Rechtbank Midden-Nederland, 05-10-2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:4941, UTR 21/2750
Rechtbank Midden-Nederland, 05-10-2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:4941, UTR 21/2750
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Midden-Nederland
- Datum uitspraak
- 5 oktober 2021
- Datum publicatie
- 25 juli 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBMNE:2021:4941
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2023:3391, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- UTR 21/2750
Inhoudsindicatie
Verzoek om toelating als gemachtigde bij Stichting Samen Veilig. Niet de bestuursrechter is bevoegd, maar de kinderrechter. Het gaat om een besluit in het kader van OTS.
Uitspraak
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2750
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 oktober 2021 in de zaak tussen
(gemachtigde: W.E. van Bentem),
en
(gemachtigden: R. Spaan en S. Velthuis).
Procesverloop
Bij brief van 8 maart 2021 heeft verweerder eiseres bericht dat haar moeder niet wordt geaccepteerd als haar gemachtigde.
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij brief van 12 mei 2021 heeft verweerder eiseres bericht dat er geen bezwaar open staat tegen de beslissing van 8 maart 2021.
Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 5 oktober 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Voor eiseres is haar gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.
Beslissing
De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Overwegingen
-
De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
-
In het besluit van 8 maart 2021 deelt Save mede dat mw. [naam] (oma) niet wordt geaccepteerd als gemachtigde van de moeder van de minderjarige in de contacten met Save. De minderjarige staat onder toezicht. Save vreest voor negatieve effecten op de hulpverlening rond de minderjarige.
3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft dit besluit betrekking op de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Daarmee is het een besluit genomen op een voorschrift opgenomen in Boek 1, Titel 14, afdeling 4.
4. Dat eiseres heeft gevraagd om een “gemachtigde” toe te laten als bedoeld in artikel 2:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat tegen de weigering daarvan in de regel (bestuursrechtelijke) rechtsmiddelen open staan, maakt de kwalificatie van het besluit niet anders. Gezien de inhoud van het besluit en het doel waarvoor het verzoek is gedaan, blijft het een besluit dat is genomen in het kader van de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Op grond van artikel 8:5, eerste lid van de Awb en artikel 1 van bijlage 2 van de Awb (bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak) is de bestuursrechter niet bevoegd om over een dergelijk besluit te oordelen.
5. Zoals verweerder ook in de brief van 12 mei 2021 aan eiseres heeft laten weten is de kinderrechter bevoegd als het gaat om geschillen in het kader van de uitvoering van een ondertoezichtstelling. Dit volgt uit artikel 1:262b van het Burgerlijk Wetboek. Dat verweerder als gecertificeerde instelling zelf geen jeugdhulp aanbiedt maakt dat niet anders. Hij voert als gecertificeerde instelling immers wel de kinderbeschermingsmaatregel uit. Indien eiseres dit wenst, kan zij het besluit bij de kinderrechter aanvechten.
6. De vraag of verweerder dit besluit al dan niet heeft genomen in zijn hoedanigheid van bestuursorgaan, is niet relevant en zal de rechtbank daarom ook niet beantwoorden.
7. De rechtbank is onbevoegd. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
8. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2021 door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier.
griffier |
rechter |
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: