Home

Rechtbank Groningen, 21-10-2004, AR4367, 18/070186-04

Rechtbank Groningen, 21-10-2004, AR4367, 18/070186-04

Gegevens

Instantie
Rechtbank Groningen
Datum uitspraak
21 oktober 2004
Datum publicatie
21 oktober 2004
ECLI
ECLI:NL:RBGRO:2004:AR4367
Formele relaties
Zaaknummer
18/070186-04

Inhoudsindicatie

Verdachte is veroordeeld wegens dubbele moord en twee pogingen tot moord. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 18 jaar en TBS met dwangverpleging opgelegd. Er is verminderde toerekeningsvatbaarheid bij de man met een ernstige persoonlijkheidsstoornis. De langdurige gevangenisstraf dient in het bijzonder ter vergelding en mede ter bescherming van de maatschappij. Ook de maatregel van de TBS is door de rechtbank opgelegd ter beveiliging van de maatschappij.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN

parketnummer: 070186-04

datum uitspraak: 21 oktober 2004

op tegenspraak

raadsman: mr. Eenhoorn

VONNIS

van de rechtbank te Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],

wonende te [woonplaats],

thans preventief gedetineerd in PI Noord, gevangenis De Marwei, Leeuwarden

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 oktober 2004.

TENLASTELEGGING

Aan de verdachte is ten laste gelegd: dat

1.

hij op of omstreeks 3 april 2004, in de gemeente Appingedam,

opzettelijk en met voorbedachten rade [echtgenote] en/of [schoonmoeder] van het

leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en

rustig overleg, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met een mes, althans een

scherp en/of puntig voorwerp,

- in de borst en/of buik en/of rug van die [echtgenote] gestoken en/of geprikt

en/of gesneden, althans getroffen, en/of

- in de buik en/of zij en/of rug van die [schoonmoeder] gestoken en/of geprikt

en/of gesneden, althans getroffen,

tengevolge waarvan voornoemde [echtgenote] en/of [schoonmoeder] is/zijn overleden;

art 289 Wetboek van Strafrecht

althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat

hij op of omstreeks 3 april 2004, in de gemeente Appingedam,

opzettelijk [echtgenote] en/of [schoonmoeder] van het leven heeft beroofd, immers

heeft verdachte met dat opzet, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met een

mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp,

- in de borst en/of buik en/of rug van die [echtgenote] gestoken en/of geprikt

en/of gesneden, althans getroffen, en/of

- in de buik en/of zij en/of rug van die [schoonmoeder] gestoken en/of geprikt

en/of gesneden, althans getroffen,

tengevolge waarvan voornoemde [echtgenote] en/of [schoonmoeder] is/zijn overleden;

art 287 Wetboek van Strafrecht

2.

hij op of omstreeks 3 april 2004, in de gemeente Appingedam,

ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en

met voorbedachten rade [schoonvader] van het leven te beroven, met dat opzet en

na kalm beraad en rustig overleg,

genoemde [schoonvader], meerdere malen, althans eenmaal, (telkens) met een mes,

althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de buik en/of het onderlichaam,

althans in het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden, althans getroffen,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

art 289 Wetboek van Strafrecht

art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat

hij op of omstreeks 3 april 2004, in de gemeente Appingedam,

ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [schoonvader] van het leven te beroven, met dat opzet genoemde [schoonvader], meerdere

malen, althans eenmaal, (telkens) met een mes, althans een scherp en/of puntig

voorwerp, in de buik en/of het onderlichaam, althans in het lichaam, heeft

gestoken en/of gesneden, althans getroffen,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

art 287 Wetboek van Strafrecht

art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat

hij op of omstreeks 3 april 2004, in de gemeente Appingedam, aan een persoon

genaamd [schoonvader], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een of meer

steekwonden in de buik, althans in het lichaam), heeft toegebracht, door deze

opzettelijk, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met een mes, althans een

scherp en/of puntig voorwerp, in de buik en/of het onderlichaam, althans in

het lichaam te steken en/of te snijden, althans te treffen;

art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht

3.

hij op of omstreeks 3 april 2004, in de gemeente Bedum en/of Ten Boer en/of

Groningen, althans in het arrondissement Groningen,

ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en

met voorbedachten rade [zoontje] (geboren [geboortedatum]) van het leven te

beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, samen met genoemde

[zoontje] in het Eemskanaal, althans in (een) water, is gesprongen en/of

gelopen, althans gegaan, in elk geval die [zoontje] in het water van het

Eemskanaal of een ander water heeft doen belanden of terechtkomen,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

art 289 Wetboek van Strafrecht

art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat

hij op of omstreeks 3 april 2004, in de gemeente Bedum en/of Ten Boer en/of

Groningen, althans in het arrondissement Groningen,

ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk

[zoontje] (geboren [geboortedatum]) van het leven te beroven, met dat opzet,

samen met genoemde [zoontje] in het Eemskanaal, althans in (een) water, is

gesprongen en/of gelopen, althans gegaan, in elk geval die [zoontje] in het

water van het Eemskanaal of een ander water heeft doen belanden of

terechtkomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is

voltooid;

art 287 Wetboek van Strafrecht

art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat

hij op of omstreeks 3 april 2004, in de gemeente Bedum en/of ten Boer en/of

Groningen, althans in het arrondissement Groningen,

ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon

genaamd [zoontje], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat

opzet samen met genoemde [zoontje] in het Eemskanaal, althans in (een) water,

is gesprongen en/of gelopen, althans gegaan, in elk geval die [zoontje] in het

water van het Eemskanaal of een ander water heeft doen belanden of

terechtkomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is

voltooid;

art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht

art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Wijziging tenlastelegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de tenlastelegging als volgt zal worden gewijzigd:

dat in het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde de woorden

"- in de borst en/of buik en/of rug van die [echtgenote]"

dienen te worden vervangen door de woorden:

"- in de borst en/of buik en/of rug en/of zij, althans in de romp, van die [echtgenote]".

Deze vordering is door de rechtbank ter terechtzitting, gehoord de verdachte en diens raadsman, toegewezen.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.

hij op 3 april 2004, in de gemeente Appingedam, opzettelijk en met voorbedachten rade [echtgenote] en [schoonmoeder] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en

rustig overleg, meermalen, telkens met een mes,

- in de borst en rug en zij van die [echtgenote] gestoken en/of gesneden, en

- in de buik en rug van die [schoonmoeder] gestoken en/of gesneden,

tengevolge waarvan voornoemde [echtgenote] en [schoonmoeder] zijn overleden;

2.

hij op 3 april 2004, in de gemeente Appingedam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [schoonvader] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, genoemde [schoonvader] met een mes in de buik heeft gestoken,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

3.

hij op 3 april 2004, in de gemeente Ten Boer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [zoontje] (geboren [geboortedatum]) van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, samen met genoemde [zoontje] in het Eemskanaal is gesprongen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen onder 1 primair, 2 primair en 3 primair meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

NADERE BEWIJSOVERWEGING

Namens verdachte is aangevoerd dat er geen sprake was van voorbedachte raad en verder dat met betrekking tot de ten laste gelegde poging tot moord op zijn zoon [zoontje] bij verdachte geen sprake was van opzet.

De rechtbank verwerpt deze verweren.

Het feit dat verdachte op enig moment in een staat van vernauwd bewustzijn is komen te verkeren, maakt niet dat van voorbedachte raad en opzet geen sprake meer kan zijn. Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank gebleken dat verdachte op verschillende momenten beredeneerd te werk is gegaan. Zo is hij, aldus zijn verklaring, met het doel zijn zoon te zien naar de woning van de slachtoffers gegaan. Met het oog op de tegenwerking die hij daar verwachtte, heeft verdachte drie messen meegenomen. Bij die woning heeft verdachte zijn auto bewust buiten het zicht van de slachtoffers geparkeerd en er in de straat voor gezorgd zelf buiten het zicht van de slachtoffers te blijven. Bij de deur is hij, na te hebben aangebeld, met een mes in de hand gaan staan wachten. Toen hij na het steken van het eerste slachtoffer direct nadat de deur was geopend zijn mes kwijt was, heeft hij een tweede mes gepakt en daarmee een tweede zich verderop in de woning bevindend en een derde, zich in de tuin bevindend slachtoffer gemaakt. Voordat hij zijn vrouw [echtgenote] neerstak, heeft hij haar gezegd - aldus zijn verklaring - [zoontje] neer te leggen. Na zijn vertrek uit de woning heeft verdachte [zoontje] meegenomen en geprobeerd het tweede mes te laten verdwijnen. Eenmaal in de auto heeft verdachte gebeld met kennissen en meegedeeld op zoek te zijn naar het Eemskanaal en iets gezegd in de trant van "Ik dood dus de baby ook dood". Uit dit alles blijkt de rechtbank dat verdachte op verschillende momenten beredeneerd te werk ging en zich rekenschap heeft kunnen geven van de gevolgen van zijn optreden.

Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat uit de deskundigenrapportages geenszins is gebleken van een verdachte, die van elk inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan is verstoken.

KWALIFICATIE

Hetgeen de rechtbank als bewezen heeft aangenomen levert de volgende strafbare feiten op:

1. moord, tweemaal gepleegd;

2. poging tot moord;

3. poging tot moord.

STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE

Ten aanzien van de strafbaarheid van de verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 9 augustus 2004, opgemaakt door B.T. Takkenkamp, psychiater, en op de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 2 augustus 2004, opgemaakt door G. de Bruijn, psycholoog.

De conclusie van die rapporten luidt, zakelijk weergegeven, dat het ten laste gelegde en bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend. De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over.

De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

MOTIVERING STRAF EN MAATREGEL

Bij de bepaling van de straf, die aan de verdachte zal worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met:

a) - de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde en de omstandigheden

waaronder dit is begaan, zoals blijkt uit het strafdossier;

- de vordering van de officier van justitie;

b) de persoon van de verdachte, zoals naar voren gekomen uit:

- het onderzoek op de terechtzitting d.d. 7 oktober 2004;

- de inhoud van een uittreksel uit het algemeen documentatieregister omtrent verdachte

d.d. 5 april 2004. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld wegens het plegen van soortgelijke feiten;

- het over de verdachte door de Stichting Reclassering Nederland te Groningen

uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 9 december 1999;

- het over de verdachte door de Stichting Reclassering Nederland te Groningen uitgebrachte maatregelrapport d.d. 9 augustus 2004;

- de briefrapportage d.d. 7 april 2004 van T.P. Kits, psychiater;

- voormelde psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 9 augustus 2004 en voormelde psychologische onderzoeksrapportage d.d. 2 augustus 2004.

OVERWEGINGEN

Vrijheidsstraf

De rechtbank neemt bij de strafoplegging allereerst in aanmerking dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan tweevoudige moord en twee pogingen tot moord. Moord moet als één van de meest ernstige delicten van het Wetboek van Strafrecht worden beschouwd.

Verdachte heeft zijn vrouw en zijn schoonmoeder op schokkende wijze en zeer gewelddadig het leven ontnomen. Hij heeft zijn schoonvader geprobeerd te doden, die onmachtig moest toezien en -horen hoe verdachte in de woning verder toesloeg. Vervolgens heeft hij geprobeerd om zijn eigen zoontje, dat toen vijf maanden oud was, te verdrinken.

Door zijn handelen heeft verdachte aan de nabestaanden onbeschrijfelijk en onherstelbaar leed toegebracht. Het zoontje van verdachte is kort na het incident door de Kinderrechter onder toezicht gesteld en in een pleeggezin geplaatst. Hij zal moeten leven met de wetenschap dat zijn moeder en zijn oma zijn omgebracht door zijn vader, dat zijn vader heeft geprobeerd zijn opa om het leven te brengen en zelfs hem, zijn eigen kind, te verdrinken. Het slachtoffer [schoonvader] zal verder moeten leven zonder zijn vrouw en zijn dochter, met herinnering aan de fatale en verschrikkelijke gebeurtenissen.

Naast maatschappelijke onrust in het algemeen hebben de delicten - gepleegd op klaarlichte dag - in het bijzonder diepe indruk gemaakt bij de buurtbewoners van de slachtoffers.

Uit het dossier volgt dat - nadat verdachte zijn schoonvader had neergestoken - er mensen op het hulpgeroep afkwamen. Zij werden geconfronteerd met de schokkende situatie, waarin twee slachtoffers bloedend op straat lagen en een derde slachtoffer achter het huis bleek te liggen.

De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank aan verdachte een levenslange gevangenisstraf zal opleggen.

De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.

De rechtbank neemt in aanmerking dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van de feiten. De persoonlijkheidsstoornis die bij verdachte is geconstateerd is groot en verdachte lijdt daar al sinds zijn vroege jeugd aan. Verdachte is met deze stoornis behept en heeft daarvoor zelf niet gekozen. Naar het oordeel van de rechtbank is aannemelijk geworden dat de stoornis een directe en een aanzienlijke invloed heeft gehad op het handelen van verdachte. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat deze omstandigheid mede een rol behoort te spelen in de bepaling van de lengte van de op te leggen gevangenisstraf. De rechtbank ziet daarin aanleiding om geen levenslange gevangenisstraf op te leggen.

Naar het oordeel van de rechtbank is evenwel een zeer langdurige gevangenisstraf op zijn plaats. Deze gevangenisstraf dient in het bijzonder ter vergelding van het feit dat verdachte twee mensen het leven heeft ontnomen en daarnaast twee pogingen daartoe heeft ondernomen. Voorts dient de langdurige gevangenisstraf mede - naast na te melden maatregel - ter bescherming van de maatschappij tegen het gevaar dat van verdachte uitgaat.

Terbeschikkingstelling

De rechtbank is van oordeel dat de verdachte, bij wie tijdens het begaan van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde een gebrekkige ontwikkeling dan wel ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens bestond, ter beschikking moet worden gesteld omdat:

- het onder 1, 2 en 3 bewezen en strafbaar verklaarde misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld;

- de veiligheid van anderen de oplegging van die maatregel eist;

- de algemene veiligheid van personen de oplegging van die maatregel eist.

De rechtbank is van oordeel dat de verdachte tevens van overheidswege moet worden verpleegd, omdat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen die verpleging eist.

De rechtbank realiseert zich dat gelet op de aard van de stoornis en de houding van verdachte zijn behandelprognose slecht is. Gelet evenwel op het door de deskundigen omschreven herhalingsgevaar zal de rechtbank ter beveiliging van de maatschappij aan verdachte naast een langdurige gevangenisstraf een terbeschikkingstelling met dwangverpleging opleggen.

De rechtbank heeft dit oordeel verder gegrond op het advies van de gedragsdeskundigen B.T. Takkenkamp en G. de Bruijn.

Het advies van de psychiater B.T. Takkenkamp d.d. 9 augustus 2004 houdt - zakelijk weergegeven - onder meer in:

Er was bij betrokkene sprake van een ziekelijke stoornis der geestvermogens in de vorm van een aanpassingsstoornis en een dissociatieve stoornis n.a.o. Er was en is bij betrokkene sprake van een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis.

Vanuit forensisch psychiatrisch oogpunt vind ik betrokkene verminderd toerekeningsvatbaar voor de hem ten laste gelegde delicten, op grond van de aanpassingsstoornis, de persoonlijkheidsstoornis en de mogelijke dissociatieve fenomenen. Ik vind betrokkene echter niet sterk verminderd of volledig ontoerekeningsvatbaar voor de hem ten laste gelegde delicten, omdat van hem in redelijkheid verwacht mag worden dat hij wist dat hij zeer geladen was en met messen derhalve levensgevaarlijk kon zijn.

Alles overwegende is mijns inziens het recidiverisico op langere termijn zeker aanwezig.

Ik adviseer aan betrokkene een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging op te leggen.

Het advies van de psycholoog G. de Bruijn d.d. 2 augustus 2004 houdt - zakelijk weergegeven - onder meer in:

Ik vind onderzochte verminderd toerekeningsvatbaar vanwege de ernstige persoonlijkheidsstoornis en de door de cumulatie van stress, die onderzochte niet adequaat wist te hanteren, ontstane acute aanpassingsstoornis. Hij kende zichzelf als driftkop met woede-uitbarstingen en heeft kunnen weten dat hij zichzelf niet meer in de hand zou kunnen houden. Hij liet zijn eigen wensen prevaleren en verdroeg geen uitstel.

Gezien de ernst en duur van de persoonlijkheidsstoornis is de kans op herhaling van woede-uitbarstingen aanzienlijk, al dan niet tegenover een partner en anderen. Onderzochte is snel gekrenkt, heeft een geringe frustratietolerantie, duldt geen uitstel van zijn wensen en is gericht op bevrediging van eigen behoeftes.

Ik adviseer een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging. Een complicerende factor is dat onderzochte de schuld deels buiten zichzelf legt en nauwelijks de gebeurtenissen onder ogen wil zien.

De rechtbank kan zich met de inhoud en de conclusie daarvan verenigen en neemt die over.

VORDERING VAN DE BENADEELDE PARTIJ

Feiten 1 en 2

Als benadeelde partij heeft zich voor de terechtzitting schriftelijk in het strafproces gevoegd [schoonvader], wonende te [adres]

De benadeelde partij heeft zich ter terechtzitting doen bijstaan door mr. L.H. Poortman-de Boer, advocaat te Drachten.

Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van ? 50,00.

De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.

Schadevergoedingsmaatregel

De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen aan de staat een geldbedrag te betalen ten behoeve van het slachtoffer. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat zij het niet wenselijk acht dat het slachtoffer zelf met het innen van de vordering wordt belast.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45, 57 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

De rechtbank:

Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.

Verklaart de verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.

Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Veroordeelt de verdachte voor het bewezen en strafbaar verklaarde tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren.

Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd, die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.

Gelast dat de veroordeelde ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij

Wijst de vordering van de benadeelde partij [schoonvader], wonende te [adres], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van ? 50,00 (zegge: vijftig euro). Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.

Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van ? 50,00 (zegge: vijftig euro) ten behoeve van het slachtoffer [schoonvader], wonende te [adres], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.

Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van

? 50,00 ten behoeve van het slachtoffer, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.

Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. Dolfing, voorzitter, Van Weringh en Gerding, in tegenwoordigheid van Den Held als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 oktober 2004.

De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.