Rechtbank Gelderland, 05-11-2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:6830, 4439972 CV 15-6194
Rechtbank Gelderland, 05-11-2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:6830, 4439972 CV 15-6194
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 5 november 2015
- Datum publicatie
- 5 november 2015
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2015:6830
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2016:8599, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 4439972 CV 15-6194
- Relevante informatie
- Burgerlijk Wetboek Boek 6 [Tekst geldig vanaf 01-10-2024], Burgerlijk Wetboek Boek 6 [Tekst geldig vanaf 01-10-2024] art. 248, Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs [Tekst geldig vanaf 01-01-2023], Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs [Tekst geldig vanaf 01-01-2023] art. 8
Inhoudsindicatie
Arbeidsmigranten. Uitleg artikel 55 CAO Bouwnijverheid
Uitspraak
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
Zaakgegevens: 4439972 CV 15-6194
Afschrift aan: mrs. Postma en Lagarrigue
Verzonden d.d. 5 november 2015
vonnis d.d. 5 november 2015 van de kantonrechter
in de zaak ex artikel 96 Rv
van
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Federatie Nederlandse Vakbeweging “FNV”,
gevestigd te Amsterdam,
gemachtigde: mr. N. Ruiter
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[uitzendonderneming] B.V.,
gevestigd te [plaats] ,
gemachtigde: mr. D.A.M. Lagarrigue,
beide verzoekers.
Partijen zullen hieronder ook FNV en [uitzendonderneming] worden genoemd.
1 Het procesverloop
Dit blijkt uit:
- het verzoek van FNV;
- het verzoek van [uitzendonderneming] ;
- de aanvullende productie 20 van FNV;
- de aanvullende producties 7 t/m 9 van [uitzendonderneming] ;
- de brief van de gemachtigde van FNV d.d. 8 oktober 2015, waarbij FNV haar verzoek heeft gewijzigd;
- de op 22 oktober 2015 gehouden mondelinge behandeling, waarvan aantekeningen zijn gemaakt door de griffier.
Hierna is vonnis bepaald op heden.
2 De feiten
FNV is een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid die zich krachtens haar statuten ten doel stelt de belangen te behartigen van werknemers.
[uitzendonderneming] is een uitzendonderneming. Zij stelt uitzendkrachten ter beschikking aan vooral bouwondernemingen. [uitzendonderneming] werft haar werknemers in Nederland, maar ook onder meer in Polen en Duitsland. Zij stelt aan de werknemers in Nederland huisvesting ter beschikking, in de buurt van de (bouw-)plaats waar de werknemers moeten werken.
[uitzendonderneming] maakt bij de beloning van haar werknemers gebruik van de zgn ET-regeling. Zij ruilt een deel van het bruto loon uit met onder meer de kosten voor de huisvesting in Nederland en reiskosten van en naar het land van herkomst, de extraterritoriale kosten. Deze kosten worden dus onbelast verstrekt met als gevolg dat de werknemers een hoger netto loon ontvangen en [uitzendonderneming] een lager bruto loon behoeft te betalen.
[uitzendonderneming] is als lid aangesloten bij de Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (hierna: NBBU). De NBBU heeft met de Landelijke Belangenvereniging een CAO afgesloten voor de periode 1 juni 2014 tot 1 juni 2019. [uitzendonderneming] valt onder de werkingssfeer van deze CAO en op de uitzendovereenkomsten van [uitzendonderneming] met haar werknemers zijn de bepalingen van de CAO NBBU van toepassing.
Artikel 22 van deze CAO luidt:
“1. Het loon en de vergoedingen van de uitzendkracht zijn gelijk aan het loon en
vergoedingen die worden toegekend aan werknemers, werkzaam in gelijkwaardige
functies in dienst van de inlener. Dit loonverhoudingsvoorschrift dient ter
bescherming van de rust op de arbeidsmarkt en is opgenomen in artikel 8 Wet
allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi).
2. Onder het loonverhoudingsvoorschrift vallen de volgende componenten:
> Uitsluitend het geldende periodeloon in de schaal;
(…)
> Onbelaste kostenvergoedingen: reiskosten, pensionkosten en andere kosten noodzakelijk wegens de uitoefening van de functie;
(…)
4. De uitzendonderneming en de uitzendkracht kunnen schriftelijk overeenkomen dat een deel van het loon als bedoeld in lid 1, (…) wordt uitgeruild voor vrije vergoedingen of vrije verstrekkingen in verband met extraterritoriale kosten (‘doelen’). De uitruil (…) is toegestaan met inachtneming van de volgende beperkingen en voorwaarden:
a. Uitruil van loon voor vrije vergoedingen of vrije verstrekkingen in verband met extraterritoriale kosten is uitsluitend toegestaan voor dubbele huisvestingskostsen, vervoerskosten van en naar de woonplaats in het land van herkomst van de uitzendkracht en extra uitgaven van levensonderhoud.
(…)
e. De uitruil van loon voor vrije vergoedingen of vrije verstrekkingen wordt vooraf met de uitzendkracht overeengekomen en vastgelegd in (een aanvulling op) de uitzendovereenkomst. In de (aanvulling op de) uitzendovereenkomst wordt onder andere opgenomen voor welke vrije vergoedingen of vrije verstrekkingen de uitzendkracht loon uitruilt en voor welke periode dit wordt afgesproken.
(…)”
De voor deze procedure relevante bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Bouwnijverheid zijn op 17 juni 2014 algemeen verbindend verklaard tot en met december 2014. Ingevolge voormeld in de CAO NBBU opgenomen loonverhoudingsvoorschrift, moet [uitzendonderneming] haar uitgezonden bouwplaatswerknemers belonen conform deze CAO.
Artikel 50 van de CAO Bouwnijverheid luidt als volgt:
“ (…)
5. De werknemer als bedoeld in artikel 55 lid 1, zal – naast het reguliere
woon-werkverkeer – als regel tussendoor eenmaal per week naar huis mogen gaan. De daaruit voortvloeiende reiskosten komen voor rekening van de werkgever.”
In artikel 51 van deze CAO is onder meer het volgende bepaald:
“1. Onder reisuren worden verstaan de uren gedurende welke gereisd wordt van de woning tot het werk en terug. Zij moeten worden vergoed indien de arbeid in een andere dan de woongemeente van de werknemer plaatsvindt. Daarbij dienen de volgende bepalingen van dit artikel in acht te worden genomen.
2. De duur van de reis (reistijd) (…) zal – met uitzondering van de eerste zestig minuten per dag – door de werkgever aan de werknemer worden vergoed tegen het voor die werknemer geldende garantie-uurloon.
(…)”
Het eerste lid van artikel 55 van deze CAO luidt:
“Indien het werk zo ver van de woning van de werknemer gelegen is dat dagelijks huiswaarts keren van de werknemer onredelijk zou zijn, zal zijn voeding, behoorlijke huisvesting en een vergoeding voor de verdere noodzakelijke verblijfkosten tijdens de daardoor ontstane afwezigheid van huis voor rekening komen van de werkgever, tenzij de werkgeven een naar behoorlijke maatstaven uitgeruste verblijfsgelegenheid ter beschikking stelt en ter tegemoetkoming in de kosten voor voeding een toelage van € 6,65 per dag verstrekt. Het recht op vergoeding voor de verdere noodzakelijke verblijfkosten komt te vervallen als de zaken waarop deze kosten betrekking hebben in natura worden verstrekt.
(…)”
In Bijlage 2 van deze CAO is vastgelegd dat de ten deze relevante onderdelen van de artikelen 50, 51 en 55 van toepassing zijn op uitzendkrachten in een bouwplaatsfunctie. Ten aanzien van de reiskostenvergoeding als bedoeld in artikel 50 is bepaald dat (enkel) het belastingvrije deel van € 0,19 per km wordt verstrekt.
3 Het verzoek
Partijen hebben zich op de voet van artikel 96 Rv samen tot deze kantonrechter gewend.
Zij hebben beide een verzoekschrift ingediend en verzocht deze beide verzoeken als één verzoek te behandelen.
Partijen hebben zich de mogelijkheid van hoger beroep uitdrukkelijk voorbehouden.
FNV verzoekt de kantonrechter - na wijziging van het verzoek bij brief van 8 oktober 2015 - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, uitspraak te doen over de volgende vragen en dit vast te leggen in een verklaring voor recht:
1) Is de vergoeding van kosten van huisvesting van uitzendkrachten uit het buitenland, de werknemers die zij in het buitenland heeft geworven, die zij in Nederland te werk stelt en voor wie de afstand tussen hun woning in het land van herkomst en de werkplek zodanig is dat redelijkerwijs van hen niet verlangd kan worden dat zij dagelijks na werk huiswaarts keren een onbelaste kostenvergoeding als bedoeld in artikel 22 lid 2 CAO NBBU?
2) Brengt het loonverhoudingsvoorschrift van artikel 22 lid 1 en 2 CAO NBBU mee dat [uitzendonderneming] ten aanzien van werknemers die zij in het buitenland heeft geworven, die zij in Nederland te werk stelt en voor wie de afstand tussen hun woning in het land van herkomst en de werkplek zodanig is dat redelijkerwijs van hen niet verlangd kan worden dat zij dagelijks na werk huiswaarts keren, artikel 55 CAO Bouw moet toepassen?
3) Brengt artikel 8 Waadi mee dat [uitzendonderneming] ten aanzien van werknemers die zij in het buitenland heeft geworven, die zij in Nederland te werk stelt en voor wie de afstand tussen hun woning in het land van herkomst en de werkplek zodanig is dat redelijkerwijs van hen niet verlangd kan worden dat zij dagelijks na werk huiswaarts keren, artikel 55 CAO Bouw moet toepassen?
4) Dient [uitzendonderneming] aan de werknemers die zij in het buitenland heeft geworven, die zij in Nederland te werk stelt en voor wie de afstand tussen hun woning in het land van herkomst en de werkplek zodanig is dat redelijkerwijs van hen niet verlangd kan worden dat zij dagelijks na werk huiswaarts keren, de kosten van huisvesting in Nederland te vergoeden?
5) Indien [uitzendonderneming] aan de werknemers die zij in het buitenland heeft geworven, die zij in Nederland te werk stelt en voor wie de afstand tussen hun woning in het land van herkomst en de werkplek zodanig is dat redelijkerwijs van hen niet verlangd kan worden dat zij dagelijks na werk huiswaarts keren een behoorlijke huisvesting in Nederland verstrekt, mag ze dan de kosten ervan geheel of gedeeltelijk op de werknemers verhalen?
6) Gesteld dat [uitzendonderneming] de kosten van huisvesting van de in vraag 1 en 2 bedoelde uitzendkrachten moet vergoeden dan wel kosteloos moet verstrekken op de voet van artikel 55 CAO Bouw, is dan uitruil toegestaan?
[uitzendonderneming] heeft de kantonrechter verzocht een oordeel te geven over de volgende vragen:
1. Acht U het aannemelijk dat bij het redigeren van artikel 55 CAO Bouwnijverheid
(voormalige artikel 40, maar tekstueel gelijk) rekening is gehouden met de
(grootschalige) inzet van arbeidsmigranten zoals deze heden plaats vindt?
2. Het staat vast dat de uitleg van FNV leidt tot een veel hogere kostprijs van de
arbeidsmigrant. Direct gevolg hiervan is dat indien deze uitleg wordt gevolgd
bouwbedrijven eerder zullen kiezen voor Nederlandse werknemers dan voor
arbeidsmigranten aangezien dit duizenden euro’s per maand zal schelen. Hoe
verhoudt deze uitleg zich met het Europees recht, in het bijzonder het vrij verkeer
van werknemers? Is de uitleg van FNV over artikel 55 CAO Bouwnijverheid in strijd
met Europees recht?
3. Wat wordt bedoeld met het woord “onredelijk” in de zin “... huiswaarts keren van de
werknemer onredelijk zou zijn ...“ zoals beschreven in artikel 55 lid 1 CAO
Bouwnijverheid.
Anders geformuleerd: wanneer is het redelijk dat in geval van een arbeidsmigrant
een vergoeding voor huisvesting en reiskosten naar het land van herkomst
redelijkerwijs verschuldigd is in het kader van de CAO Bouwnijverheid?
Vriendelijk verzoekt [uitzendonderneming] in het antwoord hierop, de meest voorkomende
situatie te betrekken dat een uitzendkracht er zelf voor kiest om voor de
uitzendkracht moverende redenen naar Nederland te migreren teneinde hier
werkzaamheden te verrichten (bijvoorbeeld geen werk in thuisland maar wel in
Nederland, betere carrière mogelijkheden etc.).
4. Is artikel 55 CAO Bouwnijverheid, meer in het bijzonder het begrip “woning” naar
Uw mening voor meerdere interpretaties vatbaar?
5. Verdient het naar Uw mening de voorkeur dat CAO-partijen opnieuw met elkaar in
onderhandeling gaan teneinde de CAO Bouwnijverheid op dit onderdeel te herijken
en/of te verduidelijken?
6. Acht U de bepaling zoals deze is opgenomen in artikel 47 van de Metaal-CAO een
rechtvaardig uitgangspunt bij de inzet van arbeidsmigranten in de bouwbranche (…)?
Naar de mening van [uitzendonderneming] is de bepaling van artikel 47 van de Metaal-CAO:
- duidelijk en transparant (het begrip “standplaats” is vele malen duidelijker dan
het begrip “woning” dat voor diverse interpretaties vatbaar is);
- toetsbaar (er kan immers eenvoudig gecontroleerd worden of de standplaats
tussen partijen is overeengekomen door deze op te nemen in de
arbeidsovereenkomst);
- redelijk (de werknemer kan immers zelf bepalen of hij akkoord gaat met de
standplaats en werkgever wordt niet “opgezadeld” met onredelijke wekelijkse
reis en verblijfskosten van een werknemer die zich zelf aanbiedt om bij haar te
komen werken);
- Het eerder besproken scenario van het tijdelijk wegvallen van werk op
bijvoorbeeld de standplaats Groningen en het aanbieden van nieuw werk in
Limburg gedurende de duur van de arbeidsovereenkomst maakt dat ook het
uitzendbureau op basis van dit artikel de kosten van huisvesting en reiskosten
terug naar de standplaats voor haar rekening dient te nemen.
7. Is de Euro 6,65 voeding toelage verschuldigd indien de werknemers
beschikken over kookgelegenheden en derhalve in staat zijn om zelf hun
maaltijden te verzorgen?