Home

Rechtbank Rotterdam, 15-04-2020, ECLI:NL:RBROT:2020:3748, C/10/576325 / HA ZA 19-567

Rechtbank Rotterdam, 15-04-2020, ECLI:NL:RBROT:2020:3748, C/10/576325 / HA ZA 19-567

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
15 april 2020
Datum publicatie
23 april 2020
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2020:3748
Zaaknummer
C/10/576325 / HA ZA 19-567

Inhoudsindicatie

Schadestaatprocedure na ECLI:NL:GHDHA:2015:1458.

De rechtbank acht aannemelijk dat het onrechtmatig handelen van gedaagde, bestaande uit het in strijd met een non-concurrentiebeding betrokken zijn bij de oprichting van een concurrerende onderneming, heeft geleid tot schade bij eiseres.

De door eiseres aangedragen methoden om de schade te begroten zijn naar het oordeel van de rechtbank niet deugdelijk. De rechtbank begroot de schade daarom schattenderwijs. In dat verband is van belang dat gedaagde na het arrest van het hof een boete aan eiseres heeft betaald die hem niet zou zijn opgelegd als hij niet onrechtmatig had gehandeld. De rechtbank acht niet aannemelijk dat de door eiseres geleden schade hoger is dan de door gedaagde betaalde boete, zodat er geen grond is om gedaagde te veroordelen tot betaling van een bedrag aan schadevergoeding.

Afwijzing vorderingen eiseres.

Uitspraak

vonnis

Team handel en haven

zaaknummer / rolnummer: C/10/576325 / HA ZA 19-567

Vonnis van 15 april 2020

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

FAIRMOUNT MARINE B.V.,

gevestigd te Rotterdam,

eiseres,

advocaat: mr. H.C.A. van der Houven van Oordt te Rotterdam,

tegen

[naam gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde,

advocaat: mr. J.W. Leedekerken te Amsterdam.

Partijen zullen hierna Fairmount en [naam gedaagde] genoemd worden.

1. De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

de dagvaarding van 27 mei 2019, met producties E1 t/m E5;

-

de conclusie van antwoord, met producties 1 t/m 25;

-

de akte vermeerdering van eis, met productie E6;

-

twee aktes overlegging producties ten behoeve van comparitie van partijen van Fairmount, met producties E7 t/m E14;

-

twee aktes overlegging producties ten behoeve van comparitie van partijen van [naam gedaagde] , met producties 26 t/m 30;

-

het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 10 maart 2020 en de daarin genoemde stukken;

-

de reactie van 6 april 2020 van Fairmount op het proces-verbaal.

1.2.

Het vonnis is bepaald op heden.

2. Uitgangspunten en feiten

2.1.

Dit is een schadestaatprocedure. Op 2 juni 2015 heeft het gerechtshof Den Haag (hierna: het hof) een arrest in de hoofdzaak gewezen tussen onder meer partijen. In dit arrest (ECLI:NL:GHDHA:2015:1458; hierna: het arrest) heeft het hof onder meer het volgende overwogen en beslist.

“1.2 Fairmount (althans haar rechtsvoorgangster) is in 1978 opgericht door [naam gedaagde] . Fairmount is onder meer actief in de zeesleepvaart en het transport van zware lading.

Zij is van 1978 tot 2010 aangesteld geweest als "overseas general agent" voor Fukada Salvage & Marine Works Company Ltd. (hierna: Fukada), een Japanse onderneming die actief is op het gebied van specialistische dienstverlening in de maritieme sector.

1.3

OMB [Oude Maas Beheer B.V.; toevoeging rechtbank] is de persoonlijke investerings- en houdstermaatschappij van [naam gedaagde] . [naam gedaagde] was tot medio mei 2007 via OMB enig aandeelhouder van Fairmount. (…)

1.4

In een op 15 mei 2007 tussen OMB als verkoper, LDA [Louis Dreyfus Armateurs S.A.S.; opmerking rechtbank] als koper en [naam gedaagde] als betrokken partij gesloten Share Sale and Purchase Agreement (hierna: de SPA), heeft OMB haar aandelen in Fairmount verkocht aan LDA voor een koopprijs van ruim USD 54,4 miljoen. De aandelenoverdracht (hierna ook aan te duiden als: de overname) vond plaats op 30 mei 2007. In artikel 5 van de SPA is ten behoeve van LDA een non-concurrentiebeding opgenomen ten laste van OMB en [naam gedaagde] .

1.5

Ten tijde van de overname was [naam gedaagde] ten behoeve van Fairmount werkzaam op basis van een managementovereenkomst, gesloten tussen OMB en Fairmount. In het kader van de overname hebben OMB en Fairmount op 30 mei 2007 een aanvullende managementovereenkomst gesloten voor de duur van twee jaar, op basis waarvan [naam gedaagde] werkzaam is gebleven als bestuurder van Fairmount. Voor deze werkzaamheden declareerde OMB op kwartaalbasis een bedrag ter grootte van EUR 90.000 exclusief BTW.

1.6

In de managementovereenkomst, zoals (deels in de Engelse taal) aangevuld op 30 mei 2007, is onder meer bepaald:

"3.1 Het is [OMB] verboden om gedurende de looptijd van deze Overeenkomst direct of indirect een onderneming van gelijke of soortgelijke aard als de onderneming(en) van [Fairmount] te drijven, respectievelijk activiteiten van gelijke of soortgelijke aard als die van [Fairmount] uit te oefenen, onder welke naam of in welke vorm dan ook. Voorts is het [OMB] verboden zich gedurende de looptijd van deze Overeenkomst direct of indirect in een zodanige onderneming op enigerlei wijze financieel interesseren - anders dan door het bezitten van ter beurze genoteerde effecten - of daarin enige functie bekleden.

3.2 [

[OMB] convenants with [Fairmount] that it shall not:

a) at any time during the period of two (2) years beginning with the Completion Date anywhere in the world carry on or be employed, engaged or interested in any business which would be in competition with the business of [o.a. Fairmount] as such business was carried out by [o.a. Fairmount] on the Completion Date;

(...)

artikel 3.2a, 3.2b en artikel 3.2c (artikel 5.1 (a), 5.1(b) en 5.1(c) van de koopovereenkomst) zullen gelden gedurende de looptijd van de managementovereenkomst en gedurende een periode van twee jaren na het einde daarvan, ongeacht de wijze waarop de managementovereenkomst zal eindigen;(…)

3.3

The covenants in this article (..) are intended for the benefit of [Fairmount] and the Companies and apply to actions carried out by [OMB] in any capacity and whether directly or indirectly, on [OMB’s] own behalf, on behalf of any other person or jointly with any other person.

3.4

Nothing in this article prevents the Seller [OMB] from holding, for investment purposes only:

a. a) any units of any authorised unit trust; or

b) shares or securities of any company traded on a stock exchange, insofar not competing with the current business of the companies.

3.5

De in artikel 3.1, 3.2, 3.3 en 3.4 vermelde verboden en vervatte bepalingen gelden evenzeer voor [naam gedaagde] en eventuele andere door [OMB] ter uitvoering van deze overeenkomst in te zetten personen. [OMB] staat er jegens [Fairmount] voor in dat deze personen de verboden en bepalingen van artikel 3.1, 3.2, 3.3 en 3.4 zullen naleven.

(...)

5.1

Bij overtreding van een of meer van de bepalingen van de Artikelen 3 en 4 door [OMB], [naam gedaagde] en/of andere door [OMB] ter uitvoering van deze Overeenkomst in te zetten personen, verbeurt [OMB] jegens [Fairmount], zonder dat daartoe ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst zal zijn vereist, een direct opeisbare boete ten bedrage van € 10.000,00 per overtreding, vermeerderd met een bedrag ad € 2.000,00 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, onverminderd het recht van [Fairmount] op volledige schadevergoeding.”

Deze overeenkomst zal hierna worden genoemd: de gewijzigde managementovereenkomst. Artikel 3 daarvan zal hierna worden aangeduid als: het non-concurrentiebeding.

1.7

OMB en Fairmount zijn vervolgens overeengekomen de looptijd van de gewijzigde managementovereenkomst met een jaar te verlengen, tot 30 mei 2010.

1.8

Bij e-mail van 10 november 2009 is namens LDA aan [naam gedaagde] bericht:

“(…) It has now been one year that you proposed and we agreed you to stay at the head of Fairmount Marine for an extra year.

Your mandate will hence be expiring in May 2010.

As you suggested one year ago, this twelve months period was dedicated to setting up Fairmount Marine as a real shipping company (as we did just purchased the five tugs in September 2008) but also, and it is quite important, to prepare for the future and "pave the way" for [naam 1] to be your successor. (…)”

De verwijzing naar “ [naam 1] ” in deze e-mail heeft betrekking op de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ), de beoogd opvolger van [naam gedaagde] .

1.9

[naam gedaagde] heeft hierop per e-mail d.d. 27 november 2009 aan LDA laten weten:

“It was generally recognised that my expertise was still an asset to the company not only for the transformation to ship-owner but even more so to cope with a changing market and to work on expanding the company. [naam 1] is pretty much occupied with his own work and running the company is a full time job.

From your e-mail I conclude that (..) the management agreement expires in any case on 30 May 2010.

Of course, your email is a personal dissappointment especially because I believe the 2.5 years that I manage(d) the company after the sale have been quite successful. Having said that, I do of course respect the shareholders’ decision.

(..) The knowledge that I am now “terminated” also means that I cannot exercise the authority that is needed in the position of (statutory) managing director of the company. Besides, I bear the full legal responsability of the company and its operations which I think is not reasonable to ask from someone who has received his notice of termination.

I shall therefore inform the trade registry that I have stepped down as statutory managing director (“statutair directeur”) with immediate effect. (...)”

In reactie hierop heeft LDA de gewijzigde managementovereenkomst onmiddellijk beëindigd, met daarbij de toezegging dat de management fee tot 30 mei 2010 zou worden doorbetaald.

1.10

De volgende dag, op zaterdag 28 november 2009, vond in de woning van [naam gedaagde] een ontmoeting plaats tussen [naam gedaagde] , [naam 2] (Director Operations bij Fairmount), [naam 3] (Sales & Marketing Manager bij Fairmount), de drie zonen van [naam gedaagde] ( [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] ) en later ook [naam 7] (Finance and HR Manager bij Fairmount). Bij die gelegenheid is gesproken over het starten van een nieuw bedrijf, ALP [Alp Maritime Services B.V.; opmerking rechtbank].

1.11

Op zondag 29 november 2009 hebben [naam 7] , [naam 3] en [naam 2] hun arbeidsovereenkomst met Fairmount opgezegd. Tijdens datzelfde weekend heeft ook [naam 4] (IT manager, zoon van [naam gedaagde] ) zijn arbeidsovereenkomst met Fairmount opgezegd. Allen hebben opgezegd tegen 1 januari 2010, behalve [naam 7] voor wie een opzegtermijn van twee maanden gold. Ook een management assistente en een personal assistent hebben hun arbeidsovereenkomst met Fairmount opgezegd.

1.12

Op 30 november 2009 heeft [naam gedaagde] een e-mail aan [naam 1] gezonden met een kopie aan zeven andere werknemers van Fairmount. In die e-mail heeft hij kenbaar gemaakt [naam 1] ongeschikt te vinden als bestuurder van Fairmount.

1.13

[naam 2] heeft bij e-mail van 2 december 2009 met c.c. aan onder meer [naam gedaagde] , het volgende bericht verstuurd aan [naam 8] (die eveneens tot eind 2009 bij Fairmount heeft gewerkt en sedertdien werkzaam is voor [naam gedaagde] , althans een aan [naam gedaagde] gelieerde rechtspersoon):

“Hi [naam 8] , heb je dit van het internet of heb je de locaties ook al gezien.

Zo ja kun je een priority cijfer opgeven. Zoals [naam gedaagde] , toevoeging hof] het al uitdrukte hij wil niet dat wij in een shabby locatie gaan zitten. (...)”

1.14

[naam 3] heeft op 3 december 2009 de volgende e-mail gestuurd aan onder andere [naam 2] en (c.c.) [naam gedaagde] :

"(..) [naam gedaagde] , bedankt voor het lekkere eten gisteren. (..)

Ik heb even twee dingen. Ik zou het fijn vinden als je even meedenkt met een letter aan [naam 1] [ [naam 1] , toevoeging hof] die ons vrijwaart van het opdoen en gebruiken van informatie in de laatste maand dat we op verzoek van [naam 1] nog werken bij Fairmount. Idem voor een brief die ons vrijwaart direct aan de slag te gaan mochten we alsnog op non-actief worden gesteld. Ik heb het een beetje druk vanochtend en zal niet in staat zijn denk ik vandaag zoiets deugdelijks voor [naam 2] en mij in elkaar te zetten.

Verder lijkt de Maastoren me zeer geschikte locatie van wat ik van de website kon zien. En met de Metro denk ik niet langer in reistijd voor [naam 2] , [naam 9] en mijzelf als bijvoorbeeld lopend naar het WTC. We zullen vandaag waarschijnlijk geen tijd hebben, maar morgen even met zjin allen in de pauze even in en rondom het gebouw gaan kijken ?

Voor de logo's heb ik een idee wat ik even zal spuien. Bij mij op mijn badkamerwastafel staan een potje van L'Oreal. Fel oranje met een zachte grijze kleur. Opvallen en sjiek. Het oranje de link naar Nederland, waarvan ik absoluut vind dat dat terug moet komen in ons profiel, dat refereert naar kwaliteit. Het grijze kan ik me herinneren is een huiskleur van Fukada waar we toch veel aan te danken hebben. Als we dat combineren met een flitsende kleur blauw wat danwel de zee, danwel de frisse alpenlucht representeert, hebben we huisstijl kleuren die er weer uitspringen, fris zijn en alles vertegenwoordigd waar we voor staan. En excuseer mijn niet aflatende ambitie, zouden in de toekomst evt weer kunnen zorgen voor een opvallende vloot. Het is maar een voorzet.

Nou dit was het even.

Groeten, [naam 3] "

Bij e-mail van 3 december 2009 heeft [naam 3] [naam gedaagde] gevraagd om advies aangaande een auto:

“Subject: RE: Voorbereidingen oprichtingen

[naam gedaagde] , bijgaand het taxatierapport van de garage. Volgens hen doe ik heel goede deal als ik dit voorstel. Oorspronkelijke prijs met extra's even boven de 30 als ik me niet vergis, zal ik zo nog even checken met [naam 10] . Mee eens als ik dit voorstel ?(…)”

1.15

Op 10 december 2009 heeft [naam 7] een e-mail gestuurd aan [naam 2] , met kopie aan [naam 3] , [naam 5] en [naam gedaagde] , met als onderwerp “Re: opzet nieuwe onderneming”, waarin de beoogde structuur van ALP is uiteengezet.

1.16

[naam 3] heeft bij e-mail van 15 december 2009 aan onder meer [naam gedaagde] geschreven:

"Re: Website en huisstijl

[naam gedaagde] , ik begreep uit eerdere correspondentie dat jij nog met L5 contact op zou nemen om een keer bij je thuis te komen. Ik weet niet of dit nog kan gebeuren voor je vakantie, maar zit hier zelf een beetje vast. [naam 11] is ook net ziek naar huis gegaan. Zal ik anders vanmiddag een offerte opvragen voor het designen van een website en huisstijl en dit in gang zetten zodat we dit hopelijk voor January gedaan kan zijn? De huisstijl kan per email gecorrespondeerd worden en de site kunnen we dan zelf in January gaan vullen met bijvoorbeeld alle foto's van de OCEAN ORC, courtesy of Fukada (neem aan dat Fukada vrij mag beschikken over de foto's die Fairmoutn als agent gemaakt en geplaatst heeft ?)

Indien ALP Maritime Services B.V. definitief is, kan [naam 4] dan de diverse webnamen reserveren ?

Ik kreeg trouwens weinig spontane reacties op ALP Maritime Services B.V., iedereen gaat een beetje texaans knauwen als ze het horen, maar dat terzijde, ik kan geen betere naam verzinnen.

Re: Pensioenen / overdracht arbeidsovereenkomsten

[naam 10] kwam net langs dat de pensioenen hier per December gestopt worden. Ik meen me te herinneren dat we besproken hadden dat deze meegenomen zouden worden en alle huidige arbeidsovereenkomsten identiek zouden doorlopen, dus ook de pensioenen. Volgens [naam 10] is dat zoals het nu hier afgehandeld wordt niet meer mogelijk en zal een nieuwe pensioenovereenkomst gestart moeten worden volgend jaar. Misschien moeten we zorgen dat hierover allemaal duidelijkheid is voordat [naam gedaagde] en [naam 7] op vakantie gaan ?

Als er überhaupt dingen door [naam 2] , [naam 9] of mijzelf gedaan moeten worden in de tijd dat jullie op vakantie zijn, is het misschien handig dat vooraf even vast te stellen. Ik heb nl zelf niet echt een idee wat er nu van mij nog voor formaliteiten verwacht worden voordat we in Januari gaan beginnen.

Groeten [naam 3] "

1.17

[naam gedaagde] heeft [naam 3] bij e-mail van 24 december 2009 bericht:

" [naam 3] je hebt toch ook telefoonnummers nodig voor visitekaartjes e.d. ?

Groet

[naam gedaagde] "

1.18

In januari 2010 is de vennootschap [naam bedrijf 1] opgericht met als aandeelhouders de drie zonen van [naam gedaagde] .

1.19

Eveneens in januari 2010 is ALP opgericht. Aandeelhouders in ALP zijn tot begin 2014 geweest: [naam bedrijf 1] (40% van de aandelen) en de persoonlijke holdings van [naam 2] , [naam 7] en [naam 3] (elk 20% van de aandelen).

1.20

OMB heeft in januari 2010 een lening van maximaal € 1.500.000,- ter beschikking gesteld aan [naam bedrijf 1] tegen een rente gelijk aan Euribor verhoogd met een opslag van 4,75%. De uiterste opnamedatum is 31 december 2015. [naam bedrijf 1] heeft deze lening gebruikt om (i) werkkapitaal aan ALP te verschaffen in de vorm van een rekening-courant faciliteit van maximaal € 1.000.000,- tegen een rente gelijk aan Euribor verhoogd met een opslag van 2% en (ii) de inrichting van het kantoorpand van ALP te financieren voor circa € 410.000,-, door middel van een financial lease-constructie. Hiermee is de financiering van ALP volledig door [naam bedrijf 1] opgebracht.

1.21

[naam gedaagde] heeft Fukada in de eerste helft van december 2009 geïnformeerd over het feit dat hij per direct was ontslagen bij Fairmount. Fukada heeft de agentuurovereenkomst met Fairmount in januari 2010 beëindigd en is een nieuwe agentuurovereenkomst aangegaan met ALP.

1.22

Begin 2014 hebben [naam bedrijf 1] en de overige aandeelhouders het aandelenkapitaal in ALP verkocht aan Teekay Corporation.

2.1

Fairmount vordert, na wijziging van eis en voor zover in hoger beroep van belang, samengevat weergegeven:

- primair veroordeling van OMB tot betaling van € 3.136.000,- ter zake van verschuldigde boetes tot 11 maart 2014, te rekenen vanaf 28 november 2009, alsmede een bedrag van € 2.000,- per dag vanaf 11 maart 2014 zolang de overtreding voortduurt, te vermeerderen met de wettelijke rente;

- subsidiair veroordeling van OMB tot betaling van € 1.470.000,- ter zake van verschuldigde boetes vanaf 28 november 2009 tot en met 27 november 2011, te vermeerderen met de wettelijke rente;

- hoofdelijke veroordeling van [naam gedaagde] en [naam bedrijf 1] tot betaling van schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met wettelijke rente;

(…)

2.2

Aan deze vorderingen legt Fairmount kort gezegd het volgende ten grondslag.

Volgens Fairmount heeft OMB het non-concurrentiebeding in de gewijzigde managementovereenkomst geschonden en daarmee boetes verbeurd, door zich intensief te bemoeien met de oprichting van ALP, door via [naam bedrijf 1] te investeren in ALP en door deze investering te laten voortduren. Deze schending is aangevangen op 29 november 2009, de dag dat de oprichtingsvergadering plaatsvond, en duurt voort zolang OMB via [naam bedrijf 1] in ALP heeft geïnvesteerd, aldus Fairmount.

[naam gedaagde] heeft volgens Fairmount eveneens wanprestatie gepleegd, althans onrechtmatig gehandeld, door zich intensief te bemoeien met de oprichting van ALP en door ALP via OMB en [naam bedrijf 1] te financieren, terwijl hij wist dat dit gelet op het non-concurrentiebeding niet geoorloofd was. Dit handelen heeft ertoe geleid dat Fairmount sinds begin 2010 omzet en daarmee winst is misgelopen. Daarnaast treft [naam gedaagde] als bestuurder van OBM een persoonlijk ernstig verwijt door willens en wetens in strijd met het non-concurrentiebeding indirect in ALP te investeren, aldus Fairmount.

[naam bedrijf 1] is volgens Fairmount aansprakelijk omdat zij op onrechtmatige wijze heeft geprofiteerd van de wanprestatie van [naam gedaagde] , althans van zijn onrechtmatig handelen.

(…)

Schending non-concurrentiebeding door OMB?

3.9

Thans komt aan de orde de vraag of OMB “engaged or interested” in een concurrent van Fairmount is geweest als bedoeld in artikel 3.2 sub a van de gewijzigde managementovereenkomst. Bij de beantwoording van deze vraag neemt het hof de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking:

- Blijkens zijn e-mail van 27 november 2009 was [naam gedaagde] zeer teleurgesteld over de aankondiging van LDA dat de gewijzigde managementovereenkomst niet zou worden verlengd. In verband met die aankondiging heeft [naam gedaagde] zijn statutair directeurschap onmiddellijk (en ruim voor de expiratiedatum van de gewijzigde managementovereenkomst) neergelegd;

- Direct daarna, namelijk de volgende dag, heeft een bijeenkomst bij [naam gedaagde] thuis plaatsgevonden en is het voornemen om ALP op te richten ontstaan. [naam gedaagde] is niet alleen vanaf het eerste uur betrokken geweest bij dit voornemen, hij is bij voortduring geïnformeerd over diverse kwesties aangaande de oprichting, zoals blijkt uit de in r.o. 1.10 tot en met 1.17 weergegeven e-mailcorrespondentie;

- Uit de betreffende e-mails, in onderlinge samenhang bezien, komt het beeld naar voren dat [naam gedaagde] minst genomen een voor de oprichters belangrijke adviserende rol heeft gehad in de aanloop naar de oprichting van ALP;

- Wetende dat zijn zonen geïnteresseerd waren in een participatie in (het toen nog op te richten) ALP, heeft [naam gedaagde] zijn zonen toegezegd dat hij “een startkapitaaltje” zou geven waarmee zij zouden kunnen gaan ondernemen (zie memorie van antwoord onder 2.7)

- OMB heeft vervolgens een lening aan [naam bedrijf 1] verstrekt. [naam bedrijf 1] heeft deze lening gebruikt om werkkapitaal aan ALP te verschaffen en de inrichting van het kantoorpand van ALP te financieren;

- [naam gedaagde] (c.q. OMB) wist dat (een groot deel van) dit door OMB aan [naam bedrijf 1] te lenen geld zou worden doorgeleend aan ALP (zie de verklaring van [naam gedaagde] zoals afgelegd ter comparitie in eerste aanleg).

Uit deze feiten en omstandigheden leidt het hof af dat [naam gedaagde] verregaande bemoeienis heeft gehad met de oprichting van ALP en er welbewust voor heeft gekozen om OMB via zijn zonen (c.q. [naam bedrijf 1] ) als financier te laten optreden van ALP; feitelijk heeft OMB, via de tussenschakel [naam bedrijf 1] , ALP volledig gefinancierd.

Ten aanzien van de bedoeling van het non-concurrentiebeding heeft Fairmount gesteld dat partijen niet alleen hebben beoogd om een rechtstreekse participatie door OMB in een concurrent tegen te gaan, maar ook een constructie als de onderhavige, waarbij [naam bedrijf 1] als tussenschakel is gebruikt. Aan de zijde van [namen] is er op gewezen dat de bedoeling van het non-concurrentiebeding is dat het OMB wordt verboden om zich “op enigerlei wijze financieel te interesseren” (cursivering toegevoegd) in een concurrerende onderneming - conform de tekst zoals deze luidde in artikel 3.1 van de oude managementovereenkomst (zie conclusie van antwoord onder 7.42). Naar het oordeel van het hof volgt hieruit dat het non-concurrentiebeding een ruime strekking had, en hebben partijen met “engaged or interested” ook bedoeld een geval als het onderhavige, waarin via een lening aan een tussenschakel werkkapitaal wordt verstrekt. Dit geldt temeer nu er in dit geval directe en nauwe familiebanden bestaan tussen de (indirecte) aandeelhouders van OMB en die van tussenschakel [naam bedrijf 1] . Het verweer van [namen] biedt geen aanknopingspunten voor een andere uitleg van het beding.

Het hof merkt nog op dat het verweer van [namen] dat de handelwijze van OMB niet anders is dan die van een bank, die geld uitleent aan een onderneming die daarmee op haar beurt investeert in andere onderneming, niet opgaat. Een bank is niet gebonden aan een non-concurrentiebeding zoals het onderhavige en tussen de aandeelhouders van een bank en een leningnemer zullen geen nauwe familiebanden bestaan. Ook het verweer van OMB, dat het gaat om twee op zichzelf staande leningen tussen verschillende rechtspersonen met een eigen strekking en doel, moet blijkens het voorgaande worden verworpen.

3.10

Voorts is het hof van oordeel dat ALP als een concurrent van Fairmount moet worden beschouwd (“any business which would be in competition with the business of Fairmount”). Dit volgt reeds uit het feit dat Fukada direct in de maand van oprichting van ALP, van Fairmount is overgestapt naar ALP. Het verweer van [namen] dat Fukada qua omzet en aard van de werkzaamheden geen belangrijke opdrachtgever meer was van Fairmount, neemt niet weg dat ALP terzake van deze werkzaamheden met Fairmount is gaan concurreren, terwijl de werkzaamheden voor Fukada niet van het non-concurrentiebeding zijn uitgezonderd. Hieraan doet niet af het verweer van [namen] dat de overstap van Fukada voor de oprichters van ALP onvoorzien en onverwacht was. Los hiervan is dit verweer onvoldoende gemotiveerd in het licht van het feit dat [naam gedaagde] Fukada persoonlijk op de hoogte heeft gesteld van zijn ontslag bij Fairmount èn [naam 3] , oprichter van ALP, Fukada er in december 2009 van op de hoogte heeft gesteld dat een nieuw bedrijf zou worden opgezet “with the intention to act as a free lance consultant in the towage, salvage and transport industry”, zoals blijkt uit de door [namen] in het geding gebrachte verklaring van Fukada. [naam 3] heeft bovendien verklaard dat zijn indruk was dat de baas van Fukada ALP zou steunen en een “boost” zou willen geven (zie productie 13 bij de inleidende dagvaarding). Dit verweer wordt dan ook verworpen. Aan bewijslevering op dit punt komt het hof niet toe.

3.11

Ook los van de overstap van Fukada dient ALP als een met Fairmount concurrerende onderneming in de zin van het non-concurrentiebeding te worden beschouwd. Anders dan [namen] aanvoeren, gaat het er niet zozeer om of ten tijde van het verstrekken van de lening door OMB voorzienbaar was dat ALP een agentuurovereenkomst met Fukada zou gaan sluiten c.q. een samenwerking met [naam 12] zou aangaan die tot een eigen vloot zou leiden. Van belang is dat ALP activiteiten heeft ontplooid die concurrerend waren met die van Fairmount. Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat:

(i) [naam gedaagde] , direct na zijn (feitelijk onvrijwillig) vertrek bij Fairmount, heeft deelgenomen aan een bijeenkomst over de oprichting van ALP;

(ii) ALP is opgericht door, naar eigen zeggen van [naam gedaagde] , “de kern van Fairmount”, te weten de Director Operations, de Sales & Marketing Manager en de Finance and HR Manager van Fairmount;

(iii) het doel van ALP was om, evenals Fairmount in haar startfase, activiteiten te ontplooien als broker/bemiddelaar in de zeesleepvaart, en

(iv) tenminste één van de oprichters al in de startfase de ambitie uitsprak om, net zoals Fairmount, te zorgen voor een vloot (vgl.: het slot van de door [naam 3] verzonden e-mail van 3 december 2009 - met c.c. aan [naam gedaagde] -: “En excuseer mijn niet aflatende ambitie, zouden in de toekomst evt weer kunnen zorgen voor een opvallende vloot. Het is maar een voorzet”).

[namen] hebben in het licht van deze feiten onvoldoende gemotiveerd verweer gevoerd. Zo hebben zij het in 2009 opgemaakte businessplan van ALP, waarnaar zij wel verwijzen, niet overgelegd. Ook hun verweer dat brokers en reders op strikt gescheiden markten opereren en niet met elkaar concurreren, is niet voldoende onderbouwd. ALP is aanbieder van maritieme zeesleepdiensten. [namen] hebben niet onderbouwd dat het daarbij voor de klant van wezenlijk belang is of die diensten met eigen schepen worden uitgevoerd of met schepen van derden. Het hof stelt dan ook vast dat ALP van begin af aan als concurrent van Fairmount in de zin van het gewijzigde managementovereenkomst moest worden beschouwd. [naam gedaagde] en OMB hebben dit ten tijde van hun gewraakte bemoeienissen redelijkerwijs moeten begrijpen.

3.12

De conclusie uit het voorgaande is dat OMB het non-concurrentiebeding heeft geschonden en dat de rechtbank met juistheid heeft geoordeeld dat de gevorderde boete van € 10.000,- als genoemd in artikel 5.1 van de gewijzigde managementovereenkomst is verbeurd. (…)

Voortdurende schending?

3.13

Thans komt aan de orde de vraag of sprake is van een voortdurende schending van het non‑concurrentiebeding. Naar het oordeel van het hof is dat het geval. Uit de onder 3.9 genoemde omstandigheden volgt dat de lening van OMB aan [naam bedrijf 1] was bedoeld om de financiering door [naam bedrijf 1] van ALP mogelijk te maken en dat lening van OMB aan [naam bedrijf 1] en die van [naam bedrijf 1] aan ALP in samenhang moeten worden bezien. OMB heeft ALP via [naam bedrijf 1] voortdurend gefinancierd en is daarom voortdurend “engaged or interested” in ALP in de zin van het non-concurrentiebeding geweest (zie ook 3.9). OMB heeft daarvan ook bij voortduring profijt gehad in de vorm van rente. Hoewel het non-concurrentiebeding OMB ertoe verplichtte de financiering ongedaan te maken, heeft OMB dat niet gedaan en is zij na de aanvankelijke overtreding voortdurend in gebreke gebleven. De financiële verbondenheid heeft in elk geval voortbestaan tot begin 2014, het moment waarop ALP is verkocht aan Teekay en, volgens [namen] , de lening van [naam bedrijf 1] aan ALP vervroegd is afgelost en nadien ook de lening van OBM aan [naam bedrijf 1] . (…)

3.14

Het voorgaande brengt mee dat OMB voorts aan Fairmount is verschuldigd de in de gewijzigde managementovereenkomst bepaalde boete van € 2.000,- per dag dat de overtreding heeft voortgeduurd. [namen] hebben evenwel een beroep gedaan op matiging. Dit beroep slaagt. Toewijzing van de niet-gemaximeerde boete zou - gelet op alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding, de omstandigheden waaronder het beding is ingeroepen en de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete - inderdaad tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leiden. Wat de verhouding tot de werkelijke schade betreft wordt nog toegevoegd dat Fairmount geen inzicht heeft gegeven in de omvang van beweerdelijk geleden schade. Meer in het bijzonder heeft zij niet aannemelijk weten te maken dat het gaat om substantiële bedragen aan (potentieel) gemiste omzet. Alles afwegend wordt de boete aldus gematigd, dat de totale boete (inclusief die van € 10.000,- zoals toegewezen door de rechtbank) € 1.000.000,- bedraagt. Voor verdergaande matiging bestaat geen aanleiding.

[naam gedaagde]

3.15

Ten aanzien van de vorderingen jegens [naam gedaagde] oordeelt het hof als volgt. [naam gedaagde] is geen partij bij de gewijzigde managementovereenkomst zodat van wanprestatie geen sprake is. Het handelen van [naam gedaagde] , zoals dat blijkt uit de onder 3.9 en 3.11 genoemde feiten en omstandigheden, is echter wel onrechtmatig jegens Fairmount. Hierbij moet in aanmerking worden genomen dat [naam gedaagde] de gewijzigde managementovereenkomst namens zowel OBM als Fairmount heeft ondertekend en dat hij als geen ander op de hoogte was van de inhoud daarvan, en van het belang van dat beding voor Fairmount. Gelet op de belangrijke rol die [naam gedaagde] ook na de overdracht van (de aandelen van) Fairmount had (zie onder 3.6), mocht van hem worden verwacht dat hij, na het door hemzelf geïnitieerde vertrek bij Fairmount, zou nalaten om zich op enigerlei wijze te bemoeien met de oprichting van een concurrent van Fairmount. [naam gedaagde] heeft zich echter onmiddellijk na zijn vertrek beziggehouden met de oprichting van een concurrerende onderneming en heeft er bovendien voor gezorgd dat deze onderneming van een volledig startkapitaal werd voorzien. Het hof is daarom (…) van oordeel dat de jegens [naam gedaagde] ingestelde vordering tot schadevergoeding, op te maken bij staat, voor toewijzing vatbaar is. (…)

(…)

Beslissing

Het hof:

(…)

- veroordeelt OMB om aan Fairmount te voldoen een bedrag van € 1.000.000,- (één miljoen euro) ter zake van verschuldigde boetes, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2011 tot de dag der algehele voldoening;

- veroordeelt [naam gedaagde] om aan Fairmount te vergoeden de schade die Fairmount heeft geleden als gevolg van het in r.o. 3.15 beschreven onrechtmatig handelen, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente;(…)”

2.2.

OMB heeft voldaan aan de veroordeling in het arrest tot betaling van € 1.000.000,- met wettelijke rente.

2.3.

Fairmount heeft (afgerond) in 2006 een winst behaald van USD 8.030.000, in 2007 een winst van USD 22.877.000, in 2008 een winst van USD 25.507.000, in 2009 een winst van USD 4.750.000, in 2010 een verlies van USD 6.576.000, in 2011 een winst van USD 12.568.000, in 2012 een winst van USD 6.093.000 en in 2013 een verlies van USD 2.124.000 (productie E6 Fairmount).

3. Het geschil

3.1.

Fairmount vordert na eiswijziging, samengevat, dat de rechtbank [naam gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt tot betaling van USD 51.203.000,- aan schadevergoeding wegens onrechtmatige daad, GBP 135.035,26 aan kosten deskundige en EUR 1.102,- aan vertaalkosten, alles te vermeerderen met wettelijke rente, met veroordeling van [naam gedaagde] in de kosten van het geding. Daarnaast vordert Fairmount, kort gezegd, dat de rechtbank [naam gedaagde] opdraagt een specificatie van zijn vermogen te verstrekken als hij niet voldoet aan het te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom.

3.2.

[naam gedaagde] voert verweer. Hij concludeert tot afwijzing van de vorderingen en veroordeling van Fairmount in de kosten van het geding, uitvoerbaar bij voorraad.

4. De beoordeling

5. De beslissing