Home

Rechtbank Rotterdam, 30-06-2023, ECLI:NL:RBROT:2023:6037, KTN-10115214_30062023

Rechtbank Rotterdam, 30-06-2023, ECLI:NL:RBROT:2023:6037, KTN-10115214_30062023

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
30 juni 2023
Datum publicatie
1 augustus 2023
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2023:6037
Zaaknummer
KTN-10115214_30062023

Inhoudsindicatie

Arbeidszaak. Afwijzing vordering tot terugbetaling van met loon verrekende studiekosten. De verrekening betreft studiekosten voor niet verplichte scholing en is gebaseerd op een studiekostenregeling die voldoet aan de eisen daaraan gesteld in de rechtspraak.

Uitspraak

locatie Rotterdam

zaaknummer: 10115214 CV EXPL 22-29413

datum uitspraak: 30 juni 2023

Vonnis van de kantonrechter

in de zaak van

[eiser01] ,

woonplaats: [woonplaats01] ,

eiser,

gemachtigde: mr. M. Shaaban

tegen

Digihero B.V. ,

vestigingsplaats: Rotterdam,

gedaagde,

gemachtigde: [gemachtigde01] .

De partijen worden ‘ [eiser01] ’ en ‘Digihero’ genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:

-

de dagvaarding van 19 september 2022, met bijlagen;

-

het antwoord, met een voegingsincident, en met een eis in (voorwaardelijke) reconventie (tegeneis), voor het geval dat de voeging wordt toegewezen, met bijlagen;

-

het antwoord in (voorwaardelijke) reconventie, met bijlagen;

-

het vonnis in incident van 24 februari 2023, waarin de voeging is afgewezen en geoordeeld is dat een mondelinge behandeling moet plaatsvinden.

1.2.

Op 31 mei 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken met [eiser01] , bijgestaan door mr. Shaaban, en met [naam01] voor Digihero, bijgestaan door [gemachtigde01] .

1.3.

De datum van de uitspraak van het vonnis is bepaald op heden. Dit betreft alleen een uitspraak over de oorspronkelijke eis, omdat de voorwaarde waaronder de tegeneis is ingesteld niet vervuld is, zodat die eis niet ter beoordeling voorligt en daarover dus geen beslissing hoeft te worden genomen.

2 De beoordeling

waar gaat het om?

2.1.

[eiser01] heeft gewerkt bij Digihero, aanvankelijk als stagiair en vanaf 28 april 2021 op basis van een arbeidsovereenkomst, die op 28 november 2021 verlengd is met 12 maanden. Door opzegging door [eiser01] is de arbeidsovereenkomst per 9 september 2022 geëindigd. Tijdens het dienstverband heeft [eiser01] voor rekening van Digihero de cursus Monteur Beveiligingssystemen (hierna: MBV) gevolgd. De kosten daarvan bedroegen € 2.807,-. In verband hiermee zijn partijen op 22 september 2021 een studiekostenregeling overeengekomen, met een regeling voor de terugbetaling van studiekosten als de arbeidsovereenkomst door toedoen van [eiser01] voortijdig wordt beëindigd. Bij de eindafrekening heeft Digihero € 1.504,92 netto aan restant studiekosten verrekend met het aan [eiser01] uit te betalen loon. [eiser01] is het daarmee niet eens.

het geschil

2.2.

[eiser01] eist samengevat om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Digihero te veroordelen tot betaling aan hem van € 1.504,92 netto aan achterstallig loon, met rente en met 50% wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 BW, en de proceskosten.

2.3.

[eiser01] baseert de eis op artikel 7:611a BW en stelt zich - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - op het volgende standpunt. Digihero heeft ten onrechte de studiekosten in mindering gebracht op zijn loon. In dit verband wijst [eiser01] erop dat hij de MBV-cursus heeft moeten volgen op instructie en ten behoeve van Digihero. Het betrof scholing noodzakelijk voor de uitoefening van de functie, die Digihero verplicht is te verstrekken. De kosten hiervan dienen voor rekening van Digihero te blijven. Daarnaast voldoet de studiekostenregeling niet aan de vereisten die op grond van de jurisprudentie 1 aan een dergelijke regeling gesteld worden, te meer bij een studieplicht. Daarom eist [eiser01] dat het bedrag van € 1.504,92 netto alsnog aan hem wordt uitbetaald, met rente en wettelijke verhoging. Het betreft loon, zodat het bepaalde in artikel 7:625 BW van toepassing is.

2.4.

Digihero is het niet eens met de eis en concludeert tot afwijzing daarvan met veroordeling van [eiser01] in de proceskosten en de nakosten.

wat vindt de kantonrechter hiervan?

2.5.

De kantonrechter volgt het standpunt van Digihero en wijst de eis van [eiser01] af om de volgende redenen.

2.6.

Niet gebleken is dat Digihero verplicht is geweest om [eiser01] de scholing te verstrekken die hij heeft gevolgd, op grond van haar verbindende voorschriften als bedoeld in artikel 7:611a lid 2 BW, zodat het bepaalde in dat lid, gelezen in samenhang met lid 4 van het artikel niet in de weg staat om kosten van de MBV-cursus te verrekenen met het loon van [eiser01] .

2.7.

Ook staat niet vast dat de MBV-cursus anderszins verplicht verstrekt moest worden of dat [eiser01] de cursus op grond van instructie van Digihero heeft moeten volgen, want Digihero heeft dat gemotiveerd weersproken. Nergens blijkt uit dat de cursus verplicht is gesteld.

2.8.

Het aangevoerde door Digihero dat [eiser01] en anderen de cursus aangeboden is en het hen vrij stond hiervan al dan niet gebruik te maken, met het oog op promotie, dat [eiser01] het aanbod, met loonsverhoging in het verschiet, heeft aanvaard, maar anderen niet, terwijl één van hen nog steeds werkt bij Digihero, is onvoldoende weersproken en duidt op vrijwillige deelname aan de cursus. De omstandigheid dat [eiser01] al voor aanvang van de cursus werkte voor Digihero en na het zakken voor de examens en het niet behalen van het MBV-diploma voor Digihero is blijven werken, duidt er eveneens op dat de opleiding niet noodzakelijk en verplicht is geweest voor het werk. De omstandigheid dat Digihero hem heeft aangemeld voor de cursus bij het opleidingsinstituut en [eiser01] dat niet zelf heeft gedaan, maakt dat niet anders. De omstandigheid dat [eiser01] door Digihero geplaatst is bij zusterbedrijf Rosecure B.V., een gecertificeerd beveiligingsbedrijf, kan ook niet leiden tot de conclusie dat [eiser01] door Digihero gehouden is geweest om de cursus te volgen. Daarbij is mede van belang dat Digihero heeft aangevoerd dat niet voor al het werk dat Rosecure verricht een MBV-diploma vereist is en dat het ontbreken van het diploma er niet aan in de weg heeft gestaan voor [eiser01] om te werken bij Rosecure.

2.9.

De overeengekomen studiekostenregeling, die in essentie bepaalt dat onder omstandigheden de kosten van de MBV-opleiding (deels) terugbetaald moeten worden aan Digihero, is duidelijk en voldoet ook aan de andere eisen die daaraan gesteld worden in de rechtspraak. In de overeenkomst worden de kosten van de opleiding vermeld, te weten

€ 2.807,-. Ook is een periode vastgesteld waarin Digihero baat heeft van de tijdens de studie verworven kennis en vaardigheden, te weten maximaal 4 jaar. Tevens is bepaald dat de terugbetalingsverplichting naar evenredigheid vermindert gedurende deze periode. Het gaat om terugbetaling van 100%, 75%, 50% of 25% van de kosten binnen 1, 2, 3 respectievelijk 4 jaar na het behalen van het diploma of het volgen van de cursus. Voorts volgt uit de regeling dat de kosten alleen hoeven te worden terugbetaald indien de arbeidsovereenkomst door toedoen van de werknemer voortijdig wordt beëindigd.

2.10.

Gelet hierop en gezien het feit dat [eiser01] zelf gekozen heeft om de arbeidsovereen-komst tussentijds op te zeggen, is voor Digihero aanspraak ontstaan op terugbetaling van de studiekosten. Bij de mondelinge behandeling is naar voren gebracht dat een deel van de studiekosten al ingehouden is. Daartegen is niet geageerd. Het gestelde biedt geen grond voor het oordeel dat Digihero het restant van de studiekosten niet heeft mogen verrekenen met de loonbedragen die zij aan [eiser01] verschuldigd is geworden in verband met de beëindiging van het dienstverband. Daarom wordt de eis afgewezen. Dat lot treft ook nevenvorderingen.

proceskosten

2.11.

[eiser01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Digihero tot vandaag vast op € 398,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 199,-). Voor kosten die Digihero maakt na deze uitspraak moet [eiser01] een bedrag betalen van € 99,50 (½ punt x € 199,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).

3 De beslissing

De kantonrechter:

3.1.

wijst de eis af;

3.2.

veroordeelt [eiser01] in de proceskosten, die aan de kant van Digihero tot vandaag worden vastgesteld op € 398,-.

Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en in het openbaar uitgesproken.

465