Rechtbank Midden-Nederland, 07-10-2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:6015, 8529652 UE VERZ 20-155
Rechtbank Midden-Nederland, 07-10-2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:6015, 8529652 UE VERZ 20-155
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Midden-Nederland
- Datum uitspraak
- 7 oktober 2020
- Datum publicatie
- 8 oktober 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBMNE:2020:6015
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2021:9033
- Zaaknummer
- 8529652 UE VERZ 20-155
Inhoudsindicatie
Wwz, ontslag op staande voet topfunctionaris vanwege belangenverstrengeling, hoor en wederhoor, afwijzing beroep op klokkenluidersbescherming, berekening vergoeding niet genoten vakantiedagen en gefixeerde schadevergoeding, wijziging bonusregeling.
Uitspraak
Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 8529652 UE VERZ 20-155 ip/1198
Beschikking van 7 oktober 2020
In de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [verzoeker] ,
verzoekende partij, tevens verwerende partij,
gemachtigde: mr. J.W. Stam,
tegen:
de besloten vennootschap
[verweerder] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [verweerder] ,
verwerende partij, tevens verzoekende partij,
gemachtigde: mr. M. Bos.
1 De procedure
De procedure is begonnen met het verzoekschrift van [verzoeker] van 19 mei 2020 dat strekt tot vernietiging van het ontslag op staande voet van 20 maart 2019 en tot toewijzingen van daarmee verband houdende andere vorderingen.
Daarna zijn de volgende stukken ontvangen:
- -
-
het voorlopig verweerschrift van 19 mei 2020 met het zelfstandig verzoek tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst en tot toewijzing van daarmee verband houdende andere vorderingen met producties;
- -
-
de brief van mr. Stam van 9 juli 2020 met aanvullende producties genummerd 1 tot en met 21;
- -
-
de aanvulling op het verweerschrift tevens aanvulling op het verzoek tot voorwaardelijke ontbinding van 13 juli 2020 met aanvullende producties genummerd 25 tot en met 39;
- -
-
de e-mails van mr. Stam aan de kantonrechter van 13 juli 2020;
- -
-
de e-mail van de griffier aan partijen van 13 juli 2020.
De zaak is mondeling behandeld op de zitting van 14 juli 2020. [verzoeker] is ter zitting verschenen, vergezeld door zijn partner [A] . Namens [verweerder] zijn verschenen [B] (gevolmachtigde ceo) en [C] (legal counsel). Beide partijen zijn bijgestaan door de gemachtigden. Door of namens partijen zijn de standpunten toegelicht en is antwoord gegeven op de vragen van de kantonrechter. De griffier heeft aantekeningen gemaakt. De spreekaantekeningen van de gemachtigden zijn toegevoegd aan het dossier.
[verzoeker] heeft ter zitting zijn primaire verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet en zijn andere vorderingen gehandhaafd. Hij heeft verweer gevoerd tegen het voorwaardelijke ontbindingsverzoek en de andere vorderingen van [verweerder] . Voor het geval de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden, heeft hij betaling gevorderd van hetgeen in zijn verzoekschrift is omschreven in de punten iii en vi tot en met xiii.
Aan het eind van de zitting heeft de kantonrechter in overleg met partijen aan [verzoeker] nog een termijn van twee weken gegeven om schriftelijk te reageren op de producties die [verweerder] op 13 juli 2020 heeft ingebracht. Dat heeft [verzoeker] gedaan. De antwoordakte is op 28 juli 2020 ontvangen en bij de processtukken gevoegd.
Daarna is uitspraak bepaald. Om organisatorische redenen is de datum van de uitspraak uitgesteld.
2 De inhoud van de (tegen)verzoeken en andere vorderingen
[verzoeker] verzoekt primair vernietiging van het ontslag op staande voet van 20 maart 2020, toelating tot de overeengekomen werkzaamheden binnen 24 uur na zijn betermelding (op straffe van een dwangsom) en doorbetaling van het salaris van €11.725,08 bruto excl. 8% vakantietoeslag vanaf 20 maart 2020, vermeerderd met wettelijke verhoging en wettelijke rente.
[verzoeker] verzoekt subsidiair betaling van:
- € 77.080,95 bruto aan gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging,
- de wettelijke transitievergoeding
- € 495.000 aan billijke vergoeding,
- € 10.000 ex btw voor gemaakte kosten van rechtsbijstand
- € 41.250 bruto voor 52 niet genoten vakantiedagen,
alles vermeerderd met wettelijke rente, alsmede
- vernietiging van het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst.
Daarnaast vordert [verzoeker] een veroordeling van [verweerder] tot betaling van
€ 40.000 bruto aan bonus over 2018 en € 118.125 bruto aan bonus over 2019, € 6.545 netto aan bonus voor de heer [D] , alles te vermeerderen met wettelijke verhoging en wettelijke rente.
[verweerder] concludeert tot afwijzing van alle verzoeken en andere vorderingen van [verzoeker] . Zij verzoekt [verzoeker] te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding aan haar van € 40.405,79 bruto, subsidiair € 136.571,76 bruto (voor het geval ook de gemiddeld verdiende bonus in de berekening van de gefixeerde schadevergoeding moet worden betrokken). Zij vordert verder een verklaring voor recht dat een bedrag van € 28.228,71 bruto terecht in de eindafrekening met aan [verzoeker] toekomende gelden is verrekend. Daarnaast verzoekt [verweerder] de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk – namelijk onder de voorwaarde dat het verzoek tot vernietiging van [verzoeker] van de onmiddellijke opzegging door de kantonrechter wordt toegewezen – te ontbinden op grond van verwijtbaar handelen en nalaten (de e-grond), subsidiair op grond van de verstoorde arbeidsrelatie (de g-grond), meer subsidiair de cumulatiegrond (de i-grond). Zij verzoekt ook [verzoeker] te veroordelen in de proces- en de nakosten.
3 De feiten waarvan de kantonrechter uit gaat.
[verweerder] ontwerpt, financiert en begeleidt de digitale transformatie van bedrijven, overheid en zorgorganisaties. [verweerder] levert met name it-apparatuur door middel van leasecontracten. Deze contracten kunnen door externe partijen worden gefinancierd. [verweerder] maakt onderdeel uit van een wereldwijd opererende groep van ondernemingen en is in Brussel aan de beurs genoteerd. Het hoofdkantoor is in Frankrijk. In Nederland zijn ongeveer 40 werknemers voor [verweerder] werkzaam.
[verzoeker] , geboren op [1963] , is op 1 oktober 2003 in dienst getreden van [verweerder] . Hij vervulde de functie van [functie] . In deze functie was [verzoeker] sinds 2012 verantwoordelijk voor het management en de ontwikkeling van strategic accounts, in het bijzonder gemeentes. Hij rapporteerde aanvankelijk rechtstreeks aan de directeur (ceo), maar vanaf 9 januari 2019 formeel aan [B] als diens plaatsvervanger voor het management van het team Technology, Management & Finance. [B] was voorheen ceo en is sinds 1 januari 2020 co-ceo van de Nederlandse organisatie. Het vaste salaris van [verzoeker] bedroeg € 11.275,08 bruto per maand excl. 8% vakantietoeslag. De gemiddeld verdiende bonus in 2019 was € 29.079 bruto per maand. De opzegtermijn voor [verweerder] was zes maanden, voor [verzoeker] drie maanden.
In artikel 14 van de arbeidsovereenkomst staat dat het werknemer niet is toegestaan om in verband met de vervulling van zijn functie van derden, direct of indirect, enigerlei provisie, tegemoetkoming of vergoeding in welke vorm dan ook, of geschenken aan te nemen of te bedingen. Een vergelijkbare regeling staat in de [gids] . Er is een uitzondering geformuleerd voor relatiegeschenken die in de markt gebruikelijk zijn én die een ondergeschikte waarde vertegenwoordigen (minder dan 25 euro).
Artikel 1.5 van de [gids] gaat over (potentieel) strijdige belangen. Dat artikel luidt als volgt:
De werknemer is verplicht de belangen van de werkgever als een goed werknemer te behartigen, ook als geen uitdrukkelijke opdracht daartoe is gegeven.
De werknemer dient te voorkomen dat hij in een situatie terechtkomt waarin zijn belangen tegenstrijdig zijn aan die van de werkgever. Onverminderd het voorgaande is de werknemer verplicht een (potentieel) tegenstrijdig belang bij de werkgever te melden. De werknemer verschaft daarbij alle relevante informatie. De werkgever beoordeelt vervolgens of sprake is van tegenstrijdig belang. Ingeval van een tegenstrijdig belang zal de werkgever zich op de situatie beraden en passende maatregelen treffen.
[verzoeker] was belast met een grote klant van [verweerder] : [onderneming 1] ( [onderneming 1] ). In 2016 is [onderneming 1] overgenomen door [onderneming 2] B.V. (hierna: [onderneming 2] ). [verweerder] heeft aan [onderneming 1] / [onderneming 2] leningen verstrekt. Deze leningen zijn gegarandeerd door [onderneming 2] .
[verzoeker] heeft zich op 4 januari 2020 ziek gemeld als gevolg van spanningsklachten (burn-out).
In opdracht van [verweerder] heeft onderzoeksbureau Hoffmann in februari en maart 2020 onderzoek gedaan naar de gedragingen van [verzoeker] . De voorlopige bevindingen zijn mondeling gerapporteerd.
[verweerder] heeft [verzoeker] op donderdag 19 maart 2020 uitgenodigd voor een (vanwege de corona-crisis telefonisch) overleg op vrijdag 20 maart 2020 over zaken die [verweerder] verontrustend vond. [verzoeker] heeft gevraagd het overleg met een kleine week uit te stellen. [verweerder] heeft dat verzoek niet ingewilligd.
Op vrijdag 20 maart 2020 om 17.39 uur heeft [verweerder] een brief aan [verzoeker] doen toekomen waarmee de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang is opgezegd. De tekst van de negen pagina’s tellende brief wordt geacht hier te zijn ingevoegd en herhaald. In de brief is de voorwaarde geformuleerd waaronder het ontslag is gegeven. Dat is de voorwaarde dat [verzoeker] in de periode tot en met woensdag 25 maart te 18:00 uur geen afdoende verklaring kan geven op de feiten die zich volgens [verweerder] hadden voorgedaan en een dringende reden voor ontslag opleverden.
Op 26 maart 2020 heeft de gemachtigde van [verweerder] aan de gemachtigde van [verzoeker] bevestigd dat de onmiddellijke opzegging onvoorwaardelijk is geworden en dat een eindafrekening zal worden opgesteld. Verder is bevestigd dat [verzoeker] die ochtend een aantal eigendommen van [verweerder] in goede staat had afgeleverd.
De medewerkers van Hoffmann hebben op 30 april 2020 een schriftelijk rapport aan [verweerder] uitgebracht. Dat rapport is daarna ook aan [verzoeker] verstrekt.
[verweerder] werkt voor de inkoop van ict voor haar klanten samen met de heer [E] (hierna: [E] ). Volgens [verzoeker] heeft zzp-er [E] zijn privé e-mailaccount gehackt. [verzoeker] is een gerechtelijke procedure tegen [E] gestart bij de rechtbank te ’s-Hertogenbosch.
[onderneming 1] / [onderneming 2] is in staat van faillissement verklaard. Partijen houden rekening met een miljoenenclaim van [onderneming 2] en/of de curator vanwege (de verdenking van feitelijk leidinggeven aan) de lease- en WMO-activiteiten.
Op 16 april 2020 heeft [verweerder] een brief met een toelichting op de eindafrekening van het dienstverband aan [verzoeker] toegezonden. In die brief staat onder meer dat een bedrag van € 27.060,16 bruto wordt uitbetaald voor 52 niet genoten vakantiedagen en dat een bedrag van € 28.228,71 wordt ingehouden voor gefixeerde schadevergoeding. Ook staat in de brief dat een bedrag van € 7.630 is ingehouden voor de waarde van Ajax seizoenkaarten seizoen 2019/2020 vanaf 1 januari 2020.