Home

Rechtbank Haarlem, 04-05-2006, ECLI:NL:RBHAA:2006:617 AX1925, 05/4041

Rechtbank Haarlem, 04-05-2006, ECLI:NL:RBHAA:2006:617 AX1925, 05/4041

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
4 mei 2006
Datum publicatie
23 mei 2006
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2006:AX1925
Zaaknummer
05/4041
Relevante informatie
Wet belastingen op milieugrondslag [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 36, Art. 6.33 Wet IB 2001, Art. 16 Wet VPB 1969, Art. 5b AWR

Inhoudsindicatie

Eiseres kan niet worden aangemerkt als een instelling als bedoeld in artikel 36l, elfde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag. De door eiseres georganiseerde activiteiten kunnen niet worden aangemerkt als activiteiten die rechtstreeks het algemeen belang raken. Evenmin raken de activiteiten van eiseres in gelijke mate het algemene en particuliere belang.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Registratienummer: AWB 05/4041

Uitspraakdatum: 4 mei 2006

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X,

gevestigd te Z, eiseres,

gemachtigde A te R,

en

de inspecteur van de Belastingdienst P,

verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Op 22 maart 2005 heeft eiseres een verzoek om teruggaaf van de regulerende energiebelasting ingediend over het tijdvak 10 februari 2004 tot en met 10 januari 2005, ten bedrage van € 492. Bij beschikking van 26 maart 2005 heeft de inspecteur dit verzoek afgewezen. Eiseres heeft daartegen een bezwaarschrift ingediend, dat op 30 mei 2005 is ingekomen bij verweerder. Bij de uitspraak op bezwaar van 7 juli 2005 heeft verweerder het bezwaar afgewezen en de beschikking gehandhaafd.

Eiseres heeft een beroepschrift ingediend dat op 12 augustus 2005 door de rechtbank is ontvangen. Het beroepschrift is nader gemotiveerd op 29 september 2005. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 januari 2006 te Haarlem.

Namens eiseres zijn verschenen A en B. Namens verweerder is verschenen C.

2. De feiten

2.1. Eiseres heeft in artikel 2 van de laatstelijk op 18 maart 1998 notarieel verleden statuten de volgende omschrijving van haar doelstelling:

1. De stichting stelt zich ten doel het bevorderen van sociale-culturele activiteiten met name door, voor en met de bewoners van de gemeente Q.

2. De stichting stelt zich mede ten doel te voorzien in de behoefte aan ruimte voor activiteiten en dienstverlening op maatschappelijke en aanverwante terreinen door het beschikbaar stellen van ruimte voor activiteiten die door derden worden georganiseerd.

2.2. Bij de ten name van eiseres gestelde jaarafrekening met betrekking tot het verbruik van gas en elektriciteit, heeft het energiebedrijf ter zake van het pand aan de a-weg 1 te S regulerende energiebelasting in rekening gebracht over het onderhavige tijdvak.

3. Het geschil

Tussen partijen is in geschil of eiseres kan worden aangemerkt als een algemeen nut beogende instelling, als bedoeld in artikel 36l, elfde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag (hierna: de Wet), hetgeen eiseres stelt maar verweerder ontkent.

Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. In artikel 36l, zevende lid, van de Wet is geregeld in welke gevallen op verzoek teruggaaf wordt verleend van regulerende energiebelasting met betrekking tot aardgas en elektriciteit. De teruggaafregeling bedoeld in het zevende lid, is onder bij regeling van Onze Minister te stellen nadere voorwaarden en beperkingen, eveneens van toepassing met betrekking tot aardgas en elektriciteit, gebruikt in onroerende zaken die hoofdzakelijk in gebruik zijn bij een charitatieve, culturele, wetenschappelijke of het algemeen nut beogende instelling, mits:

a. de instelling beschikt over notarieel verleden statuten waaruit de charitatieve, culturele, wetenschappelijke of het algemeen nut beogende doelstelling blijkt;

b. de feitelijke werkzaamheden van de instelling overeenkomen met de doelstelling;

c. de instelling niet of slechts in beperkte mate werkzaam is op het gebied van sport, gezondheidszorg of onderwijs;

d. de instelling niet aan vennootschapsbelasting is onderworpen dan wel daarvan is vrijgesteld;

e. de instelling beschikt over een eigen aansluiting.

4.2. Ten aanzien van de vraag of eiseres kwalificeert als een instelling in vorenbedoelde zin oordeelt de rechtbank als volgt. Het geschil spitst zich toe op de vraag of eiseres een algemeen nut beogende instelling is. Voor de beantwoording van deze vraag, dient zowel te worden gekeken naar de (statutaire) doelstelling als naar de feitelijke werkzaamheden van eiseres. De doelstelling dient een werkzaamheid te betreffen die op zichzelf rechtstreeks het algemeen belang raakt. Dat van het gestelde doel tevens zijdelings een algemeen nuttig effect uitgaat, is niet van belang. Als de activiteiten van eiseres ongeveer in gelijke mate het algemene en particuliere belang dienen, moet de instelling worden aangemerkt als een algemeen nut beogende instelling, De bewijslast daarvan rust op eiseres. (vgl. HR 7 november 2003, nr. 38.049, V-N 2003/57.11).

4.3. In de statuten weergegeven in onderdeel 2.1 is het doel van de stichting tweeledig omschreven, namelijk het bevorderen van sociale-culturele activiteiten met name door, voor en met de bewoners van de gemeente Q alsmede het voorzien in de behoefte aan ruimte voor activiteiten en dienstverlening op maatschappelijke en aanverwante terreinen door het beschikbaar stellen van ruimte voor activiteiten die door derden worden georganiseerd. In het onderhavige tijdvak bestonden de feitelijke activiteiten in het buurthuis uit onder andere biljarten, klaverjassen, sjoelen, schaken, modelbouw en hobby instuif. Daarnaast organiseerde eiseres in het onderhavige tijdvak verschillende cursussen en heeft zij ruimten verhuurd aan derden.

4.4. Vooropgesteld moet worden dat de activiteiten van verhuur van ruimten aan derden en de baractiviteiten niet kunnen worden aangemerkt als activiteiten die op zichzelf bezien het algemeen belang raken. Eiseres heeft voorts onweersproken gesteld dat de verhuur van ruimtes verwaarloosbaar is ten opzichte van de overige activiteiten en dat voor deze overige activiteiten de onroerende zaak door haarzelf is gebruikt. De rechtbank ziet geen reden eiseres in zoverre niet te volgen in haar standpunten, zodat het ervoor wordt gehouden dat zij in het onderhavige tijdvak de onroerende zaak hoofdzakelijk in gebruik had.

4.4.1. De door eiseres georganiseerde activiteiten zoals biljarten, klaverjassen, sjoelen, schaken, modelbouw en hobby instuif kunnen naar het oordeel van de rechtbank evenwel niet gezien worden als activiteiten die rechtstreeks het algemeen belang raken. Weliswaar raken de activiteiten indirect het algemeen belang omdat eiseres – zoals zij ter zitting nader heeft toegelicht - hiermee conform haar doelstelling mensen de mogelijkheid biedt om met elkaar in contact te komen. Dit is evenwel slechts een neveneffect van genoemde activiteiten waarvan moet worden aangenomen dat daarmee primair particuliere belangen zijn gemoeid. Eiseres heeft niet aannemelijk weten te maken dat genoemde activiteiten op zichzelf bezien van ondergeschikt belang zijn en dat het contact tussen de mensen bij die activiteiten op de voorgrond staat. De omstandigheid dat kan worden gezegd dat genoemde activiteiten niet worden ontplooid door derden maar door eiseres zelf, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Dat de activiteiten voor iedereen toegankelijk zijn, zonder dat men zich hiervoor hoeft in te schrijven (instuif) en dat geen sprake is van aparte clubs die zich in het buurthuis hebben gehuisvest, brengt geen verandering in de aard van de activiteiten waarvan - zoals hiervoor reeds geoordeeld - het particuliere belang voorop staat.

4.4.2. De door eiseres georganiseerde cursussen zouden kunnen worden gezien als activiteiten die op zichzelf bezien het algemeen belang raken. Nu eiseres echter ter zitting heeft erkend dat het relatief belang van de cursussen qua omvang ten opzichte van het totaal van de activiteiten van eiseres minder dan 50% is, en ook overigens niet is gebleken van een relatief omvangrijker belang van deze cursussen, acht de rechtbank evenmin aannemelijk dat de activiteiten van eiseres ongeveer in gelijke mate het algemene en particuliere belang dienen. Het beroep faalt ook in zoverre. Het beroep op het besluit van 5 augustus 2003, nr. CPP2003/1902M, waarin de Staatssecretaris van Financiën zich op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van een instelling van algemeen belang als bedoeld in artikel 24, lid 4 van de Successiewet, als de activiteiten van de rechtspersoon tenminste voor de helft het algemene belang dienen, deelt hetzelfde lot.

Anders dan eiseres kennelijk meent is de vereffening van het batig saldo niet van doorslaggevend belang voor het antwoord op de vraag of sprake is van een algemeen nut beogende instelling. De omstandigheid dat een batig saldo (na vereffening) bij ontbinding van de stichting, zoals eiseres stelt en verweerder niet ontkent, in overeenstemming met haar doelstelling wordt besteed brengt de rechtbank niet - ook niet in samenhang met de overige omstandigheden van het geval - tot een ander oordeel.

4.5. Gezien voorgaande kan de stichting niet worden aangemerkt als een instelling als bedoeld in artikel 36l, elfde lid, van de Wet.

5. Proceskosten

De rechtbank acht geen termen aanwezig voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is vastgesteld door mr. A.A. Fase. De beslissing is op 4 mei 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. drs. H.B. Bücker, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:

- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam; dan wel

- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.

N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.

Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.

Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.