Rechtbank Oost-Brabant, 08-01-2015, ECLI:NL:RBOBR:2015:19, 2674677
Rechtbank Oost-Brabant, 08-01-2015, ECLI:NL:RBOBR:2015:19, 2674677
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Oost-Brabant
- Datum uitspraak
- 8 januari 2015
- Datum publicatie
- 8 januari 2015
- ECLI
- ECLI:NL:RBOBR:2015:19
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2017:1873
- Zaaknummer
- 2674677
Inhoudsindicatie
Internationaal wegtransport. Toepasselijkheid Nederlandse basisarbeidsvoorwaarden voor buitenlandse chauffeurs. Detacheringsrichtlijn. Art. 8 Rome I/ art. 6 EVO.
Uitspraak
Kanton ‘s-Hertogenbosch
Zaaknummer : 2674677/417
Rolnummer : 14-249
Uitspraak : 8 januari 2015
in de zaak van:
De vereniging met volledige rechtsbevoegdheid FNV BONDGENOTEN,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.H. Mastenbroek,
tegen
1. De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VAN DEN BOSCH TRANSPORTEN B.V.,
gevestigd te Erp,
gemachtigde: mr. R.A.A. Duk,
2. De vennootschap naar Duits recht VAN DEN BOSCH TRANSPORTE GMBH,
gevestigd te Salzgitter (Duitsland),
3. De vennootschap naar Hongaars recht SILO-TANK KFT,
gevestigd te Székesfehérvár (Hongarije),
gemachtigde: mr. O. Surquin,
gedaagden,
Eiseres zal hierna “FNV” worden genoemd. Gedaagden zullen gezamenlijk als “Van den Bosch c.s.” worden aangeduid, en afzonderlijk “Van den Bosch B.V.”, “Van den Bosch Transporte GmbH” en “Silo-tank Kft” worden genoemd.
1 De procedure
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- -
-
het vonnis in het incident van 22 mei 2014 en de daarin genoemde stukken,
- -
-
de brieven van 2 juli, 27 augustus en 29 oktober 2014 die Van den Bosch B.V. ten behoeve van de comparitie heeft toegezonden,
- -
-
de akte uitlating van FNV,
- het proces-verbaal van de comparitie van 18 november 2014. Mr. Mastenbroek heeft mede gepleit aan de hand van pleitaantekeningen. Deze zijn aan het proces-verbaal gehecht. Mr. Duk en mr. Mastenbroek hebben bij brieven van 12 en 15 december 2014 commentaar op het proces-verbaal gegeven. Dit commentaar is eveneens aan het proces-verbaal gehecht.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
Bij de beoordeling van het geschil neemt de kantonrechter de navolgende feiten tot uitgangspunt. Deze feiten staan vast omdat ze niet, of onvoldoende gemotiveerd, zijn betwist.
Van den Bosch B.V. oefent een transportonderneming uit. Van den Bosch B.V. is lid van de Vereniging Goederenvervoer Nederland. Goederenvervoer Nederland heeft met FNV een CAO Goederenvervoer afgesloten, laatstelijk per 1 januari 2012 (hierna: CAO GN). De CAO GN is algemeen verbindend verklaard. De CAO GN heeft een looptijd tot en met 31 december 2013.
Van den Bosch B.V. heeft verschillende zusterondernemingen in het buitenland, waaronder Van den Bosch Transporte GmbH en Silo-tank Kft. Van den Bosch B.V., Van den Bosch Transporte GmbH en Silo-tank Kft behoren tot hetzelfde concern. De heer[naam bestuurder/eigenaar] is bestuurder en eigenaar van Van den Bosch B.V. Hij is tevens bestuurder van Van den Bosch Transporte GmbH en Silo-tank Kft.
Zowel Van den Bosch B.V. als Van den Bosch Transporte GmbH en Silo-tank Kft maken voor hun planning, orderverwerking, administratie, ICT en quality gebruik van een derde (in Nederland gevestigde) onderneming, te weten Van den Bosch Company Services B.V.
De Hongaarse chauffeurs hebben een arbeidsovereenkomst met Silo-tank Kft gesloten. De Duitse chauffeurs hebben een arbeidsovereenkomst met Van den Bosch Transporte GmbH gesloten. De Nederlandse basisarbeidsvoorwaarden zoals neergelegd in de CAO GN worden niet op de Hongaarse en Duitse chauffeurs toegepast.
Art. 44 van de CAO GN luidt:
“Charterbepaling
1. De werkgever is gehouden in overeenkomsten van onderaanneming, die in of vanuit de in
Nederland gevestigde onderneming van werkgever worden uitgevoerd, met zelfstandige
ondernemers, die als werkgever optreden, te bedingen dat aan diens werknemers de
basisarbeidsvoorwaarden van deze CAO zullen worden toegekend, wanneer dat voortvloeit uit de detacheringsrichtlijn, ook indien gekozen is voor het recht van een ander land dan Nederland.
2. De werkgever is gehouden de in lid 1 van dit artikel genoemde werknemers te informeren over de op hen van toepassing zijnde basisarbeidsvoorwaarden.
3. Lid 1 en 2 van dit artikel zijn niet van toepassing in geval de in lid 1 van dit artikel genoemde arbeidskrachten rechtstreeks onder de werkingssfeer van deze CAO vallen. Op hen is immers de gehele CAO van toepassing.”
Art. 48a van de CAO GN luidt:
“ Inleenkrachten
1. De in het buitenland gevestigde bedrijven die tijdelijk arbeidskrachten ter beschikking stellen aan de werkgever zijn ingevolge de detacheringsrichtlijn aan deze arbeidskrachten de
basisarbeidsvoorwaarden verschuldigd die worden toegekend aan werknemers, werkzaam in
gelijke of gelijkwaardige functies in dienst van de werkgever. Indien er geen sprake is van een algemeen verbindend verklaarde CAO dan gelden de wettelijke minimum bepalingen.
2. De werkgever is gehouden in de overeenkomst met de in het buitenland gevestigde onderneming te bedingen dat de aan de werkgever ter beschikking gestelde arbeidskrachten de basisarbeidsvoorwaarden worden toegekend. Indien er geen sprake is van een algemeen
verbindend verklaarde CAO dan gelden de wettelijke minimum bepalingen.
3. De werkgever is gehouden de in lid 1 en 2 van dit artikel genoemde arbeidskrachten te informeren over de op hen van toepassing zijnde basisarbeidsvoorwaarden.
4. Lid 1, 2 en 3 van dit artikel zijn niet van toepassing in geval arbeidskrachten worden ingeleend van in Nederland gevestigde bedrijven die rechtstreeks onder de werkingssfeer van deze CAO vallen. Op hen is immers de gehele CAO van toepassing.”
3 Het geschil
FNV vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. Van den Bosch B.V. te veroordelen tot naleving van de CAO GN, in het bijzonder de artikelen 44 en 48a, met name door ten behoeve van chauffeurs die in dienst zijn bij buitenlandse ondernemingen, waaronder maar niet beperkt tot Van den Bosch Transporte GmhH en Silo-tank Kft, aan wie Van den Bosch een transportopdracht verstrekt, te bedingen dat aan die chauffeurs de basisarbeidsvoorwaarden van deze CAO zullen worden toegekend, alsook de betreffende chauffeurs schriftelijk in te lichten over de op hun werkzaamheden van toepassing zijnde arbeidsvoorwaarden, behoudens het geval dat verklaard wordt dat niet de Detacheringsrichtlijn maar EVO en/of Rome 1 van toepassing is en (door Van den Bosch Transporte GmbH en/of Silo-tank Kft tank Kft) toegepast zal worden, beide binnen zeven dagen na het in deze te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een aan FNV te betalen dwangsom van € 5.000,- per dag en per keer dat Van den Bosch B.V. daaraan geen gevolg geeft;
II a. Van den Bosch B.V. en Van den Bosch Transporte GmbH (hoofdelijk) te veroordelen om in de gevallen waarin Van den Bosch B.V. direct en/of indirect aan Van den Bosch Transporte GmbH een transportopdracht heeft gegeven en sprake is van collegiale inleen, cabotage of terreinwerkzaamheden, er zorg voor te dragen dat de basisvoorwaarden van de CAO GN worden nageleefd, binnen zeven dagen van het in deze te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een aan FNV te betalen dwangsom van € 5.000,-- per dag en per keer dat
noch Van den Bosch B.V. noch Van den Bosch Transporte GmbH daaraan gevolg geeft;
II b. Van den Bosch B.V. en Silo-tank Kft, (hoofdelijk) te veroordelen om in de gevallen waarin Van den Bosch B.V. direct en/of indirect aan Silo-tank Kft een transportopdracht heeft gegeven en sprake is van collegiale inleen, cabotage of terreinwerkzaamheden, er zorg
voor te dragen dat de basisvoorwaarden van de CAO GN worden nageleefd, binnen zeven
dagen van het in deze te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een aan FNV te
betalen dwangsom van € 5.000,-- per dag en per keer dat noch Van den Bosch noch
Silo-tank Kft daaraan gevolg geeft;
III a. Van den Bosch Transporte GmbH te gebieden dat, in andere gevallen dan onder II a.
genoemd waarbij Van den Bosch B.V. direct en/of indirect aan Van den Bosch Transporte
GmbH een transportopdracht heeft verstrekt, de transportopdracht nakomt dan wel het
bepaalde in EVO en/of Rome 1 naleeft en (aldus) de basisvoorwaarden van de CAO GN
aan haar chauffeurs toekent, binnen zeven dagen van het in deze te wijzen vonnis, op
straffe van verbeurte van een aan FNV te betalen dwangsom van € 5.000,-- per dag en
per keer dat Van den Bosch Transporte GmbH daaraan geen gevolg geeft;
III b. Silo-tank Kft te gebieden dat, in andere gevallen dan onder II b. genoemd waarbij Van
den Bosch B.V. direct en/of indirect aan Silo-tank Kft een transportopdracht heeft verstrekt,
de transportopdracht nakomt dan wel het bepaalde in EVO en/of Rome 1 naleeft en
(aldus) de basisvoorwaarden van de CAO GN aan haar chauffeurs toekent, binnen zeven
dagen van het in deze te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een aan FNV te
betalen dwangsom van € 5.000,-- per dag en per keer dat Silo-tank Kft daaraan geen
gevolg geeft;
IV. Van den Bosch B.V. te veroordelen tot het -op grond van artikel 4 lid 13a CAO GN –aantonen dat de CAO correct is nageleefd, met name ten aanzien van buitenlandse chauffeurs die op basis van collegiale inleen dan wel als werknemer van een buitenlandse
ondernemingen aan wie Van den Bosch B.V. een transportopdracht heeft verstrekt,
werkzaam zijn geweest, binnen zeven dagen na het in deze te wijzen vonnis, op straffe
van verbeurte van een aan FNV te betalen dwangsom van € 5.000,- per dag en per keer
dat Van den Bosch B.V. daaraan geen gevolg geeft;
V. Van den Bosch B.V. te verbieden gebruik te (blijven) maken van een buitenlandse
vennootschap indien Van den Bosch B.V. er kennis van heeft dat die buitenlandse
vennootschap, in strijd met de transportopdracht en (aldus) in strijd met het beding dat
de buitenlandse vennootschap de Nederlandse basisarbeidsvoorwaarden aan haar
chauffeurs toekent dan wel in strijd met het bepaalde in EVO en/of Rome I, geen
Nederlandse basisarbeidsvoorwaarden aan haar chauffeurs toekent, binnen zeven
dagen na het in deze te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een aan FNV te
betalen dwangsom van € 5.000,- per dag en per keer dat Van den Bosch B.V. daaraan geen
gevolg geeft;
VI. Van den Bosch B.V. te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 17.500,-- aan
schadevergoeding zoals bedoeld in artikel 4 lid l0b CAO GN juncto artikel 15 van de Wet
CAO, te voldoen aan FNV Bondgenoten binnen zeven dagen na het in deze te wijzen
vonnis;
VII. Van den Bosch B.V. te veroordelen tot betaling aan FNV van een bedrag van € 2.625,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, samenhangend met het onder VI gevorderde;
VIII. Van den Bosch c.s. hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure.
Ter zitting heeft FNV aangegeven dat zij met “naleving van de transportovereenkomst” bedoelt het toepassen van de basisarbeidsvoorwaarden van de CAO GN op de buitenlandse chauffeurs. Met de “andere gevallen” zoals genoemd in onderdeel III a en b van de vordering bedoelt zij de gevallen waarin een charteropdracht in de zin van art. 44 CAO GN is verstrekt.
Onderdeel VI van de vordering bevat een schrijffout: in plaats van art 4 lid 10b CAO moet gelezen worden art 4 lid 13c CAO.
FNV legt, mede tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, aan haar vorderingen ten grondslag dat Van den Bosch B.V. ten onrechte de bepalingen in de artikelen 44 lid 1 en 2 en 48a van de CAO GN niet nakomt. Van den Bosch B.V. laat met name Hongaarse, Roemeense en Duitse chauffeurs voor zich werken tegen ver onder de in de Nederland geldende CAO- en minimumafspraken. Door Van den Bosch B.V. wordt in geval van collegiale inleen dan wel charter niet bedongen dat de Nederlandse arbeidsvoorwaarden wordt toegepast. De voornoemde CAO-bepalingen zijn juist opgenomen om ervoor te zorgen dat in gevallen waarin buitenlandse chauffeurs op ritten in, vanuit en naar Nederland werken Nederlands loon betaald wordt. Deze bepalingen houden in dat Van den Bosch B.V. ervoor dient te zorgen dat in deze gevallen Nederlands loon aan de chauffeurs betaald wordt. Ook in de gevallen waarin Nederland het land is waar de Hongaarse en Duitse chauffeurs gewoonlijk werken dient op grond van art. 6 EVO dan wel art. 8 Rome I Nederlands loon betaald te worden.
Silo-tank Kft en Van den Bosch Transporte GmbH handelen onrechtmatig jegens FNV door het niet toepassen van de Nederlandse basisvoorwaarden.
Voor dit onrechtmatig handelen kan ook Van den Bosch B.V. aansprakelijk gehouden worden. Silo-tank Kft en Van den Bosch Transporte GmbH zijn een dochteronderneming van Van den Bosch B.V. Van den Bosch B.V. stuurt haar (buitenlandse) dochterondernemingen feitelijk en juridisch gezien aan. Van den Bosch B.V. heeft (overwegende) invloed op de wijze waarop de buitenlandse dochterondernemingen haar verplichtingen niet nakomen.
Van den Bosch B.V. houdt de huidige situatie, waarbij buitenlandse chauffeurs onderbetaald worden, willens en wetens in stand en profiteert (al dan niet direct) van die situatie. FNV vordert daarom dat niet alleen Van den Bosch Transporte GmbH en Silo-tank Kft maar ook Van den Bosch B.V. (hoofdelijk) veroordeeld wordt tot naleving van de transportovereenkomst.
Van den Bosch B.V. heeft evenmin voldaan aan het verzoek van FNV om door middel van bescheiden aan te tonen dat Van den Bosch B.V. de CAO GN op correcte wijze naleeft.
Voorts handelt Van den Bosch B.V. onrechtmatig indien zij gebruik blijft maken van buitenlandse vervoerders, en transportopdrachten aan hen blijft geven terwijl zij er kennis van heeft dat de buitenlandse vervoerders geen Nederlandse basisvoorwaarden toekennen.
Ingevolge het bepaalde in art. 4 lid 13 sub c CAO GN en art. 15 wet CAO is Van den Bosch B.V. schadeplichtig jegens FNV. FNV lijdt schade omdat zij haar medewerkers heeft moeten inzetten terzake van deze overtredingen, en omdat zij prestigeverlies lijdt en te kampen heeft met verminderde wervingskracht naar de leden toe door het willens en wetens overtreden van de CAO GN door Van den Bosch B.V.
Dit alles aldus FNV.
Van den Bosch B.V. voert de navolgende verweren.
Aan FNV komt geen beroep op art. 44 CAO GN toe. Er is geen sprake van detacheringen als bedoeld in art. 1 lid 3 van de Detacheringsrichtlijn. Daarnaast wordt het door Van den Bosch B.V. in onderaanneming uitbestede werk niet dan voor een zeer klein deel op het grondgebied van Nederland uitgevoerd. Ter onderbouwing daarvan verwijst Van den Bosch B.V. naar producties A1 t/m A13 bij CvA. De vraag is niet of de CAO GN moet worden toegepast, maar bij welke ritten wel en bij welke ritten niet het contact met Nederland zo intensief is dat gezegd moet worden dat die rit “op het grondgebied” van Nederland wordt uitgevoerd. Het enkele feit dat van een reeks ritten gedurende een aantal weken de eerste rit vanuit Nederland wordt uitgevoerd en/of de laatste rit in Nederland eindigt- wat soms, maar niet altijd het geval is-, is onvoldoende voor de conclusie dat voor die reeks ritten Nederlandse arbeidsvoorwaarden behoren te gelden. Zou onder bijzondere omstandigheden al sprake zijn van een rit waarop de Detacheringsrichtlijn wél van toepassing is, dan nog is een daartoe beperkte veroordeling niet op zijn plaats, omdat dan eerst concreet zou moeten worden aangegeven onder welke specifieke omstandigheden dat wel het geval is en steeds eerst achteraf kan worden vastgesteld of dat inderdaad zo is.
Zou FNV al rechtens gelijk hebben, schiet zij met haar vorderingen in eigen voet. Het verschil in loonkostenniveau heeft er immers toe geleid dat in toenemende mate opdrachten werden gemist omdat de inhoudelijke voordelen van het Nederlandse product niet opwogen tegen het grote verschil op het punt van de loonkosten. Dit heeft ertoe geleid dat Nederlandse bedrijven Oost-Europese vervoerders zoals Silo-tank Kft hebben overgenomen of in landen als Polen, Hongarije en de Baltische staten dochterondernemingen hebben opgericht. Het is een situatie die het internationale wegvervoer in de gehele Europese Unie raakt, en die dan ook op Europees niveau zal moeten worden opgelost. Een structurele oplossing kan niet worden gevonden op het niveau van een onderneming van Van den Bosch B.V. of op dat van de individuele lidstaat Nederland. Zou Van den Bosch B.V. verplicht zijn in haar relatie tot bedrijven als Van den Bosch Transporte GmbH en Silo-tank Kft hantering van de Nederlandse arbeidsvoorwaarden op te leggen, dan zou het gevolg zijn dat het werk slechts sterk verlieslatend zou kunnen worden uitgevoerd en dat werk niet door Van den Bosch B.V. behouden wordt maar door buitenlandse (Oost-Europese) transportondernemingen wordt overgenomen.
Silo-tank Kft en Van den Bosch Transporte GmbH zijn geen dochter-, maar zusterondernemingen van Van den Bosch B.V. De (onterechte) stelling dat sprake is van dochterondernemingen, is onvoldoende om te spreken van een “doorbraak” van aansprakelijkheid. Silo-tank Kft en Van den Bosch B.V. zijn zelf niet verplicht art. 44 CAO GN toe te passen en art. 48a kan aan hen evenmin verplichtingen opleggen, nu Silo-tank Kft en Van den Bosch Transporte GmbH geen lid zijn van de werkgeversvereniging die de CAO GN heeft afgesloten.
Er is geen sprake (meer) van collegiale inleen, cabotage of terreinwerkzaamheden, en voorzover daar wel sprake van zou zijn is Van den Bosch B.V. bereid de toepasselijkheid van de Nederlandse arbeidsvoorwaarden tot uitgangspunt te nemen en in de opdracht aan de charternemer tot toepassing daarvan op die specifieke werkzaamheden te verrichten. Deze bereidheid is door Van den Bosch c.s. ook kenbaar gemaakt en zij houdt zich ook daaraan.
Gelet op dat alles dient ook de gevorderde schadevergoeding en kosten te worden afgewezen.
Dit alles aldus Van den Bosch B.V.
Silo-tank Kft en Van den Bosch Transporte GmbH voeren de navolgende verweren.
FNV heeft onvoldoende gesteld om enig belang aan te nemen bij haar vorderingen. Zij moet daarom niet ontvankelijk worden verklaard.
FNV heeft het voorschrift van art. 3:305a BW niet nageleefd.
Van den Bosch Transporte GmbH en Silo-tank Kft betwisten onrechtmatig te hebben gehandeld en verwijzen ter onderbouwing van haar standpunt naar hetgeen Van den Bosch B.V. dienaangaande als verweer heeft gevoerd.
Op deze en overige stellingen van partijen wordt hieronder, voorzover van belang, nader ingegaan.