Home

Rechtbank Rotterdam, 07-01-2022, ECLI:NL:RBROT:2022:89, 9486090 \ VZ VERZ 21-16135

Rechtbank Rotterdam, 07-01-2022, ECLI:NL:RBROT:2022:89, 9486090 \ VZ VERZ 21-16135

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
7 januari 2022
Datum publicatie
11 januari 2022
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2022:89
Zaaknummer
9486090 \ VZ VERZ 21-16135

Inhoudsindicatie

Voldoende is komen vast te staan dat het door de werknemer aan de werkgever overgelegde coronatestbewijs is vervalst. Het plegen van een strafbaar feit ten einde werkgever te misleiden is levert een dringende reden op voor ontslag op staande voet.

Uitspraak

zaaknummer: 9486090 \ VZ VERZ 21-16135

uitspraak: 7 januari 2022

Beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,

in de zaak van:

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats verzoeker],

verzoeker,

gemachtigde: mr. M. El Idrissi, advocaat te Rotterdam,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

CONTROCO EXPEDITIE EN CONTROLE B.V.,

gevestigd te Rhoon,

verweerster,

gemachtigde: mr. G.F. van den Ende, advocaat te Rotterdam.

Partijen zullen hierna “[verzoeker]” en “Controco” worden genoemd.

1. De procedure

1.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

het verzoekschrift met producties 1 t/m 4;

-

het verweerschrift met producties 1 t/m 5.

1.2

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 december 2021. Namens [verzoeker] is verschenen zijn gemachtigde mr. M. El Idrissi. [verzoeker] zelf is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen. Namens Controco is verschenen [naam] ([functie]), bijgestaan door mr. G.F. van den Ende als gemachtigde. Partijen hebben ieder het eigen standpunt (nader) toegelicht. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden door de griffier.

1.3

De uitspraak van deze beschikking is door de kantonrechter op heden bepaald.

2. De feiten

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:

2.1

[verzoeker], geboren op [geboortedatum verzoeker], is op 17 april 2021 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot en met 31 december 2021 bij Controco in dient getreden.

2.2

[verzoeker] was bij Controco laatstelijk werkzaam in de functie van Operationeel Medewerker tegen een salaris van € 1.828,42 bruto per maand exclusief vakantiegeld en overige emolumenten.

2.3

Bij e-mailbericht van 6 augustus 2021 is [verzoeker] in verband met zijn ziekmelding uitgenodigd om op 9 augustus 2021 om 14.30 uur het spreekuur te bezoeken van de bedrijfsarts op de locatie [adres 1].

2.4

[verzoeker] heeft vervolgens op 9 augustus 2021 kort voor het geplande bezoek aan de bedrijfsarts het volgende per e-mail aan Controco laten weten:

“Goedemorgen,

Vandaag op 09-08 zou ik een afspraak hebben bij de bedrijfsrats. Helaas ben ik na een weekend grieperig te zijn geweest, positief getest op Corona.

Hierdoor ben ik niet in staat om naar de afspraak te komen.”.

Bij dat e-mailbericht heeft [verzoeker] een testbewijs meegestuurd dat volgens de vermelding op 7 augustus 2021 is afgegeven door het Corona test Center.

2.5

Op 17 augustus 2021 heeft Controco [verzoeker] op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief d.d. 17 augustus 2021 is door de gemachtigde van Controco ter zake het ontslag vermeld:

“(…)
Cliënte informeerde mij er over dat u op 9 augustus 2021 niet op het spreekuur van de bedrijfsarts verschenen bent omdat u op 7 augustus 2021 positief op CIVID 19 getest zou zijn en als bewijs daarvoor een schriftelijke COVD 19 testverklaring aan cliënte had verstrekt.

Omdat de op de testverklaring staande geboortedatum niet overeenstemde met uw geboortedatum en omdat het lettertype waarin uw naam op het document vermeld staat niet overeenstemt met de rest van het document is er bij cliënte twijfel ontstaan over de echtheid van dit document. Cliënte heeft u hiervan onmiddellijk per e-mail in kennis gesteld en op maandag 16 augustus 2021 uitgenodigd voor een gesprek.

In het gesprek met cliënte heeft u desgevraagd uitdrukkelijk bevestigd dat u de door u overgelegde schriftelijke COVID 19 testverklaring echt was. U heeft cliënte er ook over geïnformeerd waar u in Rotterdam de test hebt laten afnemen en van welke COVID-testlocatie de testverklaring afkomstig is.

Inmiddels heeft cliënte contact opgenomen met het Corona-testcentrum dat vermeld staat op de door u verstrekte COVID 19 testverklaring en van die zijde mogen vernemen dat zij de door u aan cliënte verstrekte COVID 19 testverklaring niet hebben opgesteld.

Thans staat daarmee voor cliënte vast dat u valsheid in geschrifte hebt gepleegd om daarmee te trachten uw werkgever om de tuin te leiden en het niet nakomen van de op u rustende re-integratieverplichtingen te verdoezelen.

Het hiervoor omschreven gedrag waarbij u cliënte door het plegen van een strafbaar feit hebt getracht te misleiden is voor cliënte absoluut onacceptabel en zij ziet zich als gevolg hiervan genoodzaakt het dienstverband met u onverwijld op te zeggen. Uw voor omschreven gedrag is een dringende reden om u hierbij op staande voet te ontslaan.

(…)”.

2.6

Bij brief d.d. 23 augustus 2021 heeft [verzoeker] zich via zijn gemachtigde - kort samengevat - op het standpunt gesteld dat een grond voor het gegeven ontslag op staande voet ontbreekt. Door de gemachtigde van [verzoeker] is Controco daarbij verzocht het gegeven ontslag op staande voet in te trekken, het re-integratietraject weer op te starten en tot doorbetaling van het salaris over te gaan.

2.7

Bij e-mail d.d. 26 augustus 2021 heeft de gemachtigde van Controco aan de gemachtigde van [verzoeker], voor zover hierna van belang, het volgende bericht:

Uw cliënt is op 16 augustus 2021 in een gesprek met cliënte op de onregelmatigheden in de door hem verstrekte Covid-19 testverklaring gewezen en gevraagd naar zijn visie hierop. Uw cliënt heeft in antwoord hierop details verstrekt over de Covid-19 testlocatie waar hij zich zou hebben laten testen en benadrukte dat de Covid19-testverklaring echt was.

Na onderzoek heeft cliënte uw op 17 augustus 2021 wederom met uw client gesproken bij gelegenheid waarvan uw client is geconfronteerd met de bevindingen van het onderzoek en hem wederom om een reactie is gevraagd. Bij deze gelegenheid heeft uw client er in volhard dat de Covid-19 testverklaring echt was.

Uit onderzoek is gebleken dat de Covid-19 testverklaring niet echt is en dat het bedrijf dat op de door uw client verstrekte Covid-19 tekstverklaring staat vermeld geen testlocatie heeft op de door uw client aangegeven locatie.

Uw client heeft valsheid in geschrifte gepleegd hetgeen onder de gegeven omstandigheden voor cliënte een dringen reden is geweest om uw client op staande voet te ontslaan. Cliënte ziet geen reden om dit ontslag in te trekken.

3. Het verzoek

3.1

[verzoeker] verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de opzegging c.q. het gegeven ontslag op staande voet te vernietigen en Controco te veroordelen om binnen twee dagen na het wijzen van de beschikking:

  1. an [verzoeker] te betalen een billijke vergoeding conform artikel 7:681 BW ter hoogte van € 5.000,-;

  2. aan [verzoeker] te betalen een bedrag gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren, dan wel van rechtswege zou zijn geëindigd. Conform artikel 7:677 lid 2 e.v. BW betreft dit een bedrag van € 8.884,08 bruto;

  3. aan [verzoeker] te betalen de transitievergoeding van € 464,- bruto;

  4. aan [verzoeker] te betalen een bedrag inzake de eindafrekening (vakantiegeld en niet opgenomen vakantiedagen);

  5. aan [verzoeker] schriftelijk een deugdelijke netto/bruto specificatie te verstrekken, waarin de bedragen en betalingen van sub a tot en met d zijn verwerkt, op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 100,- per dag, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen dwangsom per dag, met een maximum van € 10.000,-, na de datum van de beschikking dat Lurco (de kantonrechter leest: Controco) niet voldoet aan de beschikking;

  6. aan [verzoeker] te betalen de wettelijke rente over de onder a, b, c, d en e genoemde bedragen vanaf het opeisbaar worden van die bedragen tot de dag der algehele voldoening;

  7. te betalen de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van de in deze te wijzen beschikking.

3.2

Aan het verzoek heeft [verzoeker] - samengevat weergegeven en voor zover hierna van belang - het volgende ten grondslag gelegd.

3.3

[verzoeker] is op 17 augustus 2021 door Controco voor een gesprek op kantoor uitgenodigd. Die dag heeft er feitelijk geen gesprek plaatsgevonden, maar is [verzoeker] al gelijk na binnenkomst te verstaan gegeven dat hij op staande voet was ontslagen. Aan [verzoeker] is voorts direct de ontslagbrief overhandigd. [verzoeker] heeft daarnaast geen gelegenheid gehad om zijn kant van het verhaal te doen.

3.4

[verzoeker] stelt zich op het standpunt dat hij zich altijd als een goede werknemer heeft gedragen en van een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet geen sprake kan zijn. [verzoeker] betwist aan Controco een dringende reden voor ontslag op staande voet te hebben gegeven. Daarnaast is niet voldaan aan het onverwijldheidsvereiste en aan hoor en wederhoor.

3.5

Voor wat betreft het gesprek dat op 16 augustus 2021 heeft plaatsgevonden, betwist [verzoeker] de inhoud van de e-mail d.d. 26 augustus 2021 van Controco. Voor Controco bestond er daarnaast geen rechtsgrond om [verzoeker] naar een Covid-19 testverklaring te vragen. Het betreft medische informatie en [verzoeker] zal dergelijke informatie enkel aan de bedrijfsarts verstrekken. Controco heeft in strijd gehandeld met goed werkgeverschap nu zij medische gegevens van [verzoeker] heeft gevraagd en vastgelegd. Daarnaast geldt, dat ook in het geval juist is dat [verzoeker] uit eigen beweging informatie heeft verstrekt, het Controco niet was toegestaan om deze informatie vast te leggen en te delen met derden. Controco heeft de Covid-19 testverklaring gedeeld met het Corona Test Center. Voorgaand handelen is in strijd met de Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: AVG) alsook met het bepaalde in artikel 8 EVRM. Door [verzoeker] wordt ter onderbouwing van zijn standpunt verwezen naar een tweetal uitspraken van de Hoge Raad (HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1632 en HR 18 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:942). Voor de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [verzoeker] is geen rechtvaardigingsgrond aanwezig. Het gevolg dient te zijn dat het door Controco onrechtmatig verkregen bewijs in de onderhavige zaak buiten beschouwing dient te worden gelaten.

3.6

Voor zover Controco zich op het standpunt stelt dat [verzoeker] zich niet aan zijn re-integratieverplichtingen heeft gehouden, geldt dat de te bewandelen weg is het opleggen van een loonsanctie en niet het ontslaan van een werknemer. [verzoeker] betwist daarnaast dat hij zich niet aan zijn re-integratieverplichtingen heeft gehouden nu er op 9 augustus 2021 geen consult bij de bedrijfsarts was ingepland. Controco had [verzoeker] immers nog niet laten oproepen voor een consult.

4. Het verweer

5. De beoordeling

6. De beslissing