Home

Rechtbank Rotterdam, 05-10-2012, BY5236, 1325936

Rechtbank Rotterdam, 05-10-2012, BY5236, 1325936

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
5 oktober 2012
Datum publicatie
6 december 2012
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2012:BY5236
Zaaknummer
1325936

Inhoudsindicatie

Advocaat vordert betaling van niet betwiste factuur van consument. Algemene voorwaarden worden ambtshalve getoetst (Pannon): boeterente naast wettelijke rente en minimale som buitengerechtelijke kosten zijn onredelijk bezwarend. Het beding wordt ten aanzien van deze voorwaarden vernietigd (Banesto / Calderón Camino), waardoor de boeterente en buitengerechtelijke kosten worden afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Sector kanton

Locatie Rotterdam

vonnis

in de zaak van

[eiseres],

gevestigd te [vestigingsplaats],

eiseres bij exploot van dagvaarding van 21 februari 2012,

gemachtigde: mr. E. Wilke te Schiedam,

tegen

[gedaagde],

wonende te [woonplaats],

gedaagde,

in persoon.

Partijen worden hierna aangeduid als “[eiseres]” respectievelijk “[gedaagde]”.

1. Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:

- het exploot van dagvaarding met zeven producties;

- het proces-verbaal van het mondelinge antwoord van [gedaagde];

- de conclusie van repliek.

[gedaagde] heeft, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, niet meer gereageerd op de conclusie van repliek. De uitspraak van het vonnis is door de kantonrechter daarom nader bepaald op heden.

2. De vordering

2.1. [eiseres] heeft gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen:

- tot betaling aan [eiseres] van € 406,58, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 8 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;

- tot betaling aan [eiseres] van € 250,00 aan op grond van artikel 5 van de algemene voorwaarden verschuldigde buitengerechtelijke incassokosten;

- tot betaling aan [eiseres] van de tot en met 7 februari 2012 berekende wettelijke rente van € 1,82;

- tot betaling aan [eiseres] van de op grond van artikel 5 van de algemene voorwaarden van [eiseres] verschuldigde contractuele boete ad 1% per maand, berekend tot en met de maand februari 2012 op € 12,21;

- tot betaling aan [eiseres] van de op grond van artikel 5 van de algemene voorwaarden van [eiseres] verschuldigde contractuele boete ad 1% per maand vanaf de maand maart 2012;

- tot betaling aan [eiseres] van € 18,00 aan informatiekosten voor het opvragen van het uittreksel uit het handelsregister;

- in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze niet veertien dagen na dagtekening van het vonnis zijn voldaan;

- in de nakosten van € 131,00, dan wel € 199,00 indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen aan de dagtekening van het vonnis tot betaling is overgegaan.

2.2. [eiseres] heeft ter onderbouwing van haar vordering gesteld dat [gedaagde] op 20 september 2011 opdracht gegeven voor het verlenen van juridische bijstand voor het aanvragen van vervangende toestemming betreffende erkenning, het aanvragen van vervangende toestemming betreffende gezag en bij een verzoek om vaststelling omgang met zijn minderjarige dochter. [gedaagde] heeft hiertoe een opdrachtbevestiging getekend, waardoor hij zich tevens akkoord heeft verklaard met de toepasselijkheid van de door [eiseres] gehanteerde algemene voorwaarden.

2.3. Door een medewerker van [eiseres], mr. [A], zijn werkzaamheden verricht en is een verzoek tot gefinancierde rechtsbijstand aangevraagd. Nadat de Raad voor Rechtsbijstand had bepaald dat de eigen bijdrage van [gedaagde] op € 775,00 moest worden gesteld, heeft [gedaagde] afgezien van verdere rechtsbijstand. [eiseres] heeft daarop alleen de tot dan toe daadwerkelijk verrichte werkzaamheden gefactureerd, waarvan het bedrag de door de Raad voor Rechtsbijstand bepaalde eigen bijdrage niet te boven gaat. [eiseres] heeft [gedaagde] herhaaldelijk herinnerd aan het verschuldigde bedrag, maar [gedaagde] is desondanks niet tot betaling overgegaan. [gedaagde] is daarom de wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten en contractuele boete verschuldigd.

3. Het verweer

[gedaagde] heeft erkend dat hij de gevorderde hoofdsom verschuldigd is. Hij betwist echter gehouden te zijn tot betaling van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten.

4. De beoordeling van het geschil

4.1. Beoordeeld moet worden in hoeverre [gedaagde] de door [eiseres] gevorderde kosten voor rechtsbijstand en bijkomende kosten verschuldigd is. Nu [gedaagde] de verschuldigdheid van de hoofdsom van € 406,58 heeft erkend, zal dit bedrag worden toegewezen.

4.2. Naast de hoofdsom heeft [eiseres] vergoeding van wettelijke rente, boeterente en buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De twee laatstgenoemde zijn gebaseerd op artikel 5 van de algemene voorwaarden van [eiseres]. Dit artikel luidt als volgt:

“Betaling van de declaraties dienen zonder opschorting of verrekening te geschieden binnen 14 dagen na factuurdatum. Blijft betaling binnen die termijn uit, dan kan [eiseres] haar werkzaamheden ten behoeve van de opdrachtgever zonder nadere in gebreke stelling opschorten, nadat de opdrachtgever daarvan op de hoogte is gesteld. Opdrachtgever is dan 1% van het declaratiebedrag per maand als boete rente, naast de wettelijke rente, verschuldigd, alsmede de incassokosten, berekend naar het incassotarief van de Nederlandse Orde van Advocaten met een minimum van € 250,-.”

4.3. [gedaagde] is een natuurlijke persoon die in de overeenkomst met [eiseres] niet handelde in de uitoefening van een zijn bedrijf of beroep. [gedaagde] moet derhalve als consument worden aangemerkt. Artikel 5 van de algemene voorwaarden is een beding dat is opgesteld om in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen. Op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie (onder meer de uitspraak van 4 juni 2009, C 243/08, Pannon) dient de kantonrechter ambtshalve te beoordelen of dit beding onredelijk bezwarend is. Bij de Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 inzake oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is een indicatieve lijst gevoegd van mogelijk oneerlijke bedingen. Het onderhavige beding is naar het oordeel van de kantonrechter een beding als bedoeld in onderdeel e van de genoemde indicatieve lijst (een beding waarbij aan de consument een onevenredige schadevergoeding wordt opgelegd). De rechtbank acht het hier aan de orde zijnde beding onredelijk bezwarend voor [gedaagde] om twee redenen. Ten eerste heeft het beding tot gevolg dat [gedaagde] in afwijking van artikel 6:92 lid 2 BW de wettelijke rente naast de overeengekomen boeterente verschuldigd wordt, waardoor in feite een dubbele vertragingsrente wordt berekend. Ten tweede leidt het beding tot een hoger bedrag aan buitengerechtelijke kosten dan conform de tarieven als bedoeld in het Rapport Voorwerk II redelijk wordt geacht en gewoonlijk in rekening wordt gebracht (in dit geval € 75,00).

4.4. Het voorgaande heeft tot gevolg dat het beding, voor zover dit betrekking heeft op de vordering van boeterente en buitengerechtelijke incassokosten, nietig is. Uit Hof van Justitie, 14 juni 2012, zaak C-618/10 (Banesto / Calderón Camino) volgt dat van gedeeltelijke nietigheid (artikel 3:41 BW) van de bepalingen over de boeterente en buitengerechtelijke incassokosten, dan wel conversie (3:42 BW) geen sprake kan zijn. De gevorderde boeterente wordt daarom afgewezen. Nu hiervoor geen subsidiaire grondslag is gesteld, zal ook de vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.

4.5. [gedaagde] heeft niet weersproken dat op grond van artikel 5 van de algemene voorwaarden veertien dagen na factuurdatum ten aanzien van dit bedrag in verzuim is geraakt en heeft evenmin verweer gevoerd tegen de gevorderde vertragingsrente. De tot en met 7 februari 2012 verschenen rente ad € 1,82 zal daarom worden toegewezen, evenals de vanaf 8 februari 2012 te verschijnen rente. In totaal is daardoor (€ 406,58 + € 1,82 =) € 408,40 toewijsbaar.

4.6. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Het griffierecht aan de zijde van [eiseres] wordt gelet op het toewijsbare deel van de vordering vastgesteld op € 109,00, waarbij het meerdere voor rekening van [eiseres] dient te blijven. De dagvaardingskosten worden vastgesteld op € 76,17. Nu [gedaagde] in deze zaak niet in de uitoefening van beroep of bedrijf is gedagvaard, is niet gebleken dat de gevorderde kosten ad € 18,00 voor het opvragen van een uittreksel uit het handelsregister noodzakelijk zijn gemaakt. Daarbij is van deze kosten is geen factuur in het geding gebracht, zoals door artikel 9 lid 3 van het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders is voorgeschreven. Deze kosten zijn daarom niet toewijsbaar. Het salaris voor de gemachtigde wordt vastgesteld op € 120,00 (twee punten x € 60,00). De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf veertien dagen na uitspraak van dit vonnis.

4.7. De door [eiseres] (voorwaardelijk) gevorderde afwikkelingskosten (nakosten) worden afgewezen, nu voldoende gegevens ontbreken om die kosten thans te kunnen begroten. Mocht tussen partijen een geschil ontstaan over de omvang van deze kosten, staat het [eiseres] vrij de kantonrechter te verzoeken deze te begroten op de voet van artikel 237 lid 4 Rv.

5. De beslissing

De kantonrechter:

veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen kwijting te betalen € 408,40 (vierhonderd acht euro en veertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over € 406,58 vanaf 8 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;

veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 185,17 aan verschotten en € 120,00 aan salaris voor de gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. P. Vlaswinkel en uitgesproken ter openbare terechtzitting.