Rechtbank Midden-Nederland, 15-03-2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:1726, 10868216 \ UE VERZ 24-7
Rechtbank Midden-Nederland, 15-03-2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:1726, 10868216 \ UE VERZ 24-7
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Midden-Nederland
- Datum uitspraak
- 15 maart 2024
- Datum publicatie
- 20 maart 2024
- ECLI
- ECLI:NL:RBMNE:2024:1726
- Zaaknummer
- 10868216 \ UE VERZ 24-7
Inhoudsindicatie
Artikel 27 WOR. Maandrooster niet instemmingsplichtig.
Uitspraak
Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10868216 UE VERZ 24-7 JH/1050
Beschikking van 15 maart 2024
inzake
Ondernemingsraad van Rijkswaterstaat Verkeer en Watermanagement,
zetelend te Utrecht,
verder ook te noemen de ondernemingsraad,
verzoekende partij,
gemachtigden: mr. J. de Waard en mr. D. Schwartz,
tegen:
de Staat der Nederlanden, in het bijzonder het Ministerie van Infrastructuur en Watermanagement, meer in het bijzonder Rijkswaterstaat Verkeer- en Watermanagement, onderdeel van het directoraat-generaal Rijkswaterstaat,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen RVWM,
verwerende partij,
gemachtigden: mr. W.B. van Lingen en mr. J.M. Bruinewoud.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de ondernemingsraad met 8 producties en het verweerschrift met een zelfstandig tegenverzoek van RVWM met 8 producties. De ondernemingsraad heeft op 14 februari 2024 de aanvullende productie 9 ingediend en RVWM op 15 februari 2024 de aanvullende producties 9 en 10.
De zaak is mondeling behandeld op de zitting van 16 februari 2024, gelijktijdig met de mondelinge behandeling van het verzoek van de ondernemingsraad met zaaknummer 10803761 UE VERZ 23-366. Namens de ondernemingsraad was aanwezig de heer [voorzitter] (voorzitter), bijgestaan door mr. M. Tas en mr D. Schwartz. Namens RVWM waren aanwezig mevrouw [hoofdingenieur-directeur] (hoofdingenieur-directeur) en mevrouw [adviseur] (adviseur), bijgestaan door mr. W.B. van Lingen en mr. J.M. Bruinewoud.
Partijen hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van een pleitnota. Zij hebben geantwoord op de door de kantonrechter gestelde vragen en hebben op elkaar kunnen reageren. De griffier heeft hiervan aantekeningen gemaakt.
Hierna is uitspraak bepaald.
2 De feiten
Rijkswaterstaat is het uitvoerende agentschap van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat in Nederland. RVWM is één van de organisatieonderdelen van Rijkswaterstaat. Binnen dat onderdeel zijn ruim 2000 werknemers werkzaam.
De ondernemingsraad is het ingevolge artikel 2 Wet op de Ondernemingsraden (WOR) ingestelde medezeggenschapsorgaan voor het organisatieonderdeel RVWM.
Binnen de kaders van de cao Rijk is op decentraal niveau, met instemming van de groepsondernemingsraad (GOR), de ‘Leidraad Roosterdiensten’ vastgesteld. De Leidraad is van toepassing op de werknemers van RVWM die werken in roosterdienst. Dat zijn ongeveer 1500 werknemers. De Leidraad maakt onderscheid tussen twee vormen van roosteren, namelijk meeroosteren en collectief roosteren. Bij collectief roosteren wordt jaarlijks een normrooster opgesteld waarin de beschikbare capaciteit zo goed mogelijk wordt gekoppeld aan de behoefte. Een normrooster is indicatief en geeft aan wie initieel is ingedeeld voor welke dienst. Om te komen tot een normrooster moeten de in de Leidraad genoemde processtappen worden gevolgd. Op basis van het normrooster wordt een maandrooster opgesteld dat rekening houdt met wensen van werknemers en bijzonderheden zoals ziekte, onverwacht onderhoud en calamiteiten. De stappen waarmee het maandelijks vastgestelde rooster tot stand komt zijn eveneens uitgewerkt in de Leidraad.
Het normrooster geldt voor een heel (kalender)jaar. De kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland heeft in de beschikking van 6 maart 2015 (ECLI:NL:RBMNE:2015:1348) geoordeeld dat het besluit waarmee nieuwe normroosters wordt ingevoerd een instemmingsplichtig besluit is. RVWM had de normroosters voor 2015 niet ter instemming aan de ondernemingsraad voorgelegd. De kantonrechter heeft daarom het volgende overwogen:
“Dit maakt dat de gevraagde verklaring voor recht dat de OR terecht een beroep heeft gedaan op de nietigheid van het besluit zal worden toegewezen. Daarmee staat tevens vast dat ook de daarop gebaseerde besluiten inzake de fijnroosters voor januari 2015 en daarna dit lot delen.”
De beschikking van 6 maart 2015 heeft tussen partijen kracht van gewijsde.
Bij brief van 26 juni 2016 heeft RVWM de ondernemingsraad laten weten dat het doel van het roosterproces is dat op 25 november van ieder jaar alle normroosters voor het komende jaar de instemming van de ondernemingsraad hebben. Om dit te realiseren streeft RVWM ernaar dat alle roosters per 1 oktober van ieder jaar aan de ondernemingsraad zijn aangeboden. Eén van de uitgangspunten bij de totstandkoming van een normrooster is, dat pas wanneer het normrooster gedragen wordt door een meerderheid van het team, het rooster ter instemming aan de ondernemingsraad wordt voorgelegd.
Op de locaties Vlissingen en SWM Vaartuigen Zuid-Oost (hierna te noemen: Vlissingen en Vaartuigen Zuid-Oost) wordt collectief geroosterd. Voor beide locaties geldt dat op dit moment nog geen normrooster 2024 is dat instemming heeft gekregen van de ondernemingsraad. De ondernemingsraad heeft op 27 november 2023 voor deze locaties schriftelijk de nietigheid ingeroepen van de maandroosters gebaseerd op de normroosters 2023.
Ten aanzien van Vlissingen had RVWM ten tijde van het indienen van dit verzoekschrift, 5 januari 2024, nog geen normrooster 2024 ter instemming aan de ondernemingsraad voorgelegd. Op 2 februari 2024 is een door de teamleden gedragen normrooster tot stand gekomen. Op 5 februari 2024 heeft RVWM dit normrooster voor de periode van 1 april 2024 tot en met 31 december 2024 aangeboden aan de ondernemingsraad.
Voor Vaartuigen Zuid-Oost heeft de meerderheid van het team op 6 december 2023 voor het normrooster 2024 gestemd. RVWM heeft dit normrooster op 8 december 2023 ter instemming aan de ondernemingsraad voorgelegd. De ondernemingsraad heeft op 20 december 2023 aan RVWM laten weten om verschillende redenen niet met het normrooster te kunnen instemmen. Op 21 december 2023 is het normrooster nogmaals ter instemming voorgelegd, maar de ondernemingsraad heeft wederom niet ingestemd. De ondernemingsraad heeft hiervoor vier redenen genoemd, te weten (i) er is te weinig reservecapaciteit in het rooster opgenomen voor de weekenden, (ii) de afspraken voor het opnemen van verlof zijn niet voldoende geborgd, (iii) de met de regio gemaakte afspraken over onderbemand varen zijn niet inzichtelijk gemaakt en (iv) de onderbezetting gaat in tegen de richtlijn ‘Bemanningsbezetting RWS patrouillevaartuigen’. De ondernemingsraad heeft op 3 januari 2024 schriftelijk de nietigheid ingeroepen van de maandroosters gebaseerd op het normrooster 2024. RVWM heeft bij brief van 22 januari 2024 gereageerd op de vier door de ondernemingsraad genoemde redenen om niet in te stemmen, en aangegeven met deze toelichting alsnog de instemming van de ondernemingsraad te verwachten. Zij heeft de ondernemingsraad verder meegedeeld dat vanwege de betrokkenheid van de ondernemingsraad bij de totstandkoming van het normrooster 2024 én het akkoord van de medewerkers op dit normrooster, de maandroosters vanaf februari 2024 worden gebaseerd op het normrooster 2024.
3 Het geschil
De ondernemingsraad verzoekt de kantonrechter om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
-
voor recht te verklaren dat ten onrechte geen normrooster 2024 voor Vlissingen ter instemming aan de ondernemingsraad is voorgelegd;
-
voor recht te verklaren dat de ondernemingsraad terecht de nietigheid heeft ingeroepen van de maandroosters voor Vlissingen voor 2024;
-
voor recht te verklaren dat de ondernemingsraad terecht de nietigheid heeft ingeroepen van maandroosters voor Vaartuigen Zuid-Oost voor 2024;
-
RVWM te verplichten zich te onthouden van (verdere) uitvoering van de maandroosters en voor zover mogelijk de uitvoering ervan terug te draaien, op straffe van dwangsom voor iedere dag dat de maandroosters worden uitgevoerd.
De ondernemingsraad legt aan zijn verzoeken - kort gezegd - ten grondslag dat maandroosters onlosmakelijk verbonden zijn met normroosters, ook voor wat betreft het medezeggenschapstraject en de nietigheid. Hij verwijst hiervoor naar de beschikking van de kantonrechter van 6 maart 2015.
RVWM voert verweer en concludeert tot afwijzing van de verzoeken van de ondernemingsraad. RVWM stelt - kort weergegeven - dat het niet mogelijk is om de nietigheid van de maanroosters in te roepen, omdat geen instemmingsrecht bestaat ten aanzien van die roosters. In haar tegenverzoek verzoekt zij de kantonrechter om:
-
op grond van artikel 27 lid 6 WOR voor recht te verklaren dat de ondernemingsraad ten onrechte een beroep heeft gedaan op de nietigheid ten aanzien van de maandroosters voor 2024 voor Vlissingen en Vaartuigen Zuid-Oost;
-
vervangende toestemming om het besluit ten aanzien van de vaststelling van het normrooster 2024 en de daarop te baseren maandroosters voor Vaartuigen Zuid-Oost te nemen.