Home

Rechtbank Limburg, 31-01-2019, ECLI:NL:RBLIM:2019:913, 7387726 / AZ / 18-194

Rechtbank Limburg, 31-01-2019, ECLI:NL:RBLIM:2019:913, 7387726 / AZ / 18-194

Gegevens

Instantie
Rechtbank Limburg
Datum uitspraak
31 januari 2019
Datum publicatie
24 september 2019
ECLI
ECLI:NL:RBLIM:2019:913
Formele relaties
Zaaknummer
7387726 / AZ / 18-194

Inhoudsindicatie

Arbeidsrecht. Ontbinding van arbeidsovereenkomst. Toekenning transitievergoeding.

Uitspraak

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Roermond

Zaaknummer: 7387726 AZ VERZ 18-194

Beschikking van de kantonrechter van 31 januari 2019,

in de zaak van:

[verzoekster] ,

statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,

werkgeefster,

gemachtigde mr. M. Keuss,

verzoekende partij in het verzoek,

verwerende partij in de zaak van het tegenverzoek,

tegen:

[verweerster] ,

wonend te [adresgegevens verweerster] ,

werkneemster,

gemachtigde mr. H.P. Mannens,

verwerende partij,

verzoekende partij in de zaak van het tegenverzoek.

Partijen zullen hierna verzoekster respectievelijk verweerster worden genoemd.

1 De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het op 30 november 2018 ter griffie ontvangen verzoekschrift,

- het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst,

- de aan de zijde van verzoekster ingezonden producties 54 tot en met 63,

- de aan de zijde van de verzoekster ingezonden producties 64 tot en met 67,

- de aan de zijde van verweerster ingezonden nadere bijlage 47,

- de aan de zijde van verzoekster ingezonden productie 68,

- de mondelinge behandeling d.d. 17 januari 2019,

- de ter mondelinge behandeling door elk van gemachtigden van partijen gehanteerde pleitnotities en daarbij – aan de zijde van verweerster – overgelegde nadere bescheiden.

Daarna is beschikking bepaald.

2 De feiten

Verzoekster kan worden aangeduid als een onderneming in oud ijzer met - inmiddels na opsplitsing - twee vestigingen, één in Born en één in Zutendaal. In totaal zijn er bij beide vestigingen ongeveer 20 personen werkzaam.

Verweerster, geboren op [geboortedatum verweerster] , is met ingang van 1 oktober 2006 bij verzoekster in dienst getreden, waarbij haar functie is geëvolueerd tot in feite managementassistente, terwijl die functie wordt beloond met een salaris van € 3679,08 bruto per maand, exclusief toeslagen.

Verweerster is op 22 februari 2018 arbeidsongeschikt uitgevallen. Met ingang van 25 mei 2018 - na het hierna te noemen twee-gesprek - heeft verweerster haar werkzaamheden gedeeltelijk hervat, niet in Born, zoals voorheen, doch in Zutendaal. Tot een verdere uitbreiding van uren dan wel een algehele hervatting van werkzaamheden is het niet gekomen. Verweerster heeft zich met ingang van 12 juli 2018 opnieuw volledig arbeidsongeschikt gemeld.

Gedurende deze nieuwe periode van volledige arbeidsongeschiktheid is verweerster met vakantie naar Spanje gegaan. Naar aanleiding van deze afwezigheid tijdens vakantie is, zo valt achteraf te constateren, de situatie in de maand augustus 2018 geëscaleerd. Van de zijde van verzoekster is verweerster in verband met haar afwezigheid bij deurwaardersexploot opgeroepen, terwijl verweerster min of meer te zelfder tijd bij monde van haar gemachtigde een beschuldiging van seksuele intimidatie door de directeur van verzoekster heeft herhaald, zoals die eerder kennelijk slechts in briefvorm werd verwoord (productie 24 bij verzoek), al dan niet letterlijk voorgelezen ter gelegenheid van een twee-gesprek tussen deze directeur en verweerster in de loop van mei 2018.

In de aldus ontstane situatie van een wederom volledig arbeidsongeschikte verweerster en een ditmaal ook naar buiten toe uitgesproken beschuldiging van seksuele intimidatie, heeft verzoekster besloten tot indiening van een verzoek tot ontbinding. Verweerster heeft dat verzoek beantwoord met een - overigens ter mondelinge behandeling wederom ingetrokken - eigen verzoek tot ontbinding, tevens verzoek tot toekenning van een transitievergoeding, billijke vergoeding en betaling van achterstallig salaris.

3 Het geschil

Verzoekster ziet, na de extern uitgesproken beschuldiging van seksuele intimidatie, geen ruimte meer aanwezig tot verdere re-integratie van verweerster. Door en met de wijze van optreden door verweerster tijdens arbeidsongeschiktheid en werkhervatting, samen met de door haar geuite, onterechte beschuldiging is er verwijtbaar handelen aan de orde, dan wel in ieder geval een onomkeerbaar verstoorde arbeidsrelatie dan wel ook een anderszins aanwezig beletsel voor voortzetting van deze arbeidsrelatie, zodat verzoekster ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen wenst, onder veroordeling van verweerster in de proceskosten.

Verweerster van haar kant is van mening dat haar arbeidsongeschiktheid uiteindelijk terug kan worden gevoerd op het voor haar geldende, ziek makende arbeidsklimaat bij verzoekster, terwijl daarnaast de seksuele intimidatie door de directeur van verzoekster aan de orde is. Ook verweerster wenst de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden te zien worden, al heeft zij haar eigen daarop gerichte verzoek ter mondelinge behandeling alsnog ingetrokken. Verweerster wenst van haar kant in ieder geval een transitievergoeding toegekend te krijgen en tevens ook, in verband met ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van verzoekster, een billijke vergoeding, waarbij verzoekster het salaris over de maand november dan wel ook december 2018 dient na te betalen.

4 De beoordeling

5 De beslissing