Home

Rechtbank Midden-Nederland, 15-06-2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:4904, 9591295 / LC EXPL 21-3083

Rechtbank Midden-Nederland, 15-06-2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:4904, 9591295 / LC EXPL 21-3083

Gegevens

Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
15 juni 2022
Datum publicatie
25 november 2022
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2022:4904
Formele relaties
Zaaknummer
9591295 / LC EXPL 21-3083

Inhoudsindicatie

nalevingsprocedure CAO, eenzijdige vaststelling collectieve vakantie in strijd met CAO, geen voorafgaande overeenstemming met OR, CAO Metalektro.

Uitspraak

vonnis

Civiel recht
kantonrechter

locatie Lelystad

Vonnis van 15 juni 2022

in de zaak met zaaknummer / rolnummer 9591295 / LC EXPL 21-3083 van

de vereniging
FEDERATIE NEDERLANDSE VAKBEWEGING (FNV),
(mede) h.o.d.n. FNV,
gevestigd te Utrecht,
eiseres, hierna ook te noemen: FNV,
gemachtigde: mr. J. van Overdam,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. M.H. van Daal.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

de dagvaarding van 13 december 2022

-

de conclusie van antwoord

-

de conclusie van repliek tevens houdende wijziging van eis

-

de conclusie van dupliek.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

[gedaagde] is producent en leverancier van [.] .

2.2.

Vlak na de intrede van de coronacrisis in Nederland heeft [gedaagde] op 16 maart 2020 besloten tot een productiestop van vier weken. [gedaagde] heeft daarbij drie weken voor haar rekening genomen. De vierde week heeft [gedaagde] aangewezen als collectieve vakantie.

2.3.

[gedaagde] valt gelet op haar bedrijfsactiviteiten in de grootmetaal onder de CAO Metalektro (hierna: de CAO). De volgende relevante artikelen staan in de CAO vermeld:

4.1.6 Vaststellen van een vakantie

(…)
f. Collectieve aaneengesloten vakantie
Een collectieve aaneengesloten vakantie stelt de werkgever vast nadat hij daar met de ondernemingsraad overeenstemming over heeft bereikt. Het raadplegen van de medewerkers is hier niet verplicht.

g. Tijdige vaststelling

De werkgever stelt een eventuele collectieve aaneengesloten vakantie of collectieve vakantiedagen zo mogelijk vast vóór 1 december voorafgaand aan het jaar waarin die vakantie wordt opgenomen.

(…)

4.1.7.

Aaneengesloten vakanties
a. Een aaneengesloten vakantie duurt in de regel 2 opeenvolgende weken en begint zo mogelijk tussen 30 april en 1 oktober.

b. Als de werkgever een collectieve aaneengesloten vakantie van minder dan 2 weken vaststelt, duurt deze ten minste 8 opeenvolgende kalenderdagen, zaterdag en zondagen meegerekend.
(…)”

2.4.

Op 30 november 2020 heeft FNV [gedaagde] aangeschreven. Zij wijst er in haar brief op dat [gedaagde] in strijd met artikel 4.1.6 sub f en g een collectieve aaneengesloten vakantie heeft vastgesteld in week 15 van 2020, dat haar leden hier niet mee instemmen en dat zij rechtsmaatregelen zal treffen indien de vakantiedagen niet worden teruggeboekt op de vakantiesaldi van de werknemers van [gedaagde] .

2.5.

[gedaagde] laat per brief van 14 december 2020 aan FNV weten dat zij niet in strijd met de CAO heet gehandeld, omdat zij haar voornemen om een collectieve aaneengesloten vakantie in te stellen met het dagelijks bestuur van de Ondernemingsraad (hierna: OR) heeft besproken en daarover ook overeenstemming heeft bereikt.

2.6.

De voorzitter van de OR van [gedaagde] laat per brief van 21 januari 2021 onder meer het volgende aan FNV weten:

“(…) Voor alle duidelijkheid, het FNV is hier correct in de aanname dat er geen formele goedkeuring van de OR was op het besluit van de Directie om de Productie in maart 2020, drie weken te sluiten en de vierde week een collectieve week vrij te geven.

Zowel de CAO als de WOR regels zijn niet gevolgd die dag, 16 maart 2020, toen de OR op de hoogte werd gebracht van deze beslissing.

Zoals het FNV ons al eerder heeft gemeld, we hebben die dag niet volgens artikel 4.1.6. sub f en g van de CAO Metalektro geacteerd. En voor de OR belangrijker, de WOR is die dag ook niet gevolgd.

(…)

Het meest kenmerkend in deze situatie van 16 maart was echter dat er hier geen sprake was

van een voorgenomen besluit, maar het besluit was definitief al genomen door de Directie en de Directie was hier ook glashelder over, wij waren daar als OR voor de mededeling, meer niet.

In de korte bijeenkomst op 16 maart was er daarna echter wel ruimte voor ons om vragen te stellen en alternatieve oplossingen voor te stellen, maar de Directie toonde hier helder en sterk leiderschap en bleef achter haar eerder genomen besluit staan.

Op het eind van deze korte bijeenkomst heeft de Directie nogal verrassend en ook tegenstrijdig aan het mededeling karakter van de bijeenkomst toch aan OR gevraagd of zij akkoord konden gaan met deze actie.

Gezien het toch al genomen besluit van de Directie om de fabriek te sluiten, is de OR daar toen niet verder tegenin gegaan. De OR kon op dat moment niet anders beslissen dan om mee te gaan in de beslissing van de Directie, ook al was die niet op de formele wijze tot stand gekomen. (…)”

2.7.

[gedaagde] heeft bij brief van 17 juni 2021 aan de OR laten weten dat artikel 27 WOR toepassing mist en dat door haar in overeenstemming met artikel 4.1.6 van de CAO is gehandeld bij vaststellen van de collectieve vakantieweek.

2.8.

Op 23 juni 2021 heeft de voorzitter van de OR in reactie op de brief van [gedaagde] laten weten dat de OR na het overleg op 16 maart 2020 haar steun heeft gegeven aan de Covid-19 maatregelen en dat er in die zin overeenstemming is bereikt over een collectieve aaneengesloten vakantie.

2.9.

De heer [A] , lid van de OR, heeft op 14 november 2021 het volgende verklaard:

“ (...) Het besluit van de directie in samenwerking met de OR op 16 maart 2020 (15:30 uur) om 4 weken de productie te sluiten, waarvan 5 vakantiedagen voor ingeleverd moesten worden schetst mijn verbazing.

Ik en nog 2 OR leden waren zeer verrast, samen met mijn collega's van de constructie. Dit was een maatregel die werd genomen met beïnvloeding van onze Spaanse directeur, omdat destijds in Spanje de bestemmingen zeer erg toename.

In de regio [..] was er nog geen één bedrijf die dicht was, en de order intake was zeer laag. Dus dit kwam [gedaagde] wel goed uit.

De commissie dagelijks bestuur heeft mij niet geïnformeerd. De voorzitter [B] heeft er niet voor gekozen om drie andere OR leden te betrekken in het besluit.

De twee OR leden en ik zijn zowel vooraf als achteraf niet betrokken in de besluitvorming. De andere OR leden zijn bij mijn weten misschien wel geïnformeerd en betrokken. De OR is nooit samengekomen om een besluit te nemen over het voorgelegde plan.

Ik herken mij niet in de verklaring van de voorzitter, die op 21 januari meldde dat de OR unaniem heeft ingestemd met een aaneengesloten vakantie. De collectieve vakantie hield in dat er van 17 maart tot en met 3 april, 5 vakantiedagen werden ingehouden in de laatste week van deze periode. (…)”

2.10.

De heer [C] , lid van de OR, heeft op 15 november 2021 het volgende verklaard:

“(…)
1. Er is overleg geweest tussen Directie en D.B-OR over de te nemen maatregelen tegen verspreiding van het Coronavirus. Bij dit overleg is er behalve het DB -OR geen andere OR-leden in betrokken.

2. Het D.B-OR heeft in deze geen volmacht van de OR. Ook hierin speelt de directie een rol n.a.v. de W.O.R.

3.Het besluit is genomen ter kennisgeving aan het D.B-OR is mede gedeeld.

4. Het D.B. werd voor het blok gezet. Konden volgens het D.B-OR niet anders dan ja en amen zeggen. Mede doordat de directie al had beslist. (…)”

3 Het geschil

3.1.

FNV vordert – na wijziging van eis:

voor recht te verklaren dat:

1. [gedaagde] de aaneengesloten collectieve vakantie over week 15-2020 heeft

vastgesteld in strijd met de artikelen 4.1.6 sub f en/of g en/of in strijd met artikel 4.1.7 sub b en c van de CAO Metalektro;

2. het besluit tot het vaststellen van de collectieve aaneengesloten vakantie nietig is;

3. het besluit tot het vaststellen van de collectieve aaneengesloten vakantie in week 15 van 2020 onrechtmatig is;

4. de verlofdagen over week 15-2020 ten onrechte zijn afgeschreven van de vakantiesaldi van de betreffende (ex)-werknemers van [gedaagde] en hierbij te bepalen dat deze moeten worden bijgeschreven op de individuele vakantiesaldi en voor zover dat niet meer mogelijk is te bepalen dat deze dienen te worden uitbetaald aan de betreffende (ex)-werknemers van [gedaagde] ;

5. het vaststellen van een collectieve aaneengesloten vakantie in week 15 van 2020 door [gedaagde] wegens een bedrijfssluiting in strijd is met artikel 7:628 lid 1 BW en in strijd is met artikel 7:611 BW;

6. [gedaagde] de aanbeveling bij artikel 4.1.6 cao en artikel 4.1..7 van de cao niet heeft nageleefd.

veroordeling van [gedaagde] , bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

1. tot het terugboeken van afgeschreven vakantieverlofdagen, in verband met de collectief vastgestelde aaneengesloten vakantie in week 15 van 2020, naar de vakantiesaldi van werknemers, althans te bepalen dat de in verband met de vastgestelde aaneengesloten vakantie in week 15 van 2020 afgeschreven vakantie verlofdagen moeten worden gerestitueerd aan de werknemers van [gedaagde] , en dat hierbij een ruime vervaltermijn dient te worden gehanteerd zodat werknemers ook daadwerkelijk de gelegenheid hebben om de vakantieverlofdagen te benutten naar eigen inzicht.

Tevens, voor zover het niet, of niet meer mogelijk is om de ten behoeve van de

collectief aaneengesloten vakantie in week 15 van 2020 afgeschreven

vakantiedagen bij te schrijven op de vakantie saldi van de werknemers:

2. tot het uitbetalen aan haar (ex)-werknemers van voor week 15-2020 opgenomen vakantiedagen te vermeerderen met de maximale wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 BW, gesteld op 50%, en de daaruit voortvloeiende bedragen te verhogen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata tot aan de datum der voldoening, dit met gelijktijdige verstrekking aan hen van een bruto-/netto-specificatie; een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 1000,-- per dag per (ex)-werknemer, voor elke dag dat [gedaagde] dit vanaf vijftien dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis jegens enige (ex)-werknemer nog mocht nalaten.

3. het betalen aan haar van de buitengerechtelijke kosten van € 2.775,--;

4. het betalen aan haar van een schadevergoeding ex artikel 15 en 16 WCAO van
€ 10.000,-- dan wel een in goede justitie te bepalen schadevergoeding wegens schending van artikelen 15 en 16 WCAO;

5. tot het betalen aan haar van de wettelijke rente over de onder 3 en 4 genoemde bedragen/ gevraagde vergoedingen vanaf de datum waarop deze opeisbaar zijn tot aan de datum waarop deze geheel zijn voldaan door [gedaagde] ;

6. in de proceskosten, waaronder begrepen het salaris van de gemachtigde van FNV, te vermeerderen met de wettelijke rente indien de proceskosten niet binnen vijftien dagen na dit vonnis zijn voldaan aan haar;

7. de nakosten c.q. het nasalaris welke wordt begroot op € 163,- zonder betekening en op € 248,-- in geval van betekening, te vermeerderen met de wettelijke rente indien het nasalaris niet binnen veertien dagen na dit vonnis is voldaan aan haar.

3.2.

Aan haar vorderingen legt FNV ten grondslag dat het besluit van [gedaagde] om een collectieve vakantieweek vast te stellen in week 15 van 2020 nietig dan wel onrechtmatig is omdat door [gedaagde] in strijd is gehandeld met artikel 4.1.6 sub f en g van de CAO. Daarnaast stelt FNV dat het opleggen van een collectieve aaneengesloten vakantie in week 15 van 2020 in strijd is met goed werkgeverschap als bedoeld in artikel 7:611 BW en in strijd met artikel 7:628 lid 1 BW.

3.3.

[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, onder veroordeling van FNV in de proceskosten. [gedaagde] voert aan conform de artikelen 4.1.6 en 4.1.7 van de CAO te hebben gehandeld. Zij heeft overleg gevoerd en instemming van het dagelijks bestuur van de OR gekregen om een collectieve vakantieweek vast te stellen voor week 15 in 2020.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

5 De beslissing