Rechtbank Den Haag, 23-03-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:2537, C/09/602836 / HA ZA 20-1114
Rechtbank Den Haag, 23-03-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:2537, C/09/602836 / HA ZA 20-1114
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 23 maart 2022
- Datum publicatie
- 28 maart 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2022:2537
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2023:2911, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- C/09/602836 / HA ZA 20-1114
Inhoudsindicatie
Een klachtenadviescommissie van de VNG acht de klacht van een ex-medewerker van de gemeente Purmerend over vermeend ongewenst gedrag door een leidinggevende niet-ontvankelijk. De klachtafhandeling door de commissie is niet onrechtmatig geweest.
Uitspraak
vonnis
Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/602836 / HA ZA 20-1114
Vonnis van 23 maart 2022
in de zaak van
[eiser] te [plaats],
eiser,
advocaat mr. M.G. Hofman te Haarlem,
tegen
VERENIGING VAN NEDERLANDSE GEMEENTEN (Landelijke Klachtencommissie Ongewenst Gedrag voor de Decentrale Overheid) te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. J.P. Hoogland te Den Haag.
Partijen worden hierna [eiser] en VNG genoemd.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
-
het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Den Haag, van 11 november 2020 en de daarin genoemde stukken, waarin de zaak is verwezen naar Team handel van deze rechtbank;
- -
-
de akte uitlatingen, tevens wijziging van eis aan de kant van [eiser];
- -
-
het tussenvonnis van 10 november 2021, waarbij een mondelinge behandeling is bevolen;
- -
-
het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 9 februari 2022.
Het proces-verbaal is buiten de aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om eventuele onjuistheden van feitelijke aard per brief aan de rechtbank kenbaar te maken. Bij brief van 28 februari 2022 heeft [eiser] zijn opmerkingen op het proces-verbaal kenbaar gemaakt. Het proces-verbaal wordt gelezen met inachtneming van deze opmerkingen.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.
2 De feiten
[eiser] was tot medio 2019 werkzaam als juridisch beleidsmedewerker handhaving binnen het team Vergunningen, Beleid en Advies (hierna: team VBA) bij de gemeente Purmerend (hierna: de gemeente).
VNG is een koepelorganisatie van alle gemeenten in Nederland. De Landelijke Klachtencommissie Ongewenst Gedrag voor de Decentrale Overheid (hierna: de LKOG) is een door het College van Arbeidszaken van VNG ingesteld onafhankelijk adviesorgaan voor decentrale overheden. De LKOG is een commissie in de zin van artikel 9:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en adviseert de bij haar aangesloten decentrale overheden over de wijze van afhandeling van klachten over ongewenst gedrag. De LKOG behandelt klachten in overeenstemming met een door het College van Arbeidszaken vastgestelde ‘Klachtenregeling Ongewenst Gedrag voor de Decentrale Overheid’ (hierna ook afgekort aangeduid als: de Klachtenregeling). De Klachtenregeling is in de loop van de tijd gewijzigd en geactualiseerd.
De gemeente heeft zich met een aansluitovereenkomst met ingang van 1 januari 2010 aangesloten bij de LKOG (deze aansluitovereenkomst tussen de gemeente en de LKOG hierna ook te noemen: ‘de aansluitovereenkomst’). In de aansluitovereenkomst staat onder meer:
“ - De klachtenprocedure verloopt conform de Regeling klachtencommissie ongewenst gedrag voor de gemeentelijke overheid (www.vng.nl/arbeidsvoorwaarden en personeelsbeleid/integriteit/in de praktijk) en de door de commissie nader vast te stellen werkwijze.
- -
-
De gemeente machtigt de commissie om klachten te ontvangen waarop de Regeling klachtencommissie van toepassing is.
- -
-
De gemeente is verantwoordelijk voor het lokaal van toepassing verklaren van de Regeling
klachtencommissie.
- De gemeente is verantwoordelijk voor de voorlichting van het personeel over de Regeling
klachtencommissie ongewenst gedrag voor de gemeentelijke overheid.
(…)”
In de loop van 2018 is tussen [eiser] en zijn teammanager (hierna: de teammanager) een meningsverschil ontstaan over een de door [eiser] gewenste herinpassing van diens functie. [eiser] drong in dat verband aan (kort samengevat) op plaatsing in een functie met een hogere inschaling, terwijl de teammanager een eventuele herinpassing eerst teambreed in plaats van per individu wilde bekijken. Over deze kwestie heeft [eiser] diverse e-mails aan zijn teammanager verstuurd, deels met daarin termijnstellingen en aankondigingen van mogelijke juridische stappen. [eiser] heeft in zijn e-mails en gesprekken de teammanager voorts beschuldigd van (onder meer) het niet adequaat optreden tegen het lekken van informatie en het schenden van geheimhoudingsverplichtingen terzake van zijn verzoek tot herinpassing. Ook heeft [eiser] de ondernemingsraad van de gemeente benaderd. Naar aanleiding van (de toonzetting van) die e-mailwisseling en het meningsverschil over de herinpassing hebben meerdere gesprekken tussen [eiser] en de teammanager plaatsgevonden in het bijzijn van een medewerker van de afdeling personeelszaken van de gemeente. Van deze gesprekken hebben voornoemde medewerker en [eiser], elk voor zich, verslagen opgemaakt.
Bij brief van 27 juni 2019 heeft [eiser] een klacht ingediend bij de LKOG. Deze klacht was gericht tegen de teammanager en had betrekking op een sociaal onveilige werkomgeving, integriteitsschendingen en ongewenst gedrag. [eiser] heeft de LKOG verzocht om zijn klacht in behandeling te nemen en zijn klacht ontvankelijk en gegrond te verklaren.
Ten tijde van het indienen van de klacht paste de LKOG voor de behandeling van klachten de met ingang van 15 augustus 2017 in werking getreden versie van de Klachtenregeling toe (hierna: ‘de Klachtenregeling 2017’). De Klachtenregeling 2017 houdt onder meer het volgende in:
“Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
(…)
e. ongewenst gedrag: gedrag dat valt binnen de begrippen discriminatie, (seksuele) intimidatie zoals verwoord in artikel 1, 1 a en 2 van de Algemene wet gelijke behandeling en agressie geweld en pesten zoals bedoeld in de Arbowet artikel 3 lid 2 jo. artikel 1 lid 3 sub e en f;
(…)
Artikel 5. In behandeling nemen van de klacht
(…)
c. De commissie verklaart de klacht niet ontvankelijk indien deze niet valt binnen de begripsbepalingen van artikel 1 onder (..) e (..) van deze regeling,
(…)
Artikel 12. Prevalentie
Bij verschillen tussen de bij de aangesloten organisatie geldende klachtenregeling en deze Klachtenregeling ongewenst gedrag voor de decentrale overheid, past de commissie de laatstgenoemde regeling toe.”
De toelichting bij de Klachtenregeling 2017 vermeldt, voor zover hier van belang:
“Het begrip “ongewenst gedrag” dient ruim te worden geïnterpreteerd. Alle vormen van verbale, fysieke en psychische agressie worden tot ongewenst gedrag gerekend, waaronder ook sociale uitsluiting, negeren, pesten.
(…)
Onder pesten wordt verstaan alle vormen van intimiderend gedrag met een structureel karakter, van een of meerdere werknemers (collega’s, leidinggevenden) gericht tegen een werknemer of een groep van werknemers die zich niet kan of kunnen verdedigen tegen dit gedrag. Een belangrijk element aangaande pesten op het werk is de herhaling van die gedraging in de tijd. Het gaat bij pesten dus niet om een eenmalige gedraging. Dit gedrag uit zich op verschillende manieren maar in het bijzonder door:
• Sociaal isoleren
• Werken onaangenaam of onmogelijk maken
• Bespotten
• Roddelen/geruchten verspreiden
• Dreigementen
• Lichamelijk geweld
• Seksuele intimidatie
Deze opsomming is niet limitatief. Veelal is het doel van de dader om opzettelijk een andere persoon te kwetsen, te vernederen en de waardigheid van die persoon aan te tasten.
Onder agressie en geweld wordt verstaan voorvallen waarbij een werknemer psychisch of fysiek wordt lastig gevallen, bedreigd of aangevallen onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met het verrichten van arbeid. Bij agressie en geweld gaat het om gedragingen van verbaal geweld (uitschelden, beledigen) en fysiek geweld (schoppen, slaan, met een wapen dreigen en/of overvallen worden). Het kan ook gaan om psychisch geweld: bedreigen, intimideren, onder druk zetten, thuissituatie bedreigen en het beschadigen van eigendommen.
(…)”
De Klachtenregeling 2017 is een gedeeltelijke wijziging geweest van een eerdere versie van de Klachtenregeling uit 2011 (hierna: ‘de Klachtenregeling 2011’). Op het punt van het begrip ‘ongewenst gedrag’ zijn geen inhoudelijke wijzigingen doorgevoerd. Ook de toelichting op dit begrip (zie 2.7) is ongewijzigd gebleven. In artikel 11 van de Klachtenregeling 2011 was de volgende bepaling opgenomen:
“ Artikel 11. Klachten betreffende het functioneren van de commissie
1. Ingeval een klager of het bevoegd gezag een klacht heeft over enig handelen of nalaten van de commissie betreffende de uitvoering van haar taak, wordt deze klacht behandeld door tenminste twee leden uit de commissie die niet aan het betreffende onderzoek hebben deelgenomen.
2. Voornoemde leden doen binnen vier weken na ontvangst van de klacht, bedoeld in lid 1 uitspraak over de (on)gegrondheid daarvan.”
Deze bepaling is in de Klachtenregeling 2017 komen te vervallen. De Klachtenregeling 2017 bevat geen andere regeling om te klagen over de afhandeling van een klacht door de LKOG.
Ten tijde van het indienen van de klacht door [eiser] had de gemeente voor de verwijzing en afhandeling van klachten over ongewenst gedrag een interne klachtenregeling gepubliceerd (de ‘Regeling klachten Ongewenst Gedrag Purmerend 2015’, hierna ook te noemen: ‘de Interne Regeling’). In de Interne Regeling stond onder meer:
“ Artikel 8 Externe klachtencommissie
1. De gemeente Purmerend heeft zich aangesloten bij de Klachtencommissie ongewenst gedrag zoals ingesteld bij de Klachtenregeling ongewenst gedrag voor de decentrale overheid 2011.
2. Voor de samenstelling en werkwijze van de klachtencommissie is de regeling “De Klachtenregeling Ongewenst Gedrag voor de Decentrale Overheid 2011” van 12 oktober 2012 van toepassing. Deze klachtenregeling maakt integraal deel uit van deze regeling en is als bijlage (bijlage 1) opgenomen.
(…)”
Bij brief van 25 juli 2019 heeft de LKOG aan [eiser] bericht dat de LKOG zijn klacht niet-ontvankelijk verklaart. De LKOG heeft dit in de brief als volgt gemotiveerd:
“De Klachtencommissie Ongewenst Gedrag is alleen bevoegd om klachten inzake ongewenste omgangsvormen in behandeling te nemen. Op basis van de omschrijving in de klachtbrief van het gestelde ongewenste gedrag ziet de Klachtencommissie onvoldoende elementen die ongewenst gedrag doen vermoeden, zoals bepaald binnen het geldende klachtenreglement (zie bijlage). De voorbeelden van ongewenst gedrag die u beschrijft beschouwt de Klachtencommissie als een arbeidsconflict en daarmee als een rechtspositionele aangelegenheid. Derhalve ziet de Klachtencommissie geen aanleiding om de klacht over ongewenst gedrag in onderzoek te nemen en stelt vast dat de klacht niet ontvankelijk is. (…)”
[eiser] heeft bij brief van 27 juli 2019 bezwaar gemaakt bij de LKOG tegen deze niet-ontvankelijkverklaring, kort samengevat omdat het ongewenst gedrag volgens hem losstaat van het arbeidsconflict.
Op 30 juli 2019 heeft [eiser] met een beroep op artikel 11 van de Klachtenregeling 2011 een klacht bij de LKOG ingediend over het handelen en/of nalaten van de LKOG met betrekking tot de uitvoering van haar taak. Volgens [eiser] had de LKOG zijn klacht ontvankelijk en gegrond moeten verklaren. Hij voerde daartoe aan, kort gezegd, dat de LKOG ten onrechte geen onderscheid heeft gemaakt tussen de rechtspositionele aangelegenheid en het ongewenst gedrag van de teammanager. Daarmee heeft de LKOG volgens [eiser] een onjuiste uitvoering aan haar taak gegeven en de geldende wet- en regelgeving onjuist toegepast.
In reactie op het bezwaar van [eiser] heeft de LKOG bij brief van 31 juli 2019 bericht dat zij het bezwaar niet in behandeling kan nemen, omdat de LKOG geen bestuursorgaan is in de zin van de Awb. De LKOG heeft [eiser] er verder op gewezen dat hij zo nodig een beroep kan doen op de Nationale Ombudsman.
In de daaropvolgende periode hebben partijen verder gecorrespondeerd. Bij brief van 1 september 2019 heeft [eiser] aan de LKOG bericht dat hij vindt dat zijn klacht over de LKOG op grond van artikel 11 Klachtenregeling 2011 in behandeling had moeten worden genomen en dat zijn klacht over de teammanager ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Vervolgens is [eiser] een procedure bij de kantonrechter begonnen die, na verwijzing, heeft geleid tot dit vonnis.
3 Het geschil
[eiser] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, samengevat en na wijziging van eis:
Primair
I. voor recht te verklaren dat de LKOG de klacht van [eiser] inzake ongewenst gedrag van zijn teammanager bij de gemeente ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard;
II. de LKOG te veroordelen om, binnen twee weken na betekening van het in dit geding te wijzen vonnis de klacht van [eiser] inzake ongewenst gedrag van zijn teammanager bij de gemeente, zoals kenbaar gemaakt met het klaagschrift van [eiser] van 27 juni 2019, alsnog in behandeling te nemen en naar de aan deze klacht ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden een onderzoek in te stellen, althans VNG te veroordelen om binnen twee weken na betekening van het in dit geding te wijzen vonnis, de LKOG op te dragen om de klacht van [eiser] inzake ongewenst gedrag van zijn teammanager bij de gemeente, zoals kenbaar gemaakt met het klaagschrift van [eiser] van 27 juni 2019, alsnog in behandeling ten nemen en naar de aan deze klacht ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden een onderzoek in te stellen, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom;
Subsidiair
III. de LKOG te veroordelen om binnen twee weken na betekening van het in dit geding te wijzen vonnis de door [eiser] bij brief van 27 juli c.q. 30 juli 2019 bij de LKOG ingediende klacht over het handelen c.q. het nalaten van de LKOG betreffende de uitvoering van haar taak in behandeling te nemen overeenkomstig het bepaalde in de Klachtenregeling 2011, althans VNG te veroordelen om binnen twee weken na betekening van het in dit geding te wijzen vonnis, de LKOG op te dragen om de door [eiser] bij de LKOG ingediende klacht over het handelen c.q. het nalaten van de LKOG betreffende de uitvoering van haar taak in behandeling te nemen overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 van de Klachtenregeling 2011, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom;
een en ander, zowel primair als subsidiair, met hoofdelijke veroordeling van VNG en de LKOG in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de nakosten en met de wettelijke rente.
[eiser] baseert zijn vorderingen op onrechtmatige daad. Hij stelt primair dat de LKOG zijn klacht over zijn voormalig teammanager ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Als gevolg van dit onrechtmatig handelen leidt [eiser] schade, namelijk dat hem een zwaarwegend inhoudelijk advies van de LKOG over de gebeurtenissen op de werkvloer is onthouden. Subsidiair stelt [eiser] dat de LKOG de door hem ingediende klacht over de handelwijze van de LKOG ten onrechte niet in behandeling heeft genomen. Als gevolg van dit onrechtmatig handelen is [eiser] een oordeel van de LKOG misgelopen over de wijze van klachtenbehandeling van de LKOG in deze zaak.
VNG voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van [eiser], althans tot afwijzing van diens vorderingen.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.