Home

Rechtbank Midden-Nederland, 25-01-2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:262, 10184376

Rechtbank Midden-Nederland, 25-01-2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:262, 10184376

Gegevens

Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
25 januari 2023
Datum publicatie
17 april 2023
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2023:262
Formele relaties
Zaaknummer
10184376

Inhoudsindicatie

ontslag op staande voet wegens overtreding contactverbod tijdens onderzoek naar grensoverschrijdende gedrag. Nadere bewijslevering in verband met zorgvuldigheid.

Uitspraak

Civiel recht

kantonrechter

locatie Utrecht

zaaknummer: 10184376 AE VERZ 22-50 AP/1183

Beschikking van 25 januari 2023

inzake

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] ,

verder ook te noemen [verzoeker] ,

verzoekende partij, tevens verwerende partij,

gemachtigde: mr. F. Kaoui, ARAG Rechtsbijstand,

tegen:

de stichting

[verweerster] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

verder ook te noemen [verweerster] ,

verwerende partij, tevens verzoekende partij,

gemachtigde: mr. P.S. Fluit.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoekschrift van [verzoeker] , ter griffie ingekomen op 7 november 2022;

- de brief van de griffier van 11 november 2022 waarmee partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling;

- het verweerschrift, tevens verzoekschrift, van [verweerster] van 28 november 2022.

1.2.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 december 2022. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschenen [verzoeker] zelf, met zijn gemachtigde mr. Kaoui en aan de zijde van [verweerster] de heer [A] ( [functie 1] ) en mevrouw [B] ( [functie 2] ), met de gemachtigde mr. Fluit. Daarnaast zijn de ouders van [verzoeker] in de zaal aanwezig geweest. Door of namens partijen zijn de standpunten toegelicht. De gemachtigden hebben dat gedaan aan de hand van pleitnotities. Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt.

1.3.

Hierna is uitspraak bepaald.

2 De feiten

2.1.

[verweerster] geeft [.] . [verweerster] doet dat op verschillende locaties in en rondom [plaats 1] .

2.2.

[verzoeker] , geboren op [1999] , studeert [.....] aan de universiteit van [plaats 2] . Hij woont bij zijn ouders in [plaats 1] en doet al vrijwel zijn hele leven mee aan activiteiten van [verweerster] , aanvankelijk alleen als leerling/cursist, later ook als vrijwilliger en betaalde kracht.

2.3.

Van 1 september 2020 tot 1 september 2022 is [verzoeker] op oproepbasis werkzaam geweest als [functie 3] in de [muziekschool] van [verweerster] in [plaats 3] .

2.4.

Op 1 september 2022 is [verzoeker] bij [verweerster] in dienst getreden op basis van een min-max contract in de functie van [functie 4] in het [gebouw] in [plaats 1] , locatie [wijk] . Deze overeenkomst is aangegaan voor de bepaalde tijd tot en met 31 augustus 2023. De overeengekomen arbeidsduur bedraagt ten minste 0 uur en ten hoogste 32 uur per week. Partijen zijn overeengekomen dat [verzoeker] verplicht is aan een oproep gevolg te geven. Het salaris bedraagt € 13,59 bruto per uur inclusief vakantie-opbouw. Op de overeenkomst is de CAO Kunsteducatie van toepassing.

2.5.

Op dinsdagavond 6 september 2022 heeft [verweerster] via [C] , [functie 5] van de [muziekschool] , een melding gekregen van de minderjarige [D] (hierna: [D (voornaam)] ) over grensoverschrijdend seksueel gedrag door [verzoeker] . [D (voornaam)] is lid van het [naam] jeugdorkest van [verweerster] en ook werkzaam geweest als vrijwilliger. [C] heeft aan [verweerster] gemeld dat [D (voornaam)] haar heeft verteld over de inhoud en de aard van meerdere momenten van (seksueel) grensoverschrijdend gedrag, alsmede de betaling van € 700 ‘zwijggeld’.

2.6.

Op woensdag 7 september 2022 heeft [verweerster] aan de zedenpolitie om advies gevraagd.

2.7.

Daarna, op 7 september 2022 omstreeks 16.40 uur, hebben [A] , [B] en de heer [E] ( [functie 6] ) namens [verweerster] met [verzoeker] gesproken over ontvangen signalen van grensoverschrijdend gedrag, bestaande uit intimidatie, dwang en seksueel getinte handelingen. Van dit gesprek heeft [verweerster] een audio-opname gemaakt. [verweerster] heeft aan [verzoeker] medegedeeld dat hij hangende het onderzoek per direct op non-actief was gesteld.

2.8.

[verweerster] heeft [verzoeker] in het gesprek van 7 september 2022 ook een contactverbod opgelegd. [verweerster] heeft dit contactverbod als volgt bevestigd per brief van 8 september 2022:

“We hebben in het gesprek met jou de regels toegelicht die van toepassing zijn tijdens deze maatregel van non-actiefstelling. Namelijk dat het verboden is om, op welke wijze dan ook, contact te hebben met orkestleden en/of leerlingen van [verweerster] , de [muziekschool] , collega’s, receptiecollega’s, en docenten. Ook is jou de toegang tot alle locaties en alle activiteiten van [verweerster] ontzegt. Je hebt daartoe je sleutels en de toegangspas ingeleverd. Dit is van toepassing tot nader order, en in ieder geval zolang je op non-actief bent gesteld.”

2.9.

[verzoeker] heeft tijdens het gesprek van 7 september 2022 betwist zich schuldig te hebben gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag.

2.10.

[D (voornaam)] heeft aan zijn moeder verteld dat hij op 7 september 2022 om 22.26 uur een whatsapp bericht van [verzoeker] had ontvangen vanaf diens tweede telefoon. Van dit bericht heeft hij een screenshot genomen voordat het door de afzender verwijderd is. De moeder van [D (voornaam)] heeft [verweerster] hierover ingelicht.

2.11.

Op 8 september 2022 heeft [verweerster] een crisisteam samengesteld bestaande uit zes personen. Binnen dit crisisteam is aan de orde gekomen dat [D (voornaam)] ondanks het contactverbod de vorige avond een bericht van [verzoeker] had ontvangen.

2.12.

[verzoeker] heeft op donderdagavond 8 september 2022 afgesproken met [F] , een (oud) leerling van de [cursus] van [verweerster] . Ze hebben samen uren gefietst.

2.13.

Op vrijdag 9 september 2022 rond 12.30 uur heeft [A] telefonisch contact gehad met [verzoeker] . Tijdens dat gesprek is [verzoeker] op staande voet ontslagen wegens het overtreden van het contactverbod. Dat ontslag op staande voet is schriftelijk bevestigd in een aangetekende brief van dezelfde datum, die ook via de e-mail is gestuurd, om 12.19 uur.

2.14.

Op 13 september 2022 heeft [verzoeker] geprotesteerd tegen het ontslag op staande voet en aan [verweerster] een termijn gegeven van vijf dagen om dat ontslag in te trekken. Hij heeft geschreven dat hij op 7 september alleen een verzoek had gekregen om geen contact op te nemen en dat geen sprake was geweest van een verbod.

2.15.

Op 15 september 2022 is namens [verweerster] geantwoord dat het ontslag niet wordt ingetrokken, dat weldegelijk een contactverbod is gegeven, niet slechts een verzoek, en dat [verzoeker] dit moet hebben begrepen.

2.16.

Op 15 september 2022 heeft [verzoeker] aan [verweerster] geschreven dat de strekking van zijn protest niet is begrepen en dat het niet gaat om de inconsistentie rondom het verzoek dan wel verbod. Waar het protest volgens [verzoeker] om ging was dat er geen sprake was van dringende reden en het direct aanleveren van bewijs. [verzoeker] heeft verder geschreven dat [verweerster] een kans krijgt haar fout te herstellen.

2.17.

Op 20 september 2022 in de ochtend heeft de politie [verzoeker] aangehouden op verdenking van een zedendelict. Tegen hem is aangifte gedaan van grensoverschrijdend gedrag. De politie heeft een persbericht verstuurd en gepubliceerd op politie.nl.

2.18.

Eveneens op 20 september 2022 heeft de directie van [verweerster] een mailbericht aan alle (ouders/begeleiders van) leerlingen gestuurd dat was gebaseerd op het persbericht van de politie. In dat persbericht is de naam van [verzoeker] niet genoemd, maar wel zijn leeftijd, alsmede de locaties waarop hij veelal werkzaam was geweest. Ook is gemeld dat hij op non-actief was gesteld en kort daarop ontslagen.

2.19.

Op woensdag 21 september 2022 heeft [verweerster] een bijeenkomst gehouden voor ouders van leerlingen van de [muziekschool] en ook een bijeenkomst voor medewerkers van [verweerster] .

2.20.

In een e-mail van 26 september 2022 aan [C] heeft de moeder van [D] geschreven:

“Dag [C (voornaam)] , Donderdag 8 september heeft [D (voornaam)] het bericht gekregen, in bijlage. [D (voornaam)] heeft een screenshot gemaakt maar ondertussen is de chat-geschiedenis door [verzoeker (voornaam)] verwijderd. De datum van dat bericht is niet te zien op de screenshot. Daarom wordt [D (voornaam)] zijn telefoon morgen enkele uren door de politie in beslag genomen: Ik hoop dat ze de verwijderde communicatie kunnen terughalen. Op vrijdag 9 september heeft [D (voornaam)] [verzoeker (voornaam)] gezien, in onze straat, na de orkestrepetitie. We hebben toen 112 gebeld. Ik kreeg toen ook nog een ‘like’ bericht van [verzoeker (voornaam)] , op mijn instagram post. Dit alles om te zeggen dat het contactverbod niet in acht werd genomen. Vriendelijke groet, [G (voornaam)] ”

Bij dit bericht is een doorgestuurd Whatsapp bericht gevoegd, met de tekst:

Hey [D (voornaam)] , ik weet dat je weet wie ik ben. BELANGRIJK DAT JE HIER IN DE APP NIET ZEGT WIE IK BEN! Ik heb een probleem! Kan ik je vertrouwen? Ja: zeg de 1e letter van m’n achternaam. Nee: zeg de 1e letter van jouw achternaam. Sorry dat het zo moet, maar het is even een serieus probleem hier…”

Op de screenshots die eveneens zijn doorgestuurd is te zien dat bovenaan de aanduiding “ [verzoeker (voornaam)] [nummer] ” staat en het telefoonnummer “+ [telefoonnummer] ”. Eveneens is te zien dat een vijftal berichten is verwijderd.

2.21.

Op 28 september 2022 heeft [verweerster] onder meer het volgende aan [verzoeker] geschreven:

“Vanwege het ingestelde politieonderzoek konden wij in de ontslagbrief niet zelf de bewijslast voor het breken van het contactverbod bekend maken, maar inmiddels mogen we dat wel.

We hebben bewijs dat je op woensdag 7 september om 22.26 uur via whatsapp contact hebt gezocht met [D] . [D (voornaam)] heeft een screenshot gemaakt van het bericht, maar ondertussen is deze chat-geschiedenis door jou verwijderd.

We hebben dus concreet het betreffende app-bericht en een schriftelijke verklaring van de moeder van [D (voornaam)] .

(…)

Aangezien er een verbod is om op onze locaties te komen annuleren we de deelname aan jouw cursussen/programma’s bij [verweerster] . We zullen je per de start van het seizoen uitschrijven, er is geen lesgeld verschuldigd. “

2.22.

Op 30 september 2022 heeft [verweerster] vernomen dat er in augustus 2020 een incident heeft plaatsgevonden, waarbij een lid van de [........] (16 jaar) tijdens een feest bij de [........] is aangerand en bedreigd door [verzoeker] . Daarvan is aangifte gedaan en in april 2022 heeft [verzoeker] daarvoor een taakstraf gekregen. [verzoeker] is daarvan in hoger beroep gegaan. De politie heeft aan [verweerster] geen verdere inlichtingen hierover gegeven.

2.23.

Op de dag van de mondelinge behandeling zat [verzoeker] nog gedetineerd.

3 Het verzoek

3.1.

[verzoeker] verzoekt de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening voor de duur van de procedure (op grond van artikel 223 Rechtsvordering):

-

[verzoeker] binnen 48 uur na het wijzen van deze beschikking toe te laten tot zijn gebruikelijke werkzaamheden, op straffe van een dwangsom van € 250,00 voor elke dag dat [verweerster] daarmee in gebreke blijft;

-

De toegangsbeperkingen voor [verzoeker] op te heffen, zodat hij kan deelnemen aan muzieklessen en aanverwante activiteiten;

-

[verweerster] te veroordelen het loon (van € 407,70 per maand) door te betalen vanaf 9 september 2022, verhoogd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente.

3.2.

[verzoeker] verzoekt - samengevat - in de hoofdzaak primair

-

vernietiging van het ontslag op staande voet, op grond van artikel 7:681 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en loondoorbetaling, met wettelijke verhoging (op grond van artikel 7:625 BW) en wettelijke rente;

-

[verzoeker] toe te laten tot zijn gebruikelijke werkzaamheden op straffe van een dwangsom van 250,00 per dag;

-

de toegangsbeperkingen op de locaties van [verweerster] op te heffen, zodat [verzoeker] kan deelnemen aan de muzieklessen en aanverwante activiteiten;

-

het verstrekken van deugdelijke bruto/netto specificaties, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag.

3.3.

Subsidiair, voor zover de kantonrechter het ontslag op staande voet niet zal vernietigen, verzoekt [verzoeker] de kantonrechter:

-

aan hem ten laste van [verweerster] een billijke vergoeding toe te kennen van € 8.000,00,

-

de gefixeerde schadevergoeding ex artikel 7:672 lid 11 BW ten bedrage van € 921,40;

-

de transitievergoeding van € 332,75;

-

allen vermeerderd met wettelijke rente;

-

[verweerster] te veroordelen tot het verstrekken van een correcte eindafrekening;

-

[verweerster] te veroordelen tot het verstrekken van deugdelijke bruto/netto specificaties op straffe van een dwangsom;

-

Daarnaast verzoekt [verzoeker] de kantonrechter om, ook wanneer de arbeidsovereenkomst eindigt, [verweerster] te veroordelen om de toegangsbeperkingen tot de locaties voor het volgen van muzieklessen en aanverwante activiteiten op te heffen en toegang te verschaffen.

-

Tot slot verzoekt [verzoeker] (zowel primair als subsidiair) [verweerster] te veroordelen tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten ad € 875,00 en de proceskosten.

3.4.

Aan zijn verzoek(en) legt [verzoeker] ten grondslag dat hij het hem door [verweerster] opgelegde contactverbod niet heeft overtreden. Er was daarom geen dringende reden die aan het ontslag op staande voet ten grondslag kon worden gelegd, zodat dit moet worden vernietigd. [verzoeker] betwist eveneens dat sprake is van rechtsgeldige grond voor beëindiging van het dienstverband en voert daarom ook verweer tegen het verzoek tot voorwaardelijke ontbinding. [verzoeker] betwist niet alleen dat hij het contactverbod heeft overtreden, maar betwist eveneens dat hij zich grensoverschrijdend heeft gedragen. Hij ziet zelf geen reden waarom hij niet gewoon weer aan het werk zou kunnen gaan en zou kunnen deelnemen aan de activiteiten van [verweerster] . Als de arbeidsovereenkomst wel wordt ontbonden vindt [verzoeker] dat hij recht heeft op een aantal vergoedingen, waaronder een billijke vergoeding, omdat zijn arbeidsovereenkomst anders nog tot en met augustus 2023 zou hebben voortgeduurd en de (persoonlijke) gevolgen voor [verzoeker] zeer groot zijn.

3.5.

[verweerster] heeft verweer gevoerd dat strekt tot handhaving van het ontslag op staande voet en heeft tegenverzoeken ingediend, waaronder het verzoek tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Zij verzoekt de kantonrechter:

-

Te bepalen dat [verzoeker] geen toegang heeft tot zijn werkzaamheden en tot de locaties voor het volgen van muzieklessen en aanverwante activiteiten, op verbeurte van een dwangsom van € 250,00 voor elke dag dat [verzoeker] dit verbod schendt;

-

De arbeidsovereenkomst tussen [verzoeker] en [verweerster] , voor zover deze nog bestaat, per direct te ontbinden zonder toekenning van een transitievergoeding ten laste van [verweerster] ;

-

Voor recht te verklaren, voor zover de arbeidsovereenkomst nog bestaat, dat [verzoeker] na 9 september 2022, althans 20 september 2022 geen aanspraak heeft op loon ex artikel 7:628 BW;

-

Met veroordeling van [verzoeker] in de kosten van deze procedure.

3.6.

[verweerster] legt primair aan haar ontbindingsverzoek ten grondslag dat sprake is van ernstig verwijtbaar gedrag, bestaande uit schending van het contactverbod. Subsidiair wordt ontbinding verzocht op grond van artikel 7:699 lid 3 sub h BW (ontbinding op grond van omstandigheden die zodanig zijn dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren), of, meer subsidiair, wegens verstoring van de arbeidsverhouding (artikel 7:669 lid 3 sub g BW). [verweerster] stelt daartoe dat [verzoeker] vanwege zijn detentie voorlopig niet kan worden ingezet en dat door de verbreking van het contactverbod, het politie-onderzoek en de detentie er zoveel onrust is ontstaan binnen de organisatie en bij de leerlingen en hun ouders, dat het niet langer mogelijk is om [verzoeker] tewerk te stellen bij [verweerster] . Medewerkers, leerlingen en ouders zullen de situatie als onveilig aanmerken, ook al zou [verzoeker] uit detentie komen. Herplaatsing is, gelet op de aard van de gegeven omstandigheden, niet aan de orde. [verweerster] stelt dat vanwege ernstig verwijtbaar handelen van [verzoeker] de arbeidsovereenkomst op de kortst mogelijke termijn zou moeten eindigen en ook geen transitievergoeding (of enige andere vergoeding) verschuldigd is.

3.7.

[verweerster] vindt het, gelet op de aantijgingen, het politie-onderzoek, de detentie van [verzoeker] en de onrust die dit heeft veroorzaakt binnen haar gelederen, onwenselijk dat [verzoeker] , in welke hoedanigheid dan ook, op de locaties van [verweerster] aanwezig is, en wil daarom dat de kantonrechter het door haar aan [verzoeker] opgelegde locatieverbod in haar beschikking bevestigt.

4 De beoordeling

5 De beslissing