Rechtbank Noord-Nederland, 15-05-2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:2320, 163285
Rechtbank Noord-Nederland, 15-05-2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:2320, 163285
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 15 mei 2019
- Datum publicatie
- 28 mei 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBNNE:2019:2320
- Zaaknummer
- 163285
Inhoudsindicatie
uitleg voorkeursrecht verkoop in huurovereenkomsten bedrijfspanden
Uitspraak
vonnis
Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/163285 / HA ZA 18-248
Vonnis van 15 mei 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HEMA B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat: mr. B.W. Brouwer te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CBRE DHC LEEUWARDEN (NIEUWE STAD) B.V.,
voorheen genaamd IEF Berlage Leeuwarden (Nieuwestad B.V.),
gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
gemachtigden: mrs. H. Ferment en J.L. Zijlma,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CBRE DHC HOLDING II B.V.,
voorheen genaamd IEF Capital Berlage HB II B.V.,
gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
gemachtigde: mr. N. Amiel,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IEF CAPITAL BERLAGE HB I B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gemachtigde: mr. S.J.H.M. Berendsen.
gedaagden,
Eiseres zal hierna Hema worden genoemd en gedaagden individueel respectievelijk Verhuurder, Holding II en HB I en tezamen Verhuurder c.s.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
-
het vonnis van de kantonrechter d.d. 25 september 2018 waarbij de zaak is verwezen naar de meervoudige kamer voor andere zaken dan kantonzaken;
- -
-
de pleidooizitting van 2 oktober 2018;
- -
-
de spreekaantekeningen van Hema;
- -
-
de spreekaantekeningen van Verhuurder;
- -
-
de spreekaantekeningen van Holding II;
- -
-
de spreekaantekeningen van HB I;
- -
-
het verzoek van Hema d.d. 19 oktober 2018 om (gedeeltelijk) proces-verbaal op te maken;
- -
-
het gedeeltelijk uitgewerkte proces-verbaal van de zitting van 2 oktober 2018;
- -
-
de brief van de rechtbank aan partijen d.d. 18 december 2018 betreffende het voornemen tot aanhouding van de zaak;
- -
-
de brief van HB I d.d. 23 december 2018 betreffende het proces-verbaal;
- -
-
de aktes van partijen d.d. 14 en 15 januari 2019 betreffende het verzoek om aanhouding;
- -
-
de brief van Hema d.d. 15 januari 2019 betreffende het proces-verbaal;
- -
-
de brief van HB I d.d. 30 januari 2019 betreffende het proces-verbaal.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.
2 De feiten
Hema is een Nederlandse keten van warenhuizen met vooral vestigingen in Nederland, waaronder een vestiging in Leeuwarden.
Verhuurder is eigenaar van een winkelpand aan de Nieuwestad 126 / Ruiterskwartier 139 te Leeuwarden (hierna: het winkelpand) en verhuurt dit aan Hema. Holding II is enig aandeelhouder en bestuurder van Verhuurder. HB I is enig aandeelhouder en bestuurder van Holding II. In de concernverhoudingen is Holding II aan te merken als de moedermaatschappij van Verhuurder en HB I als de grootmoeder.
Verhuurder, Holding II en HB I behoren tot een concern, waarvan ook IEF Capital Berlage Noord B.V. (hierna: IEF Noord) deel uitmaakt. HB I en IEF Noord zijn zustervennootschappen waarin vooral grote institutionele partijen beleggen. Gezamenlijk noemen zij zich het zogenaamde Berlage-fonds.
Hema was jarenlang onderdeel van het concern Koninklijke Bijenkorf Beheer (hierna: KBB). In 1999 is KBB gefuseerd met Vendex Internationaal, moedermaatschappij van onder meer het warenhuis Vroom& Dreesmann (hierna: V&D) en kreeg het de naam Vendex KBB Nederland B.V. (hierna: Vendex KBB). In 2004 is Vendex KBB overgenomen door de Amerikaanse/Nederlandse investeerders KRR en Alpininvest Partners.
Tot eind 2005 was het winkelpand (samen met andere winkelpanden waarin Hema in Nederland haar winkels exploiteert) eigendom van Hema Vastgoed B.V. (hierna: Hema Vastgoed), dat ook deel uitmaakte van het Vendex KBB concern. Hema huurde deze panden intercompany van Hema Vastgoed. KRR en Alpininvest hebben na de overname van Vendex KBB in 2004 besloten om de schuldenlast binnen het concern terug te dringen door de winkelpanden van Hema (almede de panden van Bijenkorf en V&D) te verkopen, en vervolgens terug te huren (door Hema ook wel 'sale and lease back constructie' genoemd). Een en ander zou plaatsvinden door verkoop van de aandelen in het kapitaal van Hema Vastgoed en het aangaan van een (nieuwe) huurovereenkomst met Hema Vastgoed.
Ter voorbereiding op deze sale and lease back constructie zijn tussen Hema Vastgoed en Hema huurovereenkomsten gesloten met betrekking tot de verschillende winkelpanden. Op 17 oktober 2005 is de huurovereenkomst met betrekking tot het litigieuze winkelpand te Leeuwarden gesloten. Deze overeenkomst is aangegaan voor de duur van 21 jaar, ingaande 1 november 2005 en lopende tot en met 31 oktober 2026, met voortzettingen van vijf aansluitende periodes van 10 jaar.
In artikel 17 van de huurovereenkomst is een voorkeursrecht van koop opgenomen. Dit artikel luidt als volgt:
"Voorkeursrecht van koop
Huurder heeft gedurende de looptijd van deze huurovereenkomst (verlengingen daaronder begrepen) een voorkeursrecht van koop met betrekking tot het gehuurde. Dit geldt zowel indien het gehuurde gedeeltelijk of zelfstandig wordt verkocht als indien het gehuurde (waarmee in voorkomende gevallen steeds tevens wordt bedoeld een gedeelte van het gehuurde) wordt verkocht als onderdeel van een groter geheel of in combinatie met andere onroerende zaken.
Met verkoop wordt in dit verband steeds tevens bedoeld iedere andere rechtshandeling met een zakenrechtelijk en/of een obligatoir karakter die materieel tot een vergelijkbaar gevolg leidt.
In geval van voorgenomen verkoop zoals bedoeld in dit artikel, is verhuurder verplicht huurder het gehuurde onvoorwaardelijk aan te bieden zodra verhuurder met een derde overeenstemming heeft over de prijs en alle overige voorwaarden en condities waarvoor verhuurder het gehuurde casu quo het grotere geheel wenst te verkopen aan een derde. De aanbieding van verhuurder aan huurder dient identiek te zijn aan de voorwaarden waarop verhuurder voornemens is het gehuurde aan de betreffende derde te verkopen, waarbij de termijn van levering niet langer mag zijn dan één jaar, te rekenen vanaf de aanbieding aan huurder. De aanbieding dient plaats te vinden per deurwaardersexploot aan het statutaire adres van huurder zoals dat op het betreffende moment staat vermeld in het handelsregister. Bij de aanbieding dient een afschrift te zijn gevoegd van de (voorwaardelijke)koopovereenkomst met de derde waarin alle afspraken dienen te zijn vermeld die terzake van de (voorgenomen) verkoop met de andere partij zijn gemaakt. De koopovereenkomst met de derde dient een opschortende voorwaarde te bevatten in verband met het voorkeursrecht van huurder.
Na ontvangst van de aanbieding zal huurder verhuurder binnen 31 dagen informeren of de aanbieding wordt aanvaard.
In geval van afwijzing van de aanbieding door huurder alsmede bij gebreke van een tijdige reactie van de zijde van huurder, is verhuurder gerechtigd het gehuurde binnen 180 dagen na ontvangst van de afwijzing van huurder te verkopen aan een derde voor de prijs en de voorwaarden en condities conform het aanbod aan huurder. Het staat verhuurder uitdrukkelijk niet vrij om het gehuurde aan een derde te verkopen voor een lagere prijs of op andere voorwaarden en/of condities, ook niet als verhuurder van oordeel is dat die andere voorwaarden meer bezwarend voor de koper zijn. Steeds indien verhuurder voornemens is het gehuurde te verkopen aan een derde voor een lagere prijs of op andere voorwaarden en/of condities dan de aanbieding aan huurder, is verhuurder gehouden het voorkeursrecht van huurder zoals omschreven in dit artikel opnieuw te respecteren.
Indien binnen de termijn van 180 dagen zoals bedoeld in 17.5 geen onvoorwaardelijke verkoop aan een derde plaatsvindt, is de betreffende voorgenomen verkoop wederom onderhevig aan het voorkeursrecht van huurder en is verhuurder opnieuw gehouden tot het bepaalde in dit artikel.
Het voorkeursrecht van huurder eindigt niet door afwijzing van een aanbod van verhuurder, noch door overdracht van het gehuurde aan een derde, In geval van overdracht aan een derde, is de betreffende derde op zijn beurt gebonden aan het bepaalde in deze overeenkomst, waaronder dit artikel.
In geval van schending van het voorkeursrecht van huurder zoals beschreven in dit artikel, verbeurt verhuurder een onmiddellijk opeisbare boete van één maal de op dat moment geldende jaarhuur van het gehuurde, onverminderd het recht van huurder op vergoeding van meerdere schade en nakoming."
Voor de te verkopen aandelen in Hema Vastgoed hebben zich meerdere gegadigden gemeld, waaronder IEF Noord. IEF Noord heeft in het kader van de onderhandelingen over de verkoop inzage gehad in (o.a) de huurovereenkomsten tussen Hema Vastgoed en Hema. Tevens heeft in het kader van het biedingsproces overleg plaatsgevonden tussen de toenmalige advocaten van IEF Noord (CMS Derks Star Busman) en Hema (Boekel de Nerée) over mogelijke aanvullingen op de huurovereenkomsten. In een memorandum van 7 november 2005 van de advocaat van IEF Noord (het CMS-memorandum) is het volgende opgemerkt ten aanzien van artikel 17.1 van de huurovereenkomst:
"Art.17.1 voorkeursrecht gaat te ver. Vervangen door aanbiedingsplicht of iets dergelijks. In ieder geval moet eruit dat verhuurder niet zal mogen doorverkopen ingeval van naar haar mening meer belastende voorwaarden;"
Het overleg heeft geleid tot een voorstel van IEF Noord van 22 november 2005 om in de huurovereenkomst aan artikel 17 een lid 17.9 toe te voegen, inhoudende:
"Het in dit artikel beschreven voorkeursrecht geldt niet in geval van een voorgenomen overdracht in verband met een interne reorganisatie, mits de uiteindelijke zeggenschap over het gehuurde geen wijziging ondergaat"
Voormelde bepaling is uiteindelijk niet opgenomen in het finale aanhangsel bij de huurovereenkomst.
Ten tijde van de onderhandelingen over de overdracht van de aandelen in Hema Vastgoed aan IEF Noord was al bekend dat IEF Noord een interne reorganisatie wenste door te voeren met als gevolg dat er verschillende winkelpanden door Hema Vastgoed verkocht zouden worden aan apart hiervoor opgerichte vennootschappen. In dit kader is het voorkeursrecht van artikel 17 van de huurovereenkomsten eveneens aan de orde gekomen. Tussen advocaten van IEF Noord en Hema Vastgoed is uitgebreid onderhandeld over de voorwaarden waaronder Hema als huurder bereid zou zijn af te zien van inroeping van haar voorkeursrecht en toestemming zou geven voor de reorganisatie. De voorwaarden waaronder Hema afziet van het voorkeursrecht zijn neergelegd in een brief van 29 november 2005 afkomstig van Hema en gericht aan Hema Vastgoed (de zogenaamde Waiver). Die brief luidt - voor zover van belang - als volgt:
"Voor de goede orde bevestigt ondergetekende als huurder van 57 winkelruimten, partijen genoegzaam bekend, dat zij geen gebruik zal maken van het in artikel 17 van de betreffende huurovereenkomsten beschreven voorkeursrecht indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de voorgenomen verkoop vindt plaats vóór ultimo 2007 en in het kader van een reorganisatie van verhuurder en/of de groep (in de zin van artikel 2:24b BW) waartoe verhuurder behoort.
b. de opvolgend verhuurder behoort tot dezelfde groep (in de zin van artikel 2:24b BW) waartoe verhuurder behoort.
c. de uiteindelijke zeggenschap (zeggenschap als bedoeld in de SER Fusiegedragsregels, ongeacht of deze van toepassing zijn) over verhuurder en/of over het gehuurde wijzigt niet;
d. de opvolgend verhuurder zal schriftelijk hebben verklaard te zijn gebonden aan alle bepalingen uit hoofde van de huurovereenkomst (inclusief het in artikel 21 van de huurovereenkomst bedoelde kettingbeding); en
e. huurder wordt voorafgaand schriftelijk van de voorgenomen reorganisatie in kennis gesteld met verstrekking van de nodige gegevens waaruit afgeleid kan worden dat aan de bovenstaande voorwaarden is voldaan."
Eind november 2005 heeft Vendex KBB de aandelen in Hema Vastgoed verkocht aan IEF Noord. Deze transactie zal hierna worden aangeduid als de 'Aandelentransactie 2005'.
In september 2006 heeft de reorganisatie binnen IEF Noord haar beslag gekregen (hierna: de 'Transactie 2006'). Hierdoor is door Hema Vastgoed (na te zijn hernoemd tot IEF Berlage I B.V.) (o.a.) het onderhavige winkelpand in eigendom overgedragen aan Verhuurder.
Na diverse fusies en naamwijzigingen is de concernstructuur tot stand gekomen met aan het hoofd de twee zustervennootschappen IEF Noord en HB I, met daaronder de tussenholdings IEF Capital Berlage Zuid B.V. en IEF Capital Berlage HB II (het tegenwoordige Holding II) en daaronder de vennootschappen die eigenaar zijn van de diverse winkelpanden.
Bij brief van 27 november 2015 hebben IEF Capital Berlage Zuid B.V. en IEF Capital Berlage HB II (het tegenwoordige Holding II) aan Hema medegedeeld dat zij de aandelen in de vennootschappen van wie Hema 37 panden huurde, zouden overdragen aan een consortium onder leiding van het Britse Crossroads Real Estate Partners (hierna: Crossroads). In de brief werd tevens opgemerkt dat verkopers van mening waren dat het voorkeursrecht hier niet van toepassing is, omdat sprake was van een aandelenoverdracht. Desondanks werd Hema de gelegenheid geboden om de aandelen over te nemen.
Hema had destijds geen interesse om deze panden over te nemen. Bij brief van 22 december 2015 heeft zij ingestemd met de verkoop van de aandelen aan Crossroads, maar met de uitdrukkelijke opmerking dat, anders dan wat was vermeld bij het gedane aanbod, op grond van het contractuele voorkeursrecht ieder van de 37 panden individueel aangeboden had moeten worden.
In het najaar van 2016 heeft de voornoemde aandelenoverdracht aan Crossroads plaatsgevonden voor een bedrag van 250 miljoen euro.
Op 8 juni 2017 hebben HB I en IEF Noord overeenstemming bereikt met een viertal kopers (Dutch Highstreet Holdco 2 B.V., PFI Rembrandt B.V., Dutch Highstreet Holdco 4 B.V. en CBRE DRET DHC B.V., hierna: kopers) over de verkoop van de aandelen in het kapitaal van IEF Capital Berlage Zuid B.V. en IEF Capital Berlage HB II B.V. (het tegenwoordige Holding II). De verkoop is neergelegd in een Sale Purchase Agreement van dezelfde datum (hierna: de SPA-aandelentransactie 2017).
Bij brief van 8 juni 2017 hebben IEF Noord en HB I aan Hema het volgende - voor zover van belang - geschreven:
"Wij hebben met de in de SPA bedoelde Purchasers (hierna te noemen ‘koper’) overeenstemming bereikt over de verkoop van alle aandelen in het kapitaal van IEF Capital Berlage Zuid B.V. en IEF Capital Berlage HB II B.V.
IEF Capital Berlage Zuid B.V. en IEF Capital Berlage HB II B.V. houden de aandelen van de in de SPA genoemde vennootschappen, welke vennootschappen eigenaar zijn van de in de SPA genoemde panden. U huurt een of meer van die panden. In een of meer van de betreffende huurovereenkomsten is als artikel 17 een ‘Voorkeursrecht van koop’ opgenomen.
Dit voorkeursrecht geldt niet in verband met de in de SPA belichaamde transactie, reeds omdat wij geen verhuurder zijn in de zin van voornoemd artikel 17 en omdat de verhuurder in de zin van voornoemd artikel 17 niets verkoopt.
Hoewel koper heeft aangegeven te onderschrijven dat het voorkeursrecht niet geldt in verband met de in de SPA belichaamde transactie, heeft koper ons niettemin verzocht, gelet op uw kwantitatieve aandeel als huurder binnen de portefeuille en de wens op een lange en goede relatie met u, aan u een aanbieding te doen als gold het hiervoor bedoelde voorkeursrecht wel in verband met de in de SPA belichaamde transactie.
Omdat dat ons als verkoper om het even is, bieden wij u hierbij (in de plaats van koper) de mogelijkheid de SPA te sluiten met u als kopende partij.
(...)"
Hierop heeft Hema bij brief van haar toenmalige advocaat van 26 juni 2017 als volgt - voor zover van belang - gereageerd:
"HEMA deelt de mening van IEF omtrent de voorkeursrechten niet. Zij maakt aanspraak op nakoming van de voorkeursrechten in de betreffende huurovereenkomsten. Deze voorkeursrechten zijn bewust en helder extensief geformuleerd en omvatten tevens aandelentransacties zoals met de SPA is beoogd. (...)
Ik verzoek u dan ook om overeenkomstig de voorkeursrechten per gehuurd pand, zoals voortvloeit uit iedere individuele huurovereenkomst, een aanbieding aan HEMA te doen toekomen. (...)"
Tussen partijen heeft vervolgens nog enige correspondentie plaatsgevonden, maar partijen zijn niet tot overeenstemming gekomen. De aandelen als bedoeld in de SPA-transactie 2017 zijn vervolgens op 1 november 2017 aan de kopers geleverd.
Hema heeft in totaal 16 procedures aanhangig gemaakt bij meerdere rechtbanken strekkende tot nakoming van het in de huurovereenkomsten opgenomen voorkeursrecht van koop. In enkele van die procedures is inmiddels vonnis gewezen (waaronder Rechtbank Den Haag 5 september 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:10554 en Rechtbank Rotterdam
31 oktober 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:8915).
3 Het geschil
Hema vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. Verhuurder veroordeelt tot nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van het voorkeursrecht opgenomen in artikel 17 van de huurovereenkomst van 17 oktober 2015, door het Gehuurde onvoorwaardelijk aan Hema te koop aan te bieden voor een koopprijs die identiek is aan de koopprijs waarvoor het Gehuurde is verkocht, althans gelijk aan het deel van de overeengekomen koopprijs voor het geheel in de Transactie 2017 dat aan het Gehuurde is gealloceerd, onder overlegging van de onderbouwing daarvan die (mede) ten grondslag ligt aan de koopprijs voor het geheel in de Transactie 2017, en onder voorwaarden die identiek zijn aan de overige voorwaarden waarop het Gehuurde is verkocht en met inachtneming van de in artikel 17 verdere opgenomen voorschriften, althans een zodanige aanbieding als door de rechtbank in goede justitie te bepalen, zulks op straffe van een onmiddellijk aan Hema te verbeuren dwangsom ad € 250.000,- als Verhuurder niet uiterlijk binnen 30 dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis aan deze veroordeling heeft voldaan en een onmiddellijk aan Hema te verbeuren dwangsom ad
€ 25.000,- voor elke daaropvolgende dag dat Verhuurder niet volledig aan deze veroordeling heeft voldaan;
II. Holding II veroordeelt tot nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van het voorkeursrecht van artikel 17 van de huurovereenkomst zoals beschreven in het gevorderde sub I., althans te bewerkstelligen dat Holding II haar verplichtingen uit hoofde van het voorkeursrecht van artikel 17 van de huurovereenkomst zoals beschreven in het gevorderde sub I. zal nakomen, op straffe van een dwangsom van € 250.000,- als Holding II niet uiterlijk binnen 30 dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis aan deze veroordeling heeft voldaan en een onmiddellijk aan Hema te verbeuren dwangsom ad
€ 25.000,- voor elke daaropvolgende dag dat Holding II niet volledig aan deze veroordeling heeft voldaan;
III. Verhuurder en Holding II hoofdelijk veroordeelt tot betaling van de contractuele boete ad € 443.853,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. Verhuurder c.s. althans Holding II en HB I, hoofdelijk veroordeelt tot betaling van schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
V. Verhuurder c.s. hoofdelijk veroordeelt in de buitengerechtelijke kosten en de kosten van dit geding, waaronder de nakosten.
Verhuurder, Holding II en HBI hebben ieder afzonderlijk verweer gevoerd.
Op de standpunten van partijen zal hierna - voor zover van belang - nader worden ingegaan.