Home

Rechtbank Rotterdam, 23-12-2020, ECLI:NL:RBROT:2020:12338, C/10/599847 / HA ZA 20-648

Rechtbank Rotterdam, 23-12-2020, ECLI:NL:RBROT:2020:12338, C/10/599847 / HA ZA 20-648

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
23 december 2020
Datum publicatie
5 januari 2021
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2020:12338
Formele relaties
Zaaknummer
C/10/599847 / HA ZA 20-648

Inhoudsindicatie

Bevoegdheidsincident. Internationale bevoegdheid. In de hoofdzaak vorderen twee Nederlandse en twee buitenlandse vakbondsorganisaties van drie bedrijven nakoming van de Non-Seafarers Work Clause. Twee van deze bedrijven houden zich bezig met scheepsmanagement. Het ene bedrijf heeft woonplaats in het rechtsgebied van de aangezochte rechtbank, de rechtbank Rotterdam. Het andere bedrijf, dat het bevoegdheidsincident is gestart, is gevestigd in Cyprus. Brussel I bis Verordening. De vier vakbondsorganisaties, die alle dezelfde advocaat hebben, treden weliswaar als één procespartij op maar ten aanzien van ieder van hen luiden de vorderingen verschillend. De rechtbank beoordeelt haar bevoegdheid aan de hand van de volgende drie bevoegdheidsregels van Brussel I bis-Vo: artikel 7 aanhef en onder 1, artikel 7 aanhef en onder 2, en artikel 8 aanhef en onder 1. De eerste regel leidt niet tot bevoegdheid. Gelet op de aard van de vordering - die in de kern strekt tot het niet door bemanningsleden laten uitvoeren van sjorwerkzaamheden - en het grote geografische bereik van het gevraagde gebod, ziet de rechtbank onvoldoende ruimte om zichzelf bevoegd te achten als ‘het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd’ zoals voorzien in artikel 7 aanhef en onder 1 Brussel I bis-Vo. Dit zou ook op gespannen voet staan met het beginsel van voorzienbaarheid en rechtszekerheid dat van groot belang is bij toepassing van Europese bevoegdheidsregels (vgl. HvJ EG 19 februari 2020, ECLI:EU:C:2002:99, (Besix/Wabag). Artikel 7 aanhef en onder 2 Brussel I bis-Vo (onrechtmatige daad) leidt tot bevoegdheid ten aanzien van de vorderingen van een van de twee Nederlandse vakbondsorganisaties. Ten aanzien van de vorderingen van de twee buitenlandse vakbondsorganisaties verklaart de rechtbank zich onbevoegd. Ook artikel 8 aanhef en onder 1 Brussel I bis-Vo kan namelijk niet leiden tot bevoegdheid. Er is namelijk geen sprake van ‘onverenigbare beslissingen’. Hoewel eiseressen dit niet bespreken en gedaagde (incidenteel eiseres) dit slechts kort benoemt, biedt artikel 8 aanhef en onder 1 Brussel I bis-Vo aan een individuele eiser onder voorwaarden de mogelijkheid om vorderingen tegen verschillende verweerders bij eenzelfde gerecht aanhangig te maken. Het artikel voorziet er niet in dat het ‘overdagen’ van een in een andere lidstaat woonplaats hebbende verweerder kan worden gegrond op een nauwe verbondenheid met een vordering van een andere eiser tegen een medeverweerder. Ook is in deze zaak een voegingsincident gestart waarin andere partijen om voeging aan de kant van gedaagden verzoeken. De internationale bevoegdheid om kennis te nemen van deze incidentele vordering wordt beoordeeld aan de hand van artikel 8 aanhef en onder 2 Brussel I bis-Vo.

Uitspraak

vonnis

Team handel en haven

zaaknummer / rolnummer: C/10/599847 / HA ZA 20-648

Vonnis in incident van 23 december 2020

in de zaak van

1. de rechtspersoon naar het recht van het land van vestiging

INTERNATIONAL TRANSPORT WORKERS' FEDERATION,

gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,

2. de vereniging

NAUTILUS INTERNATIONAL,

gevestigd te Rotterdam,

3. de rechtspersoon naar het recht van het land van vestiging

VEREINTE DIENSTLEITUNGSGEWERKSCHAFT,

gevestigd te Berlijn, Duitsland,

4. de vereniging

FEDERATIE NEDERLANDSE VAKBEWEGING, optredende zowel pro se als in hoedanigheid van vertegenwoordiger van tot haar achterban behorende havenwerkers,

gevestigd te Utrecht,

eiseressen in de hoofdzaak,

gedaagden in het bevoegdheidsincident,

gedaagden in het incident tot voeging,

advocaat mr. R.J. Wybenga te Rotterdam,

tegen

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

MARLOW NAVIGATION NETHERLANDS B.V.,

gevestigd te Rotterdam,

gedaagde in de hoofdzaak,

gedaagde in het incident tot voeging,

advocaat mr. S.A. Tan te Rotterdam,

2. de rechtspersoon naar het recht van het land van vestiging

MARLOW NAVIGATION COMPANY LIMITED,

gevestigd te Limassol, Cyprus,

gedaagde in de hoofdzaak,

eiseres in het bevoegdheidsincident,

gedaagde in het incident tot voeging,

advocaat mr. S.A. Tan te Rotterdam,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

EXPERT SHIPPING B.V.,

gevestigd te Harlingen,

gedaagde in de hoofdzaak,

gedaagde in het incident tot voeging,

advocaat mr. R.C.A. van 't Zelfde te Rotterdam,

in welke hoofdzaak zich wensen te voegen aan de zijde van gedaagden:

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

BG FREIGHT LINE B.V.,

gevestigd te Rotterdam,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

SAMSKIP B.V.,

gevestigd te Rotterdam,

3. de rechtspersoon naar het recht van het land van vestiging

UNIFEEDER A/S,

gevestigd te Aarhus, Denemarken,

4. de rechtspersoon naar het recht van het land van vestiging

EUCON SHIPPING & TRANSPORT LTD.,

gevestigd te Dublin, Ierland,

5. de rechtspersoon naar het recht van het land van vestiging

X-PRESS CONTAINER LINE (UK) LTD.,

gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,

eiseressen in het incident tot voeging,

advocaat mr. G.W. van der Voet te Rotterdam.

Eiseressen in de hoofdzaak zullen hierna gezamenlijk FNV c.s. worden genoemd. Afzonderlijk zullen zij ITF, Nautilus, Ver.di respectievelijk FNV Havens worden genoemd. Gedaagden in de hoofdzaak zullen hierna Marlow Nederland, Marlow Cyprus respectievelijk Expert Shipping worden genoemd.

De eiseressen tot voeging zullen hierna gezamenlijk BG Freight Line c.s. worden genoemd en afzonderlijk BG Freight Line, Samskip, Unifeeder, Eucon en X-Press.

1. De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

in de hoofdzaak

-

de dagvaardingen van 3 juni 2020, met producties,

-

de conclusie van antwoord tevens houdende voorwaardelijke eis in reconventie van Marlow Nederland, met producties,

-

de conclusie van antwoord tevens houdende voorwaardelijke eis in reconventie van Expert Shipping, met producties,

in het bevoegdheidsincident

-

de incidentele conclusie tot onbevoegdheid van Marlow Cyprus, met één productie,

-

de conclusie van antwoord van FNV c.s. in het incident tot onbevoegdheid,

in het incident tot voeging

-

de incidentele conclusie tot voeging ex art. 217 Rv van BG Freight Line c.s.,

-

de conclusie van antwoord in het incident tot voeging van FNV c.s.,

-

de conclusie van antwoord in het incident tot tussenkomst ex art. 217 Rv van Marlow Nederland en Marlow Cyprus,

-

de conclusie van antwoord in het incident tot tussenkomst ex art. 217 Rv van Expert Shipping.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald in de incidenten.

2. De feiten waarvan in de incidenten wordt uitgegaan

2.1.

ITF is een internationale vakbondsfederatie, die in internationale context onder meer de belangen van bij haar aangesloten (lokale) vakbonden voor zeevarenden en havenwerkers (de “ITF-affiliates”) behartigt, zoals Nautilus en Ver.di. De Federatie Nederlandse Vakbeweging is een werknemersvereniging die opkomt voor de belangen van werknemers in een groot aantal sectoren, waaronder de haven. Zij wordt aangeduid als FNV Havens omdat deze zaak het werkterrein van haar onderdeel FNV Havens betreft.

2.2.

Marlow Nederland en Marlow Cyprus maken deel uit van een internationaal actief concern dat zich (onder meer) toelegt op scheepsmanagement met inbegrip van het ter beschikking stellen van scheepsbemanningen. Marlow Cyprus is enig aandeelhouder van Marlow Nederland. Door Marlow Nederland en Marlow Cyprus worden wereldwijd ruim 1000 (container)schepen gemanaged, waarvan een substantieel aantal actief is in Noord- en West-Europese wateren. Deze schepen doen regelmatig de Rotterdamse haven aan. De voor deze zaak van belang zijnde schepen waarvoor Marlow Nederland en Marlow Cyprus scheepsbemanning ter beschikking stellen (hierna: de Marlow schepen), hebben een “Length Overall” van minder dan 170 meter. De zeevarenden werkzaam aan boord van de Marlow schepen zijn merendeels in dienst van Marlow Nederland of Marlow Cyprus, die jegens hen de rol van werkgever vervullen.

2.3.

Expert Shipping is eigenaar van het door Marlow Nederland bemande schip [naam schip] ”.

2.4.

Sinds 1 januari 2020 is het op containerschepen die worden gereed dan wel

bemand door partijen die zijn aangesloten bij de International Maritime Employers’

Council (een internationale werkgeversorganisatie die opkomt voor de belangen van individuele reders (eigenaren), scheepsmanagers en werkgevers die voornamelijk bulk-, container- en tankschepen exploiteren respectievelijk doen bemannen; hierna: IMEC) in beginsel niet langer toegestaan sjorwerkzaamheden te doen verrichten door de bemanning. Dit is een gevolg van de inwerkingtreding per 1 januari 2020 van de nieuwe “Non-Seafarers Work Clause”, die krachtens door IMEC gemaakte afspraken deel uitmaakt van de op de arbeidsovereenkomsten van de bemanning toepasselijke arbeidsvoorwaarden.

2.5.

De Non-Seafarers Work Clause luidt als volgt:

“4.1 Neither seafarers nor anyone else on board whether in permanent or temporary employment by the Company shall carry out cargo handling services in a port, at a terminal or on board of a vessel, where dock workers, who are members of an ITF affiliated union, are providing the cargo handling services. Where there are not sufficient numbers of qualified dock workers available, the ship's crew may carry out the work provided that there is prior agreement of the ITF Dockers Union or ITF Unions concerned; and provided that the individual seafarers volunteer to carry out such duties; and those seafarers are qualified and adequately compensated for that work. For the purpose of this clause “cargo handling services” may include but is not limited to: loading, unloading, lashing, unlashing, checking and receiving.

4.2

Where a vessel is in a port where an official trade dispute involving an ITF affiliated dock workers' union is taking place, there shall not be any cargo operations undertaken which could affect the resolution of the dispute. The Company will not take any punitive measures against any seafarer who respects such dockworkers' trade dispute and any such lawful act by the seafarer shall not be treated as any breach of the seafarer's contract of employment, provided that this act is lawful within the country it is taken.

4.3

For crewmembers compensation for such work performed during the normal working week, as specified in Article 6, shall be by the payment of the overtime rate specified in Appendix 2 for each hour or part hour that such work is performed, in addition to the basic pay. Any such work performed outside the normal working week will be compensated at double the overtime rate.

4.4

In implementing the provisions of Articles 4.1 and 4.2 above, specific conditions may apply as identified in Appendix 4 to this CBA.”

2.6.

The Joint Negotiating Group (hierna: JNG) is een internationaal collectief van maritieme werkgevers(organisaties), waaronder IMEC. Het gros van de reders, eigenaren en scheepsmanagers die opereren in Europese en Canadese wateren zijn aangesloten bij IMEC. Ook Marlow Cyprus is lid van IMEC.

2.7.

ITF en JNG vormen tezamen “the International Bargaining Forum” (hierna: IBF). Binnen de IBF vinden tweejaarlijks onderhandelingen plaats over de beloning van zeevarenden en hun arbeidsvoorwaarden. De resultaten van deze onderhandelingen worden vastgelegd in een “IBF Framework Agreement”, dat de basis vormt voor de bedrijfstakcao’s en/of ondernemingscao’s die lokale vakbonden met lokale werkgevers(organisaties) overeenkomen.

2.8.

Via ITF respectievelijk JNG committeren de bij ITF respectievelijk JNG aangesloten partijen (waaronder dus Nautilus, Ver.di en Marlow) zich om, waar het de tewerkstelling van zeevarenden aan boord van schepen betreft, de op hen van toepassing zijnde arbeidsvoorwaarden in collectieve arbeidsovereenkomsten en individuele zeearbeidsovereenkomsten te implementeren, en dusdoende uitvoering te geven aan de afspraken die op IBF-niveau tussen ITF en JNG omtrent beloning en arbeidsvoorwaarden tot stand zijn gekomen.

2.9.

Expert Shipping wordt aan deze afspraken gebonden doordat Nautilus enerzijds

en Expert Shipping anderzijds per individueel schip een zogeheten “Special Agreement” sluiten. De Non-Seafarers Work Clause is in de Special Agreement geïncorporeerd. De Special Agreement die ten aanzien van [naam schip] ” (het schip van Expert Shipping) is gesloten, is door Marlow Nederland op 13 januari 2020 ondertekend als “the company/on behalf of the Company who is duly authorised by the owner of the Ship to sign on its behalf”.

2.10.

Sjorwerkzaamheden op Marlow-schepen (waaronder [naam schip] ’) worden niet door havenwerkers maar door zeevarenden verricht.

3. De vorderingen in de hoofdzaak

3.1.

ITF, Nautilus en FNV Havens vorderen dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, Marlow Nederland en Expert Shipping gebiedt het daarheen te leiden dat binnen twee dagen nadat vonnis is gewezen:

behoudens “prior agreement of the ITF Dockers Union or ITF Unions concerned” als bedoeld in artikel 1 aanhef en sub j van de Special Agreements zoals door Marlow Nederland en Expert Shipping met ITF en Nautilus aangegaan (Non Seafarers Work Clause),

A. - noch in Nederlandse havens (vordering ITF, Nautilus en FNV Havens),

- noch in havens gelegen in Noord- en West-Europa, met uitzondering van de Middellandse zee maar met inbegrip van de havens in de Oostzee/Baltische zee, en in havens gelegen in Canada, (vordering ITF en Nautilus),

op de door Marlow Nederland van bemanning voorziene schepen, waaronder ook het door Expert Shipping in eigendom gehouden schip, werkzaamheden door zeevarenden worden verricht in omstandigheden als omschreven in de Non-Seafarers Work Clause, alsmede

de hiervoor bedoelde werkzaamheden in overeenstemming met de Non-Seafarers Work Clause te doen verrichten door havenwerkers,

zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 24.000 voor elke overtreding van dit gebod en voor iedere dag dat de overtreding voortduurt ten gunste van ITF en Nautilus gezamenlijk voor zover de overtreding plaatsvindt buiten Nederland, en ten gunste van ITF, Nautilus en FNV Havens gezamenlijk voor zover de overtreding plaatsvindt binnen Nederland

en

ITF, Ver.di en FNV Havens vorderen dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Marlow Cyprus gebiedt het daarheen te leiden dat binnen twee dagen nadat vonnis is gewezen:

behoudens “prior agreement of the ITF Dockers Union or ITF Unions concerned” als bedoeld in artikel 1 aanhef en sub j van de Special Agreements zoals door Marlow Cyprus met ITF en Ver.di aangegaan (Non-Seafarers Work Clause)

A. - noch in Nederlandse havens (vordering ITF, Ver.di en FNV Havens),

- noch in havens gelegen in Noord- en West-Europa, met uitzondering van de Middellandse zee maar met inbegrip van de havens in de Oostzee/Baltische zee, en in havens gelegen in Canada, (vordering ITF en Ver.di),

op de door Marlow Cyprus van bemanning voorziene schepen werkzaamheden door zeevarenden worden verricht in omstandigheden als omschreven in de Non-Seafarers Work Clause, alsmede

A. de hiervoor bedoelde werkzaamheden in overeenstemming met de Non-Seafarers Work Clause te doen verrichten door havenwerkers,

zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 24.000 voor elke overtreding van dit gebod en voor iedere dag dat de overtreding voortduurt ten gunste van ITF en Ver.di gezamenlijk voor zover de overtreding plaatsvindt buiten Nederland, en ten gunste van ITF, Ver.di en FNV Havens gezamenlijk voor zover de overtreding plaatsvindt binnen Nederland,

en

ITF, Nautilus en Ver.di vorderen dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Marlow Nederland, Marlow Cyprus en Expert Shipping hoofdelijk veroordeelt tot betaling van de redelijke kosten – vermeerderd met de wettelijke rente – als bedoeld in artikel 1(l) van de met hen gesloten Special Agreements, op te maken bij staat, aan ITF, Nautilus en Ver.di gezamenlijk, des dat de een door te betalen de ander zal bevrijden,

en

FNV c.s. vorderen hoofdelijke veroordeling, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, van Marlow Nederland, Marlow Cyprus en Expert Shipping in de kosten van het geding, alsmede in de wettelijke rente over de kosten, voor zover deze niet door gedaagden zijn voldaan binnen twee dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis, en daarbij het nasalaris advocaat te begroten op € 157,00, te verhogen met € 82,00 indien gedaagden niet binnen twee dagen aan het vonnis voldoen en betekening daarvan plaatsvindt.

3.2.

Aan de vorderingen jegens Marlow Nederland en Expert Shipping leggen eiseressen het volgende ten grondslag.

ITF en Nautilus vorderen nakoming door Marlow Nederland en Expert Shipping van de Non­Seafarers Work Clause in de Special Agreement.

FNV Havens vordert, pro se en namens de tot haar achterban behorende sjorders, uit hoofde van onrechtmatige daad veroordeling van Marlow Nederland en Expert Shipping tot naleving van de Non-Seafarers Work Clause.

3.3.

Aan de vorderingen jegens Marlow Cyprus leggen eiseressen het volgende ten grondslag.

ITF en Ver.di vorderen nakoming door Marlow Cyprus van de Non-Seafarers Work Clause in de Special Agreement.

FNV Havens vordert, pro se en namens de tot haar achterban behorende sjorders, uit hoofde van onrechtmatige daad veroordeling van Marlow Cyprus tot naleving van de Non-Seafarers Work Clause.

4. Het geschil in het bevoegdheidsincident

5. Het geschil in het incident tot voeging op grond van artikel 217 Rv

6. De beoordeling in het bevoegdheidsincident

7. De gevolgen voor de hoofdzaak

8. De beoordeling in het incident tot voeging op grond van artikel 217 Rv

9. De beslissing