Rechtbank Midden-Nederland, 15-12-2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:6172, 9036555 / MC EXPL 21-1262
Rechtbank Midden-Nederland, 15-12-2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:6172, 9036555 / MC EXPL 21-1262
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Midden-Nederland
- Datum uitspraak
- 15 december 2021
- Datum publicatie
- 23 december 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBMNE:2021:6172
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2023:708, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 9036555 / MC EXPL 21-1262
Inhoudsindicatie
slapend dienstverband, schadevergoeding toegewezen, het slapend houden van het dienstverband is in strijd met de norm van goed werkgeverschap als daarbij geen redelijk belang bestaat voor werkgever, werknemer had al voor 2018 haar wens tot beëindiging onder toekenning van de transitievergoeding kenbaar gemaakt en daarbij gewezen op het wetsvoorstel compensatieregeling, werkgever had die wens serieus moeten nemen en daarop in elk geval na 20 juli 2018 terug moeten komen bij werknemer.
Uitspraak
vonnis
Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Vonnis van 15 december 2021
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 9036555 / MC EXPL 21-1262 van
[eiseres]
,
wonende te [woonplaats] ,
eiseres, hierna ook te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde mr. W.F. Wienen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde mr. J.M.P. Blom.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
-
de dagvaarding van 11 februari 2021
- -
-
de conclusie van antwoord
- -
-
de conclusie van repliek
- -
-
de conclusie van dupliek.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
[eiseres] , geboren op [geboortedatum] 1953, is per 1 april 2002 in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) [gedaagde] . Laatstelijk was zij werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in de functie van directiesecretaresse, tegen een salaris van € 3.244,00 bruto exclusief 8% vakantietoeslag op basis van een 32-urige werkweek.
In artikel 1.4 van de arbeidsovereenkomst is het volgende bepaald:
“Naast de in het Burgerlijk Wetboek omschreven gevallen eindigt het dienstverband in ieder geval op de eerste dag van de kalendermaand, volgend op die maand waarin de werknemer de leeftijd van 65 heeft bereikt.”
Sinds 14 december 2014 is [eiseres] arbeidsongeschikt. Vanaf 14 december 2016 ontvangt [eiseres] een IVA-uitkering.
Per e-mail van 1 december 2016 heeft [eiseres] onder meer het volgende aan [gedaagde] meegedeeld:
“(…) Daarnaast lijkt mij een “afscheidsmoment” voorbarig en ongepast omdat ik nog niets van een eventuele ontslagaanvraag bij het UWV en/of ontbinding van mijn arbeidsovereenkomst met [gedaagde] heb vernomen.
Gezien mijn huidige toestand is het wenselijk om zaken betreffende mijn lopende arbeidscontract verder schriftelijk te regelen. (…)”
Per e-mail van 31 januari 2017 heeft [eiseres] onder meer het volgende aan [gedaagde] meegedeeld:
“(…) Gezien de recente ontwikkelingen rond de compensatie voor de werkgever ten aanzien van de transitievergoeding na langdurige ziekte, die met terugwerkende kracht tot 1 juli 2015 zal worden toegekend, verwacht ik dat [gedaagde] alsnog een ontslagvergoeding zal aanvragen bij het UWV.
Daardoor kan [gedaagde] de via de wet WWZ wettelijk verplichte transitievergoeding alsnog aan mij uitkeren. Volgens het Ministerie van Sociale Zaken mag er immers bij ontslag geen onderscheid gemaakt worden tussen zieke en gezonde medewerkers.
Na een arbeidsverhouding van bijna 15 jaar waarbij mijn inzet en loyaliteit gedurende al die jaren nooit ter discussie heeft gestaan lijkt mij een dergelijke afwikkeling rechtvaardig en billijk. Temeer daar er door de toegezegde compensatie voor de werkgever geen nadelige financiële consequenties meer bestaan.
Naast een teken van goed werkgeverschap verlost het [gedaagde] ook nog van een sluimerend dienstverband.
In afwachting van jullie positieve reactie en afwikkeling.”
Per e-mail van 6 februari 2017 heeft [gedaagde] in reactie op de e-mail van [eiseres] meegedeeld:
“(…)Voor wat betreft je dienstverband is er geen verandering in de situatie.”
De arbeidsovereenkomst tussen partijen is inmiddels van rechtswege geëindigd.
3 Het geschil
[eiseres] vordert – samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 50.210,00 bruto te vermeerderen met de wettelijke rente daarover en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, waaronder de nakosten.
De vordering van [eiseres] ziet op een schadevergoeding gelijk aan de wettelijke transitievergoeding op grond van artikel 7:673e BW. Aan haar vordering legt [eiseres] ten grondslag dat het voldoende is voor toewijzing van haar vordering dat zij als werknemer met een slapend dienstverband aan [gedaagde] de wens kenbaar heeft gemaakt, mede met een verwijzing naar de compensatiemogelijkheid en de norm van goed werkgeverschap, tot een einde van de arbeidsovereenkomst te willen komen. [gedaagde] had in elk geval na 20 juli 2018 bij [eiseres] moeten terugkomen op haar wens tot een beëindiging van het dienstverband. Nu [gedaagde] dat niet heeft gedaan, heeft zij gehandeld in strijd met goed werkgeverschap en is zij schadeplichtig geworden jegens [eiseres] .
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met veroordeling van [eiseres] , zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten (waaronder de nakosten), te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten.
[gedaagde] voert aan dat voor zover [eiseres] de wens heeft geuit om tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen onder toekenning van een transitievergoeding, [gedaagde] niet verplicht was om aan die beëindiging mee te werken. [eiseres] heeft al ruim voor de inwerkingtreding van de Wet Compensatie Transitievergoeding en voor de Xella-uitspraak van de Hoge Raad haar wens tot beëindiging kenbaar gemaakt aan [gedaagde] en heeft nagelaten die wens in de periode na 20 juli 2018 nogmaals kenbaar te maken aan [gedaagde] . [gedaagde] heeft dan ook niet gehandeld in strijd met goed werkgeverschap door niet tot beëindiging van het dienstverband over te gaan. Die verplichting is pas na het wijzen van de Xella-beslissing aangenomen. Evenmin rustte op [gedaagde] een informatieplicht.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.