Home

Rechtbank Limburg, 20-08-2014, ECLI:NL:RBLIM:2014:7397, 2767795 CV EXPL 14-1400

Rechtbank Limburg, 20-08-2014, ECLI:NL:RBLIM:2014:7397, 2767795 CV EXPL 14-1400

Gegevens

Instantie
Rechtbank Limburg
Datum uitspraak
20 augustus 2014
Datum publicatie
22 augustus 2014
ECLI
ECLI:NL:RBLIM:2014:7397
Zaaknummer
2767795 CV EXPL 14-1400

Inhoudsindicatie

Het eerder gewezen vonnis in de procedure Varde en contractant heeft geen gezag van gewijsde in de onderhavige procedure tussen Dexia en de echtgenote van contractant, maar wordt wel tot uitgangspunt genomen. Geen aanleiding om afstand te nemen van het oordeel van de ambtgenoot.

Uitspraak

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Maastricht

Zaaknummer: 2767795 CV EXPL 14-1400

Vonnis van de kantonrechter van 20 augustus 2014

in de zaak van

[eiseres],

wonend te [woonplaats],

eisende partij,

gemachtigde mr. G. van Dijk,

tegen

de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,

gevestigd en kantoorhoudend te Amsterdam,

gedaagde partij,

gemachtigde mr. T.R. van Ginkel.

Partijen zullen hierna [eiseres] en Dexia genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

het exploot van dagvaarding met producties

-

de conclusie van antwoord met producties

-

de conclusie van repliek

-

de conclusie van dupliek (met alsnog een vijftiende productie).

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 Het geschil

2.1.

Tussen Dexia en de echtgenoot van [eiseres], de heer [naam echtgenoot eiseres] (hierna: [naam echtgenoot eiseres]), zijn de navolgende overeenkomsten op het vlak van effectenlease - te kwalificeren als huurkoopovereenkomsten - tot stand gekomen (producties 1.1. tot en met 1.7. bij exploot van dagvaarding):

-

WinstVerDriedubbelaar, contractnummer 74109689, d.d. 23 november 1998;

-

Legio I.B. Plan, contractnummer 13001190, d.d. 12 november 1999;

-

Legio I.B. Plan, contractnummer 13070028, d.d. 25 november 1999;

-

WinstVerDriedubbelaar, contractnummer 74582320, d.d. 30 mei 2000;

-

WinstVerDriedubbelaar, contractnummer 74582321, d.d. 30 mei 2000;

-

WinstVerDriedubbelaar, contractnummer 74582322, d.d. 30 mei 2000;

-

WinstVerDriedubbelaar, contractnummer 74582323, d.d. 30 mei 2000.

2.2.

Na ommekomst van de overeengekomen looptijd hebben Dexia en [naam echtgenoot eiseres] voormelde overeenkomsten verlengd (hierna: de verlengingsovereenkomsten).

2.3.

Bij aangetekende brief van 3 oktober 2005 (prod. 3 bij exploot van dagvaarding) heeft [eiseres], sedert [huwelijksdatum] gehuwd met [naam echtgenoot eiseres], met een beroep op de artikelen 1:88 en 1:89 BW de tussen Dexia en haar echtgenoot gesloten effectenleaseovereenkomsten buitengerechtelijk vernietigd, wegens het ontbreken van haar toestemming.

2.4.

Tegen de achtergrond van deze vaststaande feiten vordert [eiseres] dat - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad -:

-

voor recht verklaard wordt dat de overeenkomsten rechtsgeldig vernietigd zijn;

-

Dexia veroordeeld wordt tot (terug)betaling van al hetgeen in het kader van de effectenleaseovereenkomsten betaald is, vermeerderd met de wettelijke rente daarover telkens vanaf de dag van betaling althans vanaf de door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum tot de dag van algehele voldoening;

-

voorwaardelijk, voor het geval Dexia een A-codering aan de Stichting BKR heeft doorgegeven, Dexia veroordeeld wordt om binnen twee weken na betekening van het vonnis te bewerkstelligen dat de registratie bij BKR in Tiel doorgehaald wordt en dat de aan die registratie gekoppelde achterstandscodering ongedaan gemaakt wordt, op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat Dexia daarmee in gebreke blijft met een maximum van € 20.000,00;

-

Dexia veroordeeld wordt tot betaling van de buitengerechtelijke kosten en de kosten van deze procedure.

2.5.

Dexia voert verweer, waarop hierna, voor zover van belang, nader ingegaan zal worden.

3 De beoordeling

3.1.

[eiseres] stelt zich op het standpunt dat zij de door haar echtgenoot gesloten effectenleaseovereenkomsten tijdig vernietigd heeft. [eiseres] heeft er daarbij op gewezen dat de kantonrechter bij vonnis van 11 september 2013 in een geschil tussen Varde en haar echtgenoot [naam echtgenoot eiseres] geoordeeld heeft dat het door Varde gedane beroep op verjaring van de aan de echtgenote van [naam echtgenoot eiseres] toekomende bevoegdheid tot vernietiging niet slaagt en dat de echtgenote van [naam echtgenoot eiseres] de effectenleaseovereenkomsten tijdig, dat wil zeggen binnen drie jaar nadat zij van het bestaan ervan op de hoogte geraakt was, rechtsgeldig vernietigd heeft.

3.2.

Beoordeeld dient te worden of de beslissing die is vervat in het eindvonnis van de kantonrechter van 11 september 2013 tussen partijen bindende kracht heeft, zoals [eiseres] stelt en Dexia betwist.

3.3.

Ingevolge het bepaalde in art. 236 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering hebben beslissingen die de rechtsbetrekking in geschil betreffen en zijn vervat in een in kracht van gewijsde gegaan vonnis, in een ander geding tussen dezelfde partijen bindende kracht.

3.4.

Daaruit volgt dat het gezag van gewijsde van een rechterlijke uitspraak zich slechts uitstrekt tot degenen die hierbij procespartij waren. De onderhavige procedure wordt gevoerd tussen [eiseres] en Dexia. Zij waren geen procespartij in de procedure eindigend in het tussen Varde en [naam echtgenoot eiseres] gewezen vonnis van de kantonrechter te Heerlen van 11 september 2013. Anders dan [eiseres] meent, heeft dit vonnis in de onderhavige procedure dan ook geen gezag van gewijsde.

3.5.

Hoewel voormelde beslissing slechts gezag van gewijsde heeft tussen Varde enerzijds en [naam echtgenoot eiseres] anderzijds, ligt het in de rede het in die procedure gegeven oordeel over de tijdige en rechtsgeldige vernietiging van de effectenleaseovereenkomsten door de echtgenote van [naam echtgenoot eiseres] wel tot uitgangspunt te nemen in de onderhavige procedure. Daarbij acht de kantonrechter onder meer relevant dat de actuele en de toen procederende partijen - hoewel formeel niet samenvallend - zeer nauw verwant aan elkaar zijn en over precies dezelfde feitelijke inhoud strijden. Dexia is immers de rechtsvoorgangster van Varde en [eiseres] de echtgenote van [naam echtgenoot eiseres]. Weliswaar is het juist, zoals Dexia stelt, dat Dexia geen invloed heeft kunnen uitoefenen op de uitkomst van de eerdere procedure, maar de ingeroepen beslissing is in de onderhavige procedure voorwerp van debat geweest en Dexia heeft voldoende gelegenheid gehad zich desgewenst alsnog tegen de in de andere zaak doorslaggevend geachte argumentatie teweer te stellen. Daar komt bij dat Dexia ook niet heeft gesteld dat en waarom in het voorliggende geval van de ingeroepen beslissing afgeweken zou moeten worden. Evenmin is gesteld noch anderszins gebleken dat het eerdere vonnis op een misslag berust dan wel op onjuiste/onvolledige informatie gebaseerd is. Ten slotte heeft Dexia in de onderhavige procedure dezelfde feiten en omstandigheden aangevoerd die Varde in de eerdere procedure ter onderbouwing van haar stellingname ingebracht had en die aldus bijdroegen aan het rechterlijke oordeel ter zake.

3.6.

De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] in dit bijzondere geval ter onderbouwing van haar stelling - dat zij de door haar echtgenoot [naam echtgenoot eiseres] aangegane effectenleaseovereenkomsten tijdig vernietigd heeft - mocht volstaan met een verwijzing naar hetgeen in de eerdere procedure aangevoerd is. Het opnieuw en détail bespreken van achtergronden en feitelijke argumenten zou een zinledige herhaling van zetten betekenen, omdat zij de voor het oordeel van de kantonrechter in diens vonnis van 11 september 2013 doorslaggevende vaststellingen tot de hare maakt. Hetgeen in de als producties 4 en 5 bij exploot van dagvaarding overgelegde stukken aan stellingen en feiten is te vinden, is dan ook te beschouwen als aangevoerd in dit geding. Het door Dexia gevoerde verweer dat [eiseres] haar beroep op art. 1:88 en 1:89 BW niet heeft onderbouwd, moet verworpen worden.

3.7.

De door Dexia aangevoerde feiten en omstandigheden ter onderbouwing van haar stelling dat het beroep op vernietiging verjaard is, zijn - zoals blijkt uit de inhoud van het proces-verbaal van de getuigenverhoren en het vonnis van 11 september 2013 - door Varde in de eerdere procedure al ingebracht en door de kantonrechter bij de beoordeling meegewogen en te licht bevonden. De kantonrechter vindt thans in de argumentatie van Dexia geen enkele aanleiding om van dit beredeneerde oordeel van zijn ambtgenoot afstand te nemen. Het door Dexia nieuw ingebrachte feit dat [eiseres] een door [naam echtgenoot eiseres] in december 1997 gesloten effectenleaseovereenkomst heeft medeondertekend, kan niet tot een ander oordeel leiden. Voor zover [eiseres] op de hoogte was van de inhoud en strekking van deze - niet in het geding zijnde - overeenkomst, hetgeen zij betwist omdat zij blindelings getekend heeft, betekent zulks nog niet dat [eiseres] ook op de hoogte was van het bestaan van de onderhavige in het geding zijnde overeenkomsten. Bij gebreke van nieuwe feiten en omstandigheden en gelet op de omstandigheid dat in de eerdere procedure daaromtrent al getuigenverhoren plaatsgevonden hebben, ziet de kantonrechter geen aanleiding Dexia toe te laten tot bewijs van haar stelling dat [eiseres] met het bestaan van de tussen Dexia en [naam echtgenoot eiseres] gesloten effectenleaseovereenkomsten al meer dan drie jaar vóór 3 oktober 2005 bekend was. In haar stellingen en bewijsaanbod heeft Dexia niet waargemaakt dat en hoe zij door (nieuwe of dezelfde) getuigen alsnog zulk bewijs denkt te kunnen leveren, zodat haar aanbod gepasseerd moet worden.

3.8.

Het vorenstaande brengt met zich dat het verweer van Dexia in deze procedure ontoereikend is om het (ook) door haar gedane beroep op de verjaring van de aan de echtgenote van [naam echtgenoot eiseres] toekomende bevoegdheid tot vernietiging gegrond te kunnen oordelen, zodat dit beroep wordt verworpen en geconcludeerd moet worden dat [eiseres] de effectenleaseovereenkomsten tijdig en rechtsgeldig vernietigd heeft.

3.9.

De kantonrechter is van oordeel dat de verlengingsovereenkomsten zijn te beschouwen als een op de effectenleaseovereenkomst voortbouwende overeenkomst, welke op grond van art. 6:229 BW vernietigbaar is. Dexia had redelijkerwijs moeten en kunnen begrijpen dat de vernietigingsbrief van 3 oktober 2005 mede gericht was op de verlengingsovereenkomsten. De effectenleaseovereenkomsten en verlengingsovereenkomsten dragen immers dezelfde contractnummers, [eiseres] noemde deze contractnummers ook in haar brief en bovendien vermeldde zij dat het haar te doen was om alle contracten en overeenkomsten die door [naam echtgenoot eiseres] afgesloten waren. Derhalve heeft [eiseres] de verlengingsovereenkomsten tijdig vernietigd. Hetgeen Dexia hiertegen tot haar verweer aanvoert, wordt als onvoldoende overtuigend verworpen.

3.10.

Nu de effectenleaseovereenkomsten rechtsgeldig vernietigd zijn, dienen alle betalingen van [naam echtgenoot eiseres] aan Dexia op grond van de effectenleaseovereenkomsten gerestitueerd te worden, verminderd met hetgeen [naam echtgenoot eiseres] op grond van die overeenkomsten van Dexia ontvangen heeft, zoals uitgekeerde dividenden. Op grond van art. 1:89 lid 5 BW kan [eiseres] alle uit de nietigheid voortvloeiende rechtshandelingen instellen die [naam echtgenoot eiseres] ook zou kunnen instellen. De vordering van [eiseres] die erop gericht is dat alle betalingen ter zake van de effectenleaseovereenkomsten ongedaan gemaakt worden, komt derhalve voor toewijzing in aanmerking.

3.11.

Dexia heeft bij conclusie van antwoord - met verwijzing naar een door haar als prod. 1 in het geding gebracht financieel overzicht - gesteld dat haar betalingsverplichting niet meer dan € 42.477,87 kan belopen. [eiseres] kan zich verenigen met de opgave van Dexia behoudens ten aanzien van de restschuld. Zij stelt dat haar echtgenoot een deel van de restschuld betaald heeft. Bij conclusie van dupliek heeft Dexia een nieuw financieel overzicht in het geding gebracht, waarin zij de betaalde bedragen aan restschuld heeft opgenomen. Dexia vermeldt in dit verband nog dat deze bedragen in het eerder bij conclusie van antwoord in het geding gebrachte overzicht verrekend waren en dat de openstaande post derhalve niet gewijzigd is. [eiseres] heeft, gezien de stand van zaken in de procedure, daarop niet meer kunnen reageren. De kantonrechter zal in ieder geval een bedrag van

€ 42.477,87 toewijzen. Hij gaat er verder van uit dat - voor zover [naam echtgenoot eiseres] nog meer aan Dexia heeft betaald met betrekking tot de effectenleaseovereenkomsten - een eventuele extra som, verminderd met hetgeen [naam echtgenoot eiseres] van Dexia heeft ontvangen, eveneens door Dexia gerestitueerd zal worden.

3.12.

De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar over het door Dexia te restitueren bedrag vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim geraakt is. Uit de brief van Dexia van 18 oktober 2005 (prod.3 bij exploot van dagvaarding) mocht [eiseres] afleiden dat Dexia tekort zou schieten in de nakoming van haar terugbetalingsverplichtingen. In een dergelijk geval treedt verzuim in zonder ingebrekestelling. De wettelijke rente zal daarom toegewezen worden vanaf 18 oktober 2005 over het totaal van de voor die datum door [naam echtgenoot eiseres] aan Dexia gedane betalingen, verminderd met het totaal van de voor die datum door [naam echtgenoot eiseres] van Dexia ontvangen uitkeringen (waaronder dividenden). Over de na 18 oktober 2005 door [naam echtgenoot eiseres] aan Dexia gedane betalingen is de wettelijke rente verschuldigd met ingang van de dag van elke betaling, verminderd met de over de na 18 oktober 2005 door [naam echtgenoot eiseres] van Dexia ontvangen uitkeringen (waaronder dividenden) berekende wettelijke rente vanaf de dag van ontvangst van die uitkeringen.

3.13.

Nu Dexia onweersproken gesteld heeft dat er ten aanzien van de effectenleaseovereenkomsten geen registratie (meer) bestaat noch zichtbaar is, behoeft de voorwaardelijke vordering met betrekking tot de BKR-registratie verder geen beoordeling.

3.14.

Nu [eiseres] niet gereageerd heeft op het verweer van Dexia ter zake van de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten, terwijl dit wel tot een nadere stellingname ter onderbouwing van de vordering noopte, zal dit deel van de vordering als onvoldoende onderbouwd afgewezen worden.

3.15.

Dexia zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld worden tot betaling van de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op: - exploot van dagvaarding € 92,82- griffierecht 77,00- salaris gemachtigde 1.200,00 (2 x € 600,00)

totaal € 1.369,82.

4 De beslissing