereiden maaltijd. De producten van LM bevatten geen vlees, en het zijn ook geen snacks, aldus LM. Ten aanzien van dat laatste merkt de kantonrechter overigens op dat de term ‘snack’ niet voorkomt in het Besluit, zodat in deze procedure niet aan de term ‘snack’ getoetst kan worden.

4.8.

Uiteindelijk gaat het bij de beoordeling dus uitsluitend om de vraag of de producten van LM, ondanks dat vaststaat dat deze geen vlees bevatten, zijn aan te merken als frika(n)dellen, toebereide gehaktballen en/of hamburgers in de zin van het Besluit.

4.9.

In zijn verweer heeft VLEP naar voren gebracht dat weliswaar vroeger een frikandel, gehaktbal of hamburger altijd vlees bevatte, maar dat die tijd inmiddels achter ons ligt. In het huidige spraakgebruik kunnen frikandellen, gehaktballen en hamburgers net zo goed producten zonder vlees zijn.

4.10.

Ondanks dat het spraakgebruik is geëvolueerd, neemt dat niet weg dat daarmee ook automatisch niet-vleeshoudende frikandellen, gehaktballen en/of hamburgers onder de definitie van frikandellen, gehaktballen en hamburgers in de zin van het Besluit zijn komen te vallen. Immers, indien in het spraakgebruik bepaalde termen ook gebruikt zijn gaan worden gebruikt voor woorden, die voorheen een andere of beperktere betekenis hadden, betekent dat daarmee ook een definitie van de betreffende termen in een wettelijke of daarmee gelijk te stellen bepaling die andere of ruimere betekenis krijgen. Ook het feit dat een zeker product (bijv. een vegetarische gehaktbal) lijkt op een ander (bekend en/of bestaand) product (bijv. een vleeshoudende gehaktbal) betekent niet dat die producten ook dezelfde producten zijn , zoals VLEP nog in zijn zittingsaantekeningen (punten 14 tot en met 17) betoogt, zeker niet als de beoordeling daarvan moet geschieden op basis van een definitie van dat product in een wettelijke of daarmee gelijk te stellen regeling.

4.11.

Van de zijde van VLEP is gesteld dat de begrippen frikandel, gehaktbal en hamburger al langere tijd ongewijzigd staan opgenomen in het Besluit of voorgangers daarvan, wellicht reeds sinds1956, toen de verplichtstelling voor de eerste keer werd vastgelegd (punt 10 van de zittingsaantekeningen van VLEP). In dat kader heeft de kantonrechter de ‘Dikke Van Dale’ in de uitgave van 1992, in tijd genomen ruwweg halverwege tussen 1956 en heden, geraadpleegd op de zoektermen: frikandel, gehaktbal en hamburger, met de volgende resultaten:

frikandel: worstvormig stuk gebraden gehakt;

gehaktbal: bal gehakt; en

hamburger: rond, plat, gebraden stuk gehakt ,

waarbij gehakt wordt omschreven als: fijngehakt of fijngemalen vlees .

Onmiskenbaar blijkt hieruit dat in het verleden een frikandel, gehaktbal en/of hamburger steevast vlees bevatte. Van vleesvervangers was destijds waarschijnlijk nog geen sprake, althans werden vleesvervangende producten in het spraakgebruik niet met vleeshoudende producten gelijkgesteld.

4.12.

Hiervoor is reeds overwogen dat een definitie van een bepaalde term niet automatisch mee-evolueert met de evolutie van het spraakgebruik. Indien een definitie van een bepaalde term dateert van voor de evolutie van het spraakgebruik en de definitie niet aan de verandering wordt aangepast, dan moet de conclusie zijn dat de term moet worden uitgelegd aan de hand van hetgeen ten tijde van het opstellen onder de definitie werd verstaan. In dat licht overweegt de kantonrechter dat met de termen frikandel, gehaktbal en hamburger in het (huidige) Besluit, waarvan VLEP zelf heeft gesteld, dat deze reeds langere tijd ongewijzigd deel uitmaken van het Besluit en voorgangers daarvan, in ieder geval sinds dat deze producten steevast vlees bevatten, producten worden bedoeld, die vlees moeten bevatten. En omdat de frikandellen, gehaktballen en hamburgers van LM geen vlees bevatten, vallen deze producten dus niet onder de definitie van ‘gemaksvoeding’ in de zin van het Besluit.

4.13.

Het gevolg van de constatering in de voorgaande rechtsoverweging is, dat LM niet onder de werking van het Besluit valt en niet aangesloten dient te zijn bij VLEP.

4.14.

Aan het voorgaande voegt de kantonrechter nog toe dat het in het kader van de rechtszekerheid op de weg van (in dit geval) de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, al dan niet op voorspraak van VLEP, ligt om de maatschappelijk ontwikkelingen rondom definities te volgen en, zo nodig, aan de maatschappelijke ontwikkelingen aan te passen. Zoals eerder overwogen is het mee-evolueren van definities aan maatschappelijke ontwikkelingen geen automatisme.

4.15.

Een en ander betekent dat het primaire verzoek van LM zal worden toegewezen en dat de kantonrechter niet toekomt aan bespreking van het subsidiaire verzoek van LM en het reconventionele verzoek van VLEP.

4.16.

Als de in het ongelijk gesteld partij zal VLEP worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van LM, zoals hierna nader bepaald.

5 De beslissing