Home

Rechtbank Oost-Brabant, 05-11-2014, ECLI:NL:RBOBR:2014:6666, C/01/285506 / KG ZA 14-682

Rechtbank Oost-Brabant, 05-11-2014, ECLI:NL:RBOBR:2014:6666, C/01/285506 / KG ZA 14-682

Gegevens

Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Datum uitspraak
5 november 2014
Datum publicatie
5 november 2014
ECLI
ECLI:NL:RBOBR:2014:6666
Formele relaties
Zaaknummer
C/01/285506 / KG ZA 14-682
Relevante informatie
Faillissementswet [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 15-11-2025], Faillissementswet [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 15-11-2025] art. 42, Faillissementswet [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 15-11-2025] art. 68, Faillissementswet [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 15-11-2025] art. 92

Inhoudsindicatie

Kort geding. Faillissementscurator van de moedervennootschap heeft overdracht van de aandelen in de dochtervennootschap met een beroep op artikel 42 Fw. vernietigd en daarna de rechten van de moedervennootschap als enig aandeelhouder van de dochter uitgeoefend in die zin dat hij de bestuurder van de dochtervennootschap heeft geschorst en een interim bestuurder heeft benoemd. In de omstandigheden van dit geval is de curator ook in zijn verdere optreden binnen de grenzen van zijn wettelijke bevoegdheden gebleven en was zijn daadkrachtig optreden aanvaardbaar.

Uitspraak

vonnis

Handelsrecht

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

zaaknummer / rolnummer: C/01/285506 / KG ZA 14-682

Vonnis in kort geding van 5 november 2014

in de zaak van

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

HOTEL TANTE PIETJE,

gevestigd te Uden,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

HAERESTEIJN HOLDING B.V.,

gevestigd te Dubai, Verenigde Arabische Emiraten,

eiseressen,

advocaten (voorheen) mr. J.H.B. Crucq en mr. Q.L.C.M. Bongaerts te Amsterdam,

tegen

Mr. PIETER RUDOLF DEKKER, in zijn hoedanigheid van curator in de faillissementen vanBrasserie Tante Pietje B.V. en Crescendo Leisure Concepts Holding B.V.,

kantoorhoudende te Rosmalen,

gedaagde,

advocaat prof. mr. A.C. van Schaick te Tilburg.

Partijen worden mede aangeduid als Hotel Tante Pietje, Haeresteijn Holding en de curator.

1 De procedure

1.1.

Bij dagvaarding van 24 oktober 2014 met 15 producties hebben Hotel Tante Pietje en Haeresteijn Holding de curator gedagvaard om op 28 oktober 2014 te verschijnen in kort geding bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank.

1.2.

Bij faxbrief van 27 oktober 2014 heeft mr. Van Schaick de voorzieningenrechter verzocht om mevrouw [naam] op de voet van het bepaalde in artikel 134 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) als middellijk bestuurder van Hotel Tante Pietje en Haeresteijn Holding te gelasten om in persoon bij de mondelinge behandeling op 28 oktober 2014 aanwezig te zijn. De griffie van deze rechtbank heeft op 27 oktober 2014 namens de voorzieningenrechter telefonisch aan de advocaten van beide partijen medegedeeld dat het verzoek is afgewezen.

1.3.

Bij faxbrief van 27 oktober 2014 heeft mr. Van Schaick een incidentele vordering ingesteld, strekkende tot zekerheidsstelling door Haeresteijn Holding voor proceskosten ex artikel 224 Rv.

1.4.

Bij brief van 27 oktober 2014 heeft mr. Dekker namens mr. Van Schaick zes producties ingediend.

1.5.

De behandeling ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2014. Naast de genoemde advocaten waren aanwezig enerzijds de heer [naam], als zaakwaarnemer verbonden aan Hotel Tante Pietje, en de heer [naam], accountant van Hotel Tante Pietje en Haeresteijn Holding, en anderzijds de curator mr. P.R. Dekker persoonlijk alsmede mr. drs. A.H.M. Smits en mr. F. Ortiz Aldana, kantoorgenoten van de curator. Mr. Smits heeft tevens te kennen gegeven de huidige (interim-) bestuurder van Hotel Tante Pietje te zijn.

1.6.

De voorzieningenrechter is eerst overgegaan tot de behandeling van het incident tot zekerheidstelling, zoals hieronder onder 2 weer te geven.

1.7.

Vervolgens is het geschil in de hoofdzaak behandeld.

1.8.

Hotel Tante Pietje en Haeresteijn Holding hebben hun eis vermeerderd overeenkomstig een e-mailbericht van 27 oktober 2014 dat de voorzieningenrechter niet had bereikt. Mrs. Crucq en Bongaerts hebben de voorzieningenrechter een kopie van dit e-mailbericht overhandigd. Mr. Van Schaick heeft tegen de eisvermeerdering geen bezwaar gemaakt. De hoofdzaak is op basis van de vermeerderde eis behandeld.

1.9.

Beide zijden hebben vervolgens hun standpunt in de hoofdzaak, mede aan de hand van door de advocaten overgelegde pleitaantekeningen, toegelicht.

1.10.

Ten slotte is vonnis bepaald op uiterlijk veertien dagen na de mondelinge behandeling.

2 Het geschil in het incident

2.1.

Alvorens tot de inhoudelijke behandeling van de hoofdzaak over te gaan, heeft de voorzieningenrechter de incidentele vordering van de curator tot zekerheidstelling door Haeresteijn Holding aan de orde gesteld.

2.2.

Mrs. Crucq en Bongaerts hebben aangegeven dat zij de faxbrief van mr. Van Schaick van 27 oktober 2014, waarmee hij de incidentele vordering heeft ingediend, niet hebben ontvangen, reden waarom zij stellen niet op de hoogte zijn van de inhoud van de incidentele vordering. Mr. Van Schaick heeft ter zitting de akte, houdende de incidentele vordering, aan mrs. Crucq en Bongaerts overhandigd.

2.3.

De incidentele vordering is ingesteld op grond van artikel 224 Rv. Mr. van Schaick heeft gevraagd Haeresteijn Holding te verplichten om voorafgaand aan het pleidooi van 28 oktober 2014, althans binnen een termijn van vijf dagen, zekerheid te stellen voor de proceskosten en de schadevergoeding tot betaling waarvan Haeresteijn Holding veroordeeld zou kunnen worden. Daaraan is ten grondslag gelegd dat Haeresteijn Holding is gevestigd in Dubai, Verenigde Arabische Emiraten, dat de Verenigde Arabische Emiraten geen partij zijn bij het Haags Rechtsvorderingsverdrag 1954 (Trbl. 1954, 40) en dat tegen Haeresteijn Holding geen verhaal voor deze kosten in Nederland mogelijk is.

2.4. De incidentele vordering is ingesteld vóór alle weren. Dat is, gelet op het bepaalde in het derde lid van artikel 224 Rv., tijdig.

2.5.

Mrs. Crucq en Bongaerts hebben te kennen gegeven de incidentele vordering niet vooraf te hebben ontvangen, zich niet op die vordering te hebben kunnen prepareren en het in strijd te achten met een goede procesorde dat Haeresteijn Holding thans genoopt zou worden zekerheid te stellen alvorens haar rechten in dit kort geding te kunnen bepleiten. Tevens is opgemerkt dat Haeresteijn Holding een Nederlandse rechtspersoon is en dat zij verhaal biedt in de vorm van haar aandelenbezit.

2.7.

De voorzieningenrechter heeft er in een voorlopige beschouwing op gewezen dat de verplichting in artikel 224 lid 1 Rv. stellig is geformuleerd en de rechter nauwelijks ruimte heeft daarvan af te wijken, dat Haeresteijn Holding zelf in de dagvaarding heeft vermeld dat zij in Dubai, Verenigde Arabische Emiraten, is gevestigd, dat de voorzieningenrechter heeft geverifieerd dat de Verenigde Arabische Emiraten geen partij zijn bij het Haags Rechtsvorderingsverdrag 1954 (zodat een uitzondering op de verplichting tot het stellen van zekerheid als bedoeld in artikel 224 lid 2 Rv. zich niet voordoet) en dat het niet voor de hand ligt de curator – in het geval dat deze jegens Haeresteijn Holding in het gelijk wordt gesteld – te nopen de proceskosten te verhalen op uit hun aard moeilijk te gelde te maken aandelen in een besloten vennootschap. De voorzieningenrechter heeft indicatief bedragen genoemd die in geval van een proceskostenveroordeling als griffierecht en te liquideren salaris advocaat aan de orde zouden kunnen komen. De voorzieningenrechter heeft zich bereid verklaard de mondelinge behandeling te onderbreken om Haeresteijn Holding de gelegenheid te geven zich over de incidentele vordering te beraden en desgewenst contact op te nemen met Dubai.

2.8.

Mrs. Crucq en Bongaerts hebben vervolgens toegezegd om uit het onder JansenBroekhuysen Advocaten te Amsterdam berustende voorschot een bedrag van€ 1.600,00 zeker te stellen ten behoeve van een mogelijk door Haeresteijn Holding ingevolge een proceskostenveroordeling in dit kort geding aan de curator verschuldigd bedrag.

2.9.

Mr. Van Schaick heeft te kennen gegeven dat de curator deze toezegging van de advocaten als een voldoende zekerheid beschouwt.

2.10.

De voorzieningenrechter heeft daarop geconstateerd dat, waar partijen het eens zijn over de zekerheid, geen uitdrukkelijke beslissing in het incident meer behoefde te worden genomen, zodat met de behandeling van de hoofdzaak kon worden begonnen.

3 De feiten

Van de volgende feiten kan worden uitgegaan.

3.1.

De besloten vennootschappen die in dit kort geding een rol spelen behoren alle tot het zogeheten [naam]-concern. Dat concern werd in oorsprong bestuurd door de heer [naam] (verder: [naam]) via de door hem volledig gecontroleerde vennootschap LHO Beheer B.V. [naam] is op 16 april 2013 in staat van faillissement verklaard. Nadien zijn diverse tot het concern behorende vennootschappen gefailleerd. In een aantal van die faillissementen is vanaf april 2014 mr. P.R. Dekker tot curator benoemd.

3.2.

Zo is mr. Dekker op 14 juni 2014 tot curator benoemd in het faillissement van LHO Beheer B.V. Op 5 augustus 2014 respectievelijk 26 augustus 2014 is mr. Dekker tot curator benoemd in de faillissementen van een aantal onder LHO Beheer B.V. hangende concerndochters. Daaronder zijn Crescendo Leisure Concepts Holding B.V. (hierna: Crescendo Leisure Concepts Holding) en Brasserie Tante Pietje B.V. (hierna: de brasserie). In zijn hoedanigheid van curator in die twee laatstgenoemde faillissementen is mr. Dekker gedagvaard.

3.3.

De brasserie en Hotel Tante Pietje exploiteerden tot in februari 2013 respectievelijk een brasserie en een hotel, beide gevestigd aan het Lieve Vrouweplein 15 te 5401 AS Uden. Het pand wordt gehuurd.

3.4.

Crescendo Leisure Concepts Holding was in ieder geval tot 22 februari 2013 enig aandeelhoudster van Hotel Tante Pietje. Beide vennootschappen stonden onder controle van [naam].

3.5.

Haeresteijn Holding is een vennootschap waarvan de aandelen in handen zijn van en die bestuurd wordt door mevrouw [naam], levenspartner van de heer [naam] (verder: [naam]).

3.6.

Bij notariële akte van 22 februari 2013 heeft Crescendo Leisure Concepts Holding ([naam]) aan Haeresteijn Holding ([naam]) de aandelen in Hotel Tante Pietje verkocht en geleverd voor de koopsom van € 1,00. Blijkens de leveringsakte waren koper en verkoper beide gevestigd op het adres [adres].In artikel 3 lid 2 van de akte is de volgende bepaling opgenomen:

‘In geval enige belastingautoriteit of gerechtelijke instantie bij in kracht van gewijsde gegaan vonnis of beschikking een andere waarde toekent aan de Aandelen dan de koopsom, of oordeelt dat het bedrag van de koopsom niet de waarde in het economisch verkeer van de Aandelen per de datum van overdracht vertegenwoordigt, dan zal een dergelijk oordeel niet de nietigheid of vernietigbaarheid tussen partijen van de in deze akte omschreven rechtshandelingen en overdracht tot gevolg hebben, maar zullen partijen de aldus door de belastingautoriteit of gerechtelijke instantie vastgestelde waarde als koopsom aannemen, dan wel in redelijk overleg een bedrag van de koopsom vaststellen dat naar het oordeel van partijen het oordeel van de belastingautoriteit of gerechtelijke instantie zo dicht mogelijk benadert. Partijen zullen vervolgens die handelingen verrichten die nodig zijn om de feitelijke situatie zoveel mogelijk in overeenstemming te brengen met de door partijen bij het aangaan van de onderhavige overeenkomst beoogde situatie’.

3.7.

Op 27 februari 2013 hebben de brasserie (onder controle van [naam]) als verkoper en Hotel Tante Pietje (sedert de aandelenoverdracht van 22 februari 2013 onder controle van [naam]) als koper een overeenkomst gesloten. Daarin zijn de activiteiten van de onderneming van de brasserie (“het exploiteren van horecagelegenheden in de meest ruime zin van het woord”) en de in de overeenkomst nader opgesomde activa en passiva van de brasserie verkocht aan Hotel Tante Pietje voor € 1,00. De overeenkomst is op 27 februari 2013 te Uden ondertekend door [naam] namens de brasserie en [naam] namens Hotel Tante Pietje. Volgens artikel 4 van de overeenkomst zou de levering plaatsvinden op 1 maart 2013 (“Overdrachtsdatum”). Die levering heeft plaatsgevonden.

3.8.

Bij brief van 25 augustus 2014 aan de directie van Haeresteijn Holding ([naam]), heeft mr. Ortiz Aldana namens mr. Dekker in zijn hoedanigheid van curator van LHO Beheer B.V. bericht dat hij op grond van artikel 3:45 BW de aandelenoverdracht van 22 februari 2013 en alle daarmee samenhangende rechtshandelingen, waarbij Crescendo Leisure Concepts Holding haar aandelen in Hotel Tante Pietje heeft verkocht aan Haeresteijn Holding, vernietigt. Vervolgens stelt mr. Ortiz Aldana - samengevat - dat LHO Beheer B.V. een rekening-courantvordering van € 89.524,00 per 11 juni 2014 heeft op Crescendo Leisure Concepts Holding en dat zij daarmee de grootste schuldeiser van Crescendo Leisure Concepts Holding is. Volgens mr. Ortiz Aldana was de aandelenoverdracht onverplicht en is deze benadelend geweest voor de schuldeisers van Crescendo Leisure Concepts Holding, waaronder LHO Beheer B.V., terwijl de bij de transactie betrokken partijen wisten, althans behoorden te weten, dat benadeling van de schuldeisers van Crescendo Leisure Concepts Holding het gevolg zou zijn.

3.9.

Bij brief van 4 september 2014, gericht aan Haeresteijn Holding en aan Hotel Tante Pietje, heeft mr. Ortiz Aldana namens mr. Dekker in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Crescendo Leisure Concepts Holding de aandelenoverdracht van 22 februari 2013 en alle daarmee samenhangende rechtshandelingen, waarbij Crescendo Leisure Concepts Holding haar aandelen in Hotel Tante Pietje heeft verkocht aan Haeresteijn Holding, op grond van artikel 42 Faillissementswet (Fw) vernietigd. Mr. Ortiz Aldana stelt dat de aandelenoverdracht onverplicht was en benadelend is geweest voor de schuldeisers van Crescendo Leisure Concepts Holding en dat de bij de transactie betrokken partijen wisten, althans behoorden te weten, dat benadeling van de schuldeisers van Crescendo Leisure Concepts Holding hiervan het gevolg zou zijn.

3.10.

Bij brief van 7 oktober 2014, gericht aan Haeresteijn Holding en Hotel Tante Pietje, heeft mr. Ortiz Aldana namens mr. Dekker in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de brasserie op grond van artikel 42 Fw de koopovereenkomst van 27 februari 2013 tussen de brasserie en Hotel Tante Pietje en alle daarmee samenhangende rechtshandelingen vernietigd. In de toelichting stelt mr. Ortiz Aldana - kort samengevat - dat de koopovereenkomst onverplicht tot stand is gekomen, dat deze onacceptabel is en dat deze voor de overgebleven schuldeisers van de brasserie benadelend is, terwijl de bij de koopovereenkomst betrokken partijen wisten of behoorden te weten dat benadeling van de schuldeisers van de brasserie het gevolg zou zijn.

3.11.

In de brieven van 4 september 2014 en 7 oktober 2014 maakt de curator tegenover Haeresteijn Holding respectievelijk Hotel Tante Pietje aanspraak op terugbetaling van de waarde van de aandelen onderscheidenlijk de waarde van de activa ten tijde van de vernietigde overdrachten.

3.12.

Bij brief van 8 oktober 2014, gericht aan de curator en mr. Ortiz Aldana, reageren mrs. Crucq en Bongaerts op bovengenoemde brieven van 4 september en 25 augustus 2014 en protesteren zij namens Haeresteijn Holding en Hotel Tante Pietje tegen de buitengerechtelijke vernietigingen en weerspreken zij het verwijt van de curator dat schuldeisers zijn benadeeld.

3.13.

Op 22 oktober 2014 is de curator het bedrijfspand van Hotel Tante Pietje aan het Lieve Vrouweplein 15 te Uden binnengetreden. De curator heeft bederfelijke waren meegegeven aan derden (medewerkers van het restaurant), de sloten van het restaurant-gedeelte van het bedrijfspand vervangen en het betreffende gedeelte van het bedrijfspand afgesloten verklaard, plakkaten aangebracht op de ramen dat het restaurant is gesloten op last van de curator in verband met faillissementsbeslag. Hij heeft aan een en ander ruchtbaarheid doen geven in de regionale pers. De curator heeft een beroep van een drankenleverancier op haar recht op reclame gehonoreerd en de op 21 oktober 2014 geleverde waar op 23 oktober 2014 aan de leverancier teruggegeven.

3.14. De curator heeft op 23 oktober 2014 de vernietiging van de aandelenverkoop en levering ingeschreven in het aandeelhoudersregister van Hotel Tante Pietje. De curator stelt zich op het standpunt dat Crescendo Leisure Concepts Holding vanwege de vernietiging vanaf 22 februari 2013 enig aandeelhoudster is gebleven van Hotel Tante Pietje.

3.15.

Bij brief van 23 oktober 2014, gericht aan de directie van Haeresteijn Holding ([naam]), bericht mr. Ortiz Aldana namens de curator in het faillissement van Crescendo Leisure Concepts Holding dat op 27 oktober 2014 om 9.00 uur een buitengewone algemene vergadering van aandeelhouders van Hotel Tante Pietje zal worden gehouden ten kantore van mr. Ortiz Aldana te Rosmalen en wordt Haeresteijn Holding/mevrouw [naam] in de gelegenheid gesteld haar raadgevende stem ex artikel 2:227 lid 7 BW op of voorafgaande aan die vergadering uit te brengen. In de brief wordt medegedeeld dat op de agenda staan (i) het voorstel tot onmiddellijke schorsing van Haeresteijn Holding als bestuurder van Hotel Tante Pietje en (ii) het voorstel tot het vaststellen van een datum waarop over het ontslag van Haeresteijn Holding als bestuurder van Hotel Tante Pietje zal worden gestemd.

3.16.

Als redenen die de aandeelhouder hiertoe hebben bewogen worden, zakelijk weergegeven, de volgende genoemd:a. Haeresteijn Holding is als bestuurder van Hotel Tante Pietje betrokken geweest bij een paulianeuze transactie waarbij de gehele bedrijfsinventaris en exploitatie van zustervennootschap de brasserie voor EUR 1,00 aan Hotel Tante Pietje is overgedragen;

b. [naam] is zowel in privé als via Haeresteijn Holding betrokken bij meerdere paulianeuze transacties die zustervennootschappen en de moedervennootschap van Crescendo Leisure Concepts Holding hebben benadeeld;

c. [naam] en Haeresteijn Holding hebben in het verleden reeds meerdere keren door hun handelen bewezen geen vennootschappelijke belangen, maar slechts eigen belangen althans de belangen van [naam] voor ogen te hebben;

d. [naam] verblijft al enige tijd niet meer in Nederland (maar vermoedelijk in Dubai) en Haeresteijn Holding heeft haar kantoor naar Dubai verplaatst, waardoor bij de aandeelhouder er geen enkel vertrouwen in is dat het bestuur, Haeresteijn Holding, de vennootschap daadwerkelijk deugdelijk zal besturen, en

e. [naam] heeft naar eigen zeggen een gering zakelijk inzicht en weinig ervaring met het besturen van een vennootschap, zij kan ook daarom niet in staat worden geacht om op afstand Hotel Tante Pietje te besturen.

3.17.

Op de buitengewone vergadering van aandeelhouders van 27 oktober 2014 is besloten Haeresteijn Holding te schorsen als bestuurder van Hotel Tante Pietje en vervolgens is op een tweede buitengewone vergadering van aandeelhouders op diezelfde dag mr. drs. A.H.M. Smits, kantoorgenoot van de curator, benoemd tot interim-bestuurder van Hotel Tante Pietje.

3.18.

In het handelsregister van de Kamer van Koophandel is thans opgenomen dat Crescendo Leisure Concepts Holding enig aandeelhouder is van Hotel Tante Pietje en dat Haeresteijn Holding met ingang van 27 oktober 2014 is geschorst als bestuurder, en dat op 27 oktober 2014 mr. Smits alleen/zelfstandig bestuurder van Hotel Tante Pietje is.

3.19.

Bij brief van 27 oktober 2014, gericht aan mrs. Crucq en Bongaerts, bericht mr. Smits dat in de buitengewone vergadering van aandeelhouders van Hotel Tante Pietje Haeresteijn Holding met onmiddellijke ingang is geschorst als bestuurder van Hotel Tante Pietje en dat mr. Smits is benoemd tot (interim)bestuurder van Hotel Tante Pietje.

In deze hoedanigheid deelt mr. Smits aan mrs. Crucq en Bongaerts mede dat Hotel Tante Pietje niet langer gebruik wenst te maken van hun diensten en dat zij de onderhavige kort gedingprocedure dienen in te trekken.

3.20.

Haeresteijn Holding stemt niet in met haar schorsing en de benoeming van mr. Smits. Ter zitting in dit kort geding op 28 oktober 2014 hebben mrs. Crucq en Bongaerts zich op het standpunt gesteld mede op te treden namens Hotel Tante Pietje. Mr. Smits heeft desgevraagd en naar hij stelt als bestuurder van Hotel Tante Pietje, verklaard dat Hotel Tante Pietje de opdracht aan de mrs. Crucq en Bongaerts heeft ingetrokken en dat deze advocaten thans zonder toestemming van Hotel Tante Pietje het onderhavige kort geding tegen de curator voeren.

3.21.

Het in de visie van de curator huidige bestuur van Hotel Tante Pietje in de persoon van mr. Smits, wenst zich niet tegen de vernietiging door de curator van de overdracht van de aandelen in Hotel Tante Pietje en de vermogensbestanddelen van de brasserie te verzetten.

4 Het geschil

5 De beoordeling

6 De beslissing