Home

Rechtbank Gelderland, 28-04-2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:2890, AWB - 15 _ 6895

Rechtbank Gelderland, 28-04-2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:2890, AWB - 15 _ 6895

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
28 april 2016
Datum publicatie
31 mei 2016
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2016:2890
Zaaknummer
AWB - 15 _ 6895

Inhoudsindicatie

Omgevingsvergunning geweigerd voor het bouwen van 19 wooneenheden in een landhuis in combinatie met gezamenlijke ruimtes gericht op vitale senioren (“common senior living”). Gezamenlijke ruimten te klein, zodat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan.

Verweerder heeft in het bestreden besluit ten onrechte de reguliere voorbereidingsprocedure gevolgd. Gebrek wordt gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 Awb.

Uitspraak

Zittingsplaats Arnhem

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 15/6895

in de zaak tussen

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasdriel, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 31 maart 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd aan eiseres een omgevingsvergunning te verlenen.

Bij besluit van 6 oktober 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 maart 2016. Namens eiseres zijn verschenen [3 namen] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden, mr. L.L. van Dalsen-Croes en J.J.W.G. van den Oetelaar.

Overwegingen

1. Eiseres heeft op 23 december 2014 bij verweerder een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het oprichten van een “common senior living” op het perceel [perceel] , kadastraal bekend gemeente Maasdriel, [perceel] . Het bouwplan bestaat uit een landhuis van [aantal] verdiepingen, waarin 19 wooneenheden voor senioren worden gerealiseerd, in combinatie met logeerkamers en gezamenlijke verblijfsruimten.

Verweerder heeft in het bestreden besluit met toepassing van de reguliere voorbereidingsprocedure geweigerd aan eiseres een omgevingsvergunning te verlenen voor de activiteiten “bouwen” (artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)), “uitvoeren van werken of werkzaamheden” (artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wabo) en “strijdig gebruik” (artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3o, van de Wabo).

2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Landgoed het Drielse Bosch” is het gedeelte van het perceel waarop het bouwplan betrekking heeft bestemd als “Woondoeleinden”.

Op grond van de voorschriften van het bestemmingsplan zijn gronden met die bestemming bestemd voor wonen met de bijbehorende voorzieningen. Per bebouwingszone is maximaal één vrijstaande woning toegestaan.

In artikel 1 van de planvoorschriften is een woning gedefinieerd als: “een complex van ruimten, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden”.

3. Tussen partijen is uitsluitend in geschil of de “common senior living” in strijd is met het bestemmingsplan. Dat is, gelet op de definitie van het begrip ‘woning’ in het bestemmingsplan niet het geval wanneer het bouwwerk krachtens zijn indeling geschikt is voor de huisvesting van één huishouden.

3.1.

Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) eerder heeft overwogen (zie de uitspraak van 14 november 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY3083) dient bij toetsing van een bouwplan aan een bestemmingsplan niet slechts te worden bezien of het bouwwerk overeenkomstig de bestemming kan worden gebruikt, maar dient mede te worden beoordeeld of het bouwwerk ook met het oog op zodanig gebruik wordt opgericht. Dit houdt in dat een bouwwerk in strijd met de bestemming moet worden geoordeeld indien redelijkerwijs valt aan te nemen dat het bouwwerk uitsluitend of mede zal worden gebruikt voor andere doeleinden dan die waarin de bestemming voorziet.

Zoals voorts volgt uit de jurisprudentie van de Afdeling (zie onder meer de uitspraken van 25 november 2009, ECLI:NL:RVS:BK4327, en 24 augustus 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR5681) kan ook bij een niet traditioneel gezin sprake zijn van één huishouden. Er moet dan sprake zijn van een woonvorm waarin een met een gezinsverband vergelijkbaar huishouden wordt gevoerd, met een duurzaam en bestendig karakter en waarbij ook een zekere mate van verbondenheid aanwezig is.

3.2.

Uit het bouwplan valt af te leiden dat de 19 wooneenheden bestaan uit een kamer met een oppervlakte van tussen de 47 m² en 62,3 m², met een eigen douche en toilet. Elke kamer kan door één of twee personen worden bewoond, zodat het aantal bewoners minimaal 19 en maximaal 38 zal bedragen. Op de begane grond is een gezamenlijke keuken met een oppervlakte van ongeveer 60 m² en voorzien van 2 kookeilanden. Aan de overzijde van de keuken is een zitkamer van 20 m² en een leeskamer/bibliotheek van 20 m² voorzien.

3.3

Uit het voorgaande volgt dat het bouwwerk, om bestemd te zijn voor één huishouden, krachtens zijn indeling geschikt moet zijn om een met een gezinsverband vergelijkbaar huishouden toe voeren, waarbij een zekere mate van verbondenheid tussen de bewoners kan worden gerealiseerd. Daartoe dienen naar het oordeel van de rechtbank de gezamenlijke ruimten voldoende groot te zijn om die verbondenheid daadwerkelijk mogelijk te maken. De oppervlakten van de keuken, de zitkamer en de leeskamer zijn daarvoor, gezien het maximale aantal bewoners van 38, onvoldoende.

Hieruit volgt dat niet kan worden geoordeeld dat de “common senior living” zal worden gebruikt voor het doel waarin de bestemming voorziet. Verweerder heeft zich daarom naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan. De beroepsgrond faalt.

4. Gegeven dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, dient de aanvraag op grond van artikel 2.10, tweede lid, van de Wabo te worden aangemerkt als een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit “strijdig gebruik” als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo. De omgevingsvergunning wordt dan slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 van de Wabo niet mogelijk is.

Verweerder heeft hierover in het bestreden besluit overwogen dat voor het bouwplan geen omgevingsvergunning kan worden verleend op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1o of 2o, van de Wabo. Dat betekent dat de omgevingsvergunning uitsluitend verleend kon worden op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3o, van de Wabo. Dat brengt op grond van artikel 3.10, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo met zich dat verweerder het besluit diende voor te bereiden met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure in plaats van met toepassing van de reguliere voorbereidingsprocedure. In zoverre kent het bestreden besluit een gebrek.

Ter zitting heeft eiseres evenwel erkend dat zij niet in haar belangen is geschaad doordat verweerder de reguliere voorbereidingsprocedure heeft toegepast. Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding om dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht.

5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. van Breda, voorzitter, mr. J.J.W.P. van Gastel en mr. L.M. Koenraad, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Mengerink, griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:

griffier

voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.