Rechtbank Noord-Nederland, 23-07-2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:3686, 8263456 AR VERZ 21-51
Rechtbank Noord-Nederland, 23-07-2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:3686, 8263456 AR VERZ 21-51
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 23 juli 2021
- Datum publicatie
- 27 augustus 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBNNE:2021:3686
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2022:1533, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 8263456 AR VERZ 21-51
Inhoudsindicatie
ontbinding arbeidsovereenkomst, geen ernstig verwijtbaar handelen, verstoorde arbeidsrelatie, toekenning billijke vergoeding.
Uitspraak
Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer / rekestnummer: 8263456 AR VERZ 21-51
Beschikking van de kantonrechter van 23 juli 2021
in de zaak van:
de stichting
Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs Vlagtwedde,
ook Regionale Scholengemeenschap (RSG) Ter Apel genoemd,
gevestigd te Ter Apel,
verzoekster,
gemachtigde: mr. J.F.H. Terpstra,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
gemachtigde: mr. G. [naam 6] .
Partijen zullen hierna RSG en [gedaagde] worden genoemd
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
-
het verzoekschrift 7 juni 2021,
- -
-
het verweerschrift 28 juni 2021,
- -
-
de mondelinge behandeling, die is gehouden op 7 juli 2021. Daarbij zijn de heer [directeur] (directeur, hierna: [directeur] ) en de heer [naam 1] verschenen namens RSG, bijgestaan door
mr. Terpstra, die een pleitnota heeft overgelegd en voorgedragen. Verder is [gedaagde] verschenen, bijgestaan door [naam 6] . Ook de echtgenote van [gedaagde] en mevrouw [echtgenoot] (hierna: [echtgenoot] ) van de Algemene Onderwijsbond (AOb) zijn aanwezig geweest.
- de schriftelijke opmerkingen van [gedaagde] , die tijdens de mondelinge behandeling zijn voorgelezen en overgelegd en die na de mondelinge behandeling aan RSG zijn toegestuurd.
2 De feiten
RSG is een zelfstandige openbare school, waar onderwijs op vmbo, mavo, havo en vwo niveau wordt aangeboden. RSG maakt onderdeel uit van een samenwerkingsverband van middelbare scholen in de regio, DOVAC. Binnen RSG zijn (in elk geval) drie teamleiders werkzaam, mevrouw [teamleider 1] (hierna: [teamleider 1] ), mevrouw [teamleider 2] (hierna: [teamleider 2] ), en de heer [teamleider 3] (hierna: [teamleider 3] ).
[gedaagde] , geboren op 8 februari 1962, is sinds 1 augustus 1998 in dienst bij (de rechtsvoorganger van) RSG, tegen een salaris van € 5.699,- bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag en 8% eindejaarsuitkering. Zijn laatste functie is docent wiskunde bij het team vmbo (onderbouw).
Vanaf 2007 tot 2017 heeft [gedaagde] de functie van teamleider vervuld. Tussen RSG en [gedaagde] is op 8 juni 2017 een vaststellingsovereenkomst (VSO) gesloten, waarin onder meer is opgenomen dat [gedaagde] vanaf 1 augustus 2017 het 'LD-salaris' zou blijven ontvangen zonder 'LD-werkzaamheden' te verrichten en dat hij verder zal gaan als docent wiskunde. Daarnaast is bepaald dat [gedaagde] enige tijd minder hoeft te werken. Verder is in de VSO opgenomen dat partijen zich niet negatief over elkaar zullen uitlaten.
In september 2019 heeft de commissie 'sociale veiligheid' een campagne gestart gericht op het respectvol bejegenen van elkaar, het op een goede manier geven van feedback en op een professionele onderwijscultuur binnen RSG. Deze commissie is opgevolgd door de 'commissie professionele cultuur'. Eén van de leden van deze commissie is lid van de wiskundesectie.
In oktober 2019 zijn klachten binnen gekomen van ouders en leerlingen over het taalgebruik en de wijze van lesgeven van [gedaagde] .
Rond 11 december 2019 heeft [gedaagde] een leerling naar huis gestuurd. Het voorval heeft [gedaagde] de volgende dag besproken in de klas, zonder de aanwezigheid van deze leerling. Een andere leerling heeft het gesprek opgenomen en de opname is terecht gekomen bij [directeur] . [directeur] heeft [gedaagde] aangesproken over de manier waarop hij over deze leerling heeft gesproken, omdat dit volgens hem niet door de beugel kon. [directeur] heeft vervolgens contact opgenomen met de moeder en de leerling om hiervoor excuses te maken.
Medio 2020 heeft de schoolleiding geluiden opgevangen dat binnen de wiskundesectie een gebrek is aan onderling vertrouwen, samenwerking en communicatie.
De schoolleiding heeft mevrouw [naam 2] (hierna: [naam 2] ) van bureau Vivace ingeschakeld om duidelijkheid te krijgen over de exacte problematiek en omvang daarvan binnen de sectie wiskunde.
[naam 2] heeft eind september 2020 gesprekken gevoerd met leden van de sectie wiskunde. [naam 2] heeft hiervan op 26 oktober 2020 een verslag gemaakt, conclusies uit die gesprekken getrokken en aanbevelingen gedaan. In het verslag heeft [naam 2] onder meer melding gemaakt van een tweedeling binnen de sectie, namelijk havo/vwo enerzijds en 'de overige leden' (vmbo en mavo) anderzijds.
De schoolleiding heeft besloten om de conclusies en aanbevelingen van [naam 2] op
16 februari 2021 binnen de sectie te bespreken en om vervolgens stappen te zetten om te komen tot verbetering. [gedaagde] heeft zich afgemeld voor deze bespreking.
[gedaagde] heeft in de avond van 16 februari 2021 een e-mailbericht opgesteld, dat hij de volgende dag, op 17 februari 2021 aan de sectiegenoten en aan de (plaatsvervangend) teamleider, [teamleider 1] , heeft verzonden. In het e-mailbericht is onder meer het volgende opgenomen:
"(…) Verder ben ik van mening dat het nooit zover had hoeven te komen. In plaats dat de dienstdoende teamleider, samen met 3 sectiegenoten ‘in een hok’ ging zitten om zaken uit te spreken, wordt hypegevoelig een (duur!) extern bureau ingevlogen. Deze actie heeft ertoe geleid dat een oplosbaar communicatieprobleem is verworden tot een vermeend sectieprobleem. Ik ben zelfs van mening dat hierdoor de sfeer is gedaald tot beneden het vriespunt met veel frustratie en wellicht ongemotiveerdheid. Als de schoolleiding van mening is dat de sectie wiskunde een probleem heeft, zou ik mijn blik even verwijden naar andere (kernvak)secties.
Het gedrag van elkaar niet aanspreken, wat ik overigens niet herken tijdens de sectievergaderingen, is sinds jaar en dag een breed probleem binnen de RSG Ter Apel. Ook hier zou ik zeggen, schoolleiders, doe je oren en ogen open als je buiten de vertrouwde kantoormuurtjes komt. De angstcultuur (stilhouden, in de pas lopen en je mening vooral niet ventileren), waartegen de schoolleiding, ondersteunt door wederom dure externe bureautjes, al jaren strijdt is nog nooit ten grave gedragen en ik vrees dat dat er voorlopig ook niet van komt. Velen van ons herinneren zich vast nog wel een aantal collega’s die om duistere redenen de achterdeur zijn uitgewerkt.
Transparantie naar het personeel (Privacy!) is er nooit geweest. Niemand durft om opheldering te vragen. Bovendien is het ook nog een keer zo dat een groep docenten, recent, uit eigen beweging de RSG Ter Apel heeft verlaten. Dit geeft mij te denken!
Opmerkingen agendapunten
Agendapunt 1: Bij het berichtje van [naam 3] kreeg ik afgelopen weekend een rare bijsmaak. Ik moest even denken aan iets met witte voetjes! Ik vond [naam 3] ’s mail een foute zet, gelijk het begrijpelijke vervolgbericht van [naam 4] . Ik ben het overigens wel eens met de meeste opmerkingen van [naam 4] en vind de opmerkingen van een aantal sectiegenoten onbegrijpelijk. Overleggen niet via mail en/of Teams, maar fysiek.
Agendapunt 2: Met name in het hoofdgebouw (waar ik niet al te vaak kom) ervaar ik een sfeer om te snijden. Ik heb het gevoel dat als je kritische noten aan ‘verkeerde’ collega’s kenbaar maakt, deze binnen no time in het MT aan de orde komen. Ik ben blij te mogen werken met een aantal vaste collega’s in één der noodgebouwen. Veel praktisch werkoverleg en zaken lopen als een speer. De renovatie van het monument kan mij niet lang genoeg duren.
Agendapunt 3: Het ‘verslag’ van mw. [naam 2] heb ik allang terzijde gelegd en ik hoop dat de
schoolleiding dat eveneens heeft gedaan met een restitutieverzoek van een groot deel van de
rekening. Ik vermoed dat het ‘verslag’ een kopie is van geschriften die zijn ontstaan door soortgelijke interviewen in ander onderwijsinstellingen. Ten aanzien van initiatieven ter verbetering heb ik tot op heden geen voornemens. Ik heb altijd goed kunnen communiceren en samenwerken met alle sectiegenoten.
Agendapunt 4:
(…)"
[directeur] heeft het e-mailbericht van [gedaagde] via [teamleider 1] ontvangen en heeft [gedaagde] naar aanleiding daarvan op 1 maart 2021 bij zich geroepen. [directeur] heeft van het gesprek een verslag gemaakt. In het verslag is onder meer het volgende vermeld:
"(…)Het gesprek begint over hond Tommy, die deel uitmaakt van het gezin van [gedaagde] . [gedaagde] heeft [naam 5] al eerder verteld dat de hond ernstig ziek is.
Kort daarna geeft [gedaagde] aan volledig achter de inhoud van zijn brief te staan gevolgd door “en ik laat me geen oor aannaaien”. [gedaagde] geeft ook aan dat meerdere collega’s de brief hebben gelezen en achter de inhoud staan. [naam 5] wil van [gedaagde] duidelijkheid wie hij in de bewuste brief met de schoolleiding bedoelt. Op de vraag of het betrekking heeft op […] is het antwoord nee. Hieruit is de conclusie dat dit alleen betrekking op [naam 5] kan hebben aangezien de overige leden van de schoolleiding nog maar kort in functie zijn en drie van de vier van extern komen. Op de vraag aan [gedaagde] of hij vindt dat [naam 5] niet integer is en medewerkers om duistere redenen via de achterdeur laat verdwijnen geeft [gedaagde] aan dat [naam 5] waarschijnlijk wel integer is.
[naam 5] geeft aan dat hij de beschuldigingen niet pikt en vraagt [gedaagde] om man en paard te
benoemen. Hij noemt de namen van […] . [naam 5] geeft aan dat [gedaagde] zelf in de schoolleiding zat toen dit speelde en dat hij rond 2008 ook in de schoolleiding zat toen een dossier van de heer […] in de doofpot is gestopt. [naam 5] benoemt ook dat afspraken in een VSO nageleefd dienen te worden, waaronder de standaard opmerking dat je niet negatief over elkaar spreekt en de inhoud van de overeenkomst niet gedeeld mag worden met derden.
Punt in het gesprek blijft dat [gedaagde] beweert dat mensen om duistere redenen via de achterdeur zijn vertrokken. [naam 5] neemt hier geen genoegen mee en wil dat [gedaagde] openheid van zaken geeft in aanwezigheid van een derde. Hierbij noemt [naam 5] als mogelijkheid: […] de voorzitter van de MR, […] voorzitter RvT, […] de externe vertrouwenspersoon of […] de vertrouwenspersoon integriteit. Als [gedaagde] niet kiest zal [de externe vertrouwenspersoon] worden benaderd.
[gedaagde] geeft verder aan dat hij vindt dat er binnen de sectie geen probleem is maar dat het een teamprobleem is. Ook vindt hij het niet kunnen dat sectiegenoten per e-mail hun mening en opvatting aan de sectie en de schoolleiding sturen. Hierop geeft [naam 5] aan dat [gedaagde] hetzelfde doet met zijn brief en daarbij ook twee collega’s, die beide een mail hebben gestuurd, op de korrel neemt.
Als laatste geeft [naam 5] aan dat hij teleurgesteld is in [gedaagde] . [naam 5] heeft [gedaagde] meerdere malen de hand boven het hoofd gehouden en voor zover bekend bij [naam 5] was er een gezonde onderlinge verstandhouding. (…)"
[directeur] heeft [gedaagde] laten weten dat hij een volgend gesprek wenst en dat zal inplannen. [directeur] wijst hem op de mogelijkheid een derde bij dit gesprek aanwezig te laten zijn.
[gedaagde] heeft aangekondigd dat hij [echtgenoot] , consulent bij de AOb, zou meenemen naar het gesprek. [echtgenoot] is aanwezig geweest bij het gesprek op 12 maart 2021, evenals
mr. Terpstra die aanwezig was op uitnodiging van [directeur] .
Terpstra heeft per e-mailbericht van 12 maart 2021 een terugkoppeling aan [echtgenoot] gegeven van het gesprek op 1 maart 2021. Hierin is onder meer het volgende vermeld:
"(…) We hebben met elkaar besproken dat uw handelen alsook uw nalaten om hierop uit eigen beweging en onmiddellijk na verzending terug te komen bij deze verschillende personen en gremia, tot de conclusie leiden dat u uw toekomst buiten het RSG zult moeten zoeken. Wij hebben afgesproken dat u uw collega, dhr. [naam 6] , zult benaderen waarbij ik ervan uit ga dat ik op korte termijn van hem een voorstel zal ontvangen voor een vaststellingsovereenkomst, een die recht doet aan voormelde omstandigheden.(…)"
Op 19 en 23 maart 2021 heeft mr. Terpstra een herinnering gestuurd aan de afspraak om met een voorstel te komen voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Op 24 maart 2021 heeft [naam 6] laten weten dat [gedaagde] , met hulp van een mediator, de verhoudingen wil optimaliseren en een oplossing wil bereiken.
Op 25 maart 2021 heeft Terpstra laten weten hierover verbaasd te zijn, omdat partijen volgens haar op 12 maart 2021 al tot de conclusie zijn gekomen dat de verhoudingen onherstelbaar zijn beschadigd en dat zij daarom zelf een voorstel zal doen voor het beëindigen van de arbeidsrelatie.
Bij brief van 31 maart 2021 heeft RSG aan [gedaagde] laten weten dat het voornemen bestaat om hem te schorsen, maar dat hij eerst nog gelegenheid krijgt om een zienswijze in te dienen.
Namens [gedaagde] heeft [naam 6] bij e-mail van 20 april 2021 aangegeven dat hij wil terugkeren en heeft hij (opnieuw) mediation voorgesteld.
Bij besluit van 22 april 2021 is RSG ingegaan op de zienswijze van [gedaagde] en heeft hem geschorst voor de duur van de ontbindingsprocedure. RSG heeft aangegeven geen vertrouwen meer te hebben in de arbeidsrelatie en dat er voor mediation geen plaats meer is.
3 Het verzoek
RSG verzoekt de arbeidsovereenkomst met [gedaagde] te ontbinden op grond van – kort gezegd – verwijtbaar handelen. Als ontbinding op die grond niet wordt toegewezen, wordt verzocht om ontbinding op grond van een verstoorde arbeidsverhouding dan wel een combinatie van omstandigheden genoemd in twee of meer gronden, die zodanig is dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
RSG heeft daarbij het volgende naar voren gebracht. Met [gedaagde] zijn er in de loop der jaren verschillende incidenten geweest. Deze hebben onder meer in juni 2017 geleid tot een VSO waarin [gedaagde] is teruggezet in functie en duidelijke afspraken zijn gemaakt over de wijze van communiceren. Desondanks heeft hij zich daar niet aan gehouden. Op 17 februari 2021 heeft [gedaagde] een brief gestuurd, waarin hij ongefundeerde kritiek en grovelijke beschuldigingen uit, op een wijze die onprofessioneel en oncollegiaal is en in strijd met het beleid binnen RSG. Hij heeft hiermee de afspraken tussen partijen geschonden en, ondanks dat hij hierop is aangesproken, blijft hij bij zijn meningen. Dit heeft gemaakt dat RSG het dienstverband niet kan laten voortduren.