Home

Rechtbank Rotterdam, 10-10-2024, ECLI:NL:RBROT:2024:9839, 11191387 VV EXPL 24-335

Rechtbank Rotterdam, 10-10-2024, ECLI:NL:RBROT:2024:9839, 11191387 VV EXPL 24-335

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
10 oktober 2024
Datum publicatie
14 oktober 2024
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2024:9839
Zaaknummer
11191387 VV EXPL 24-335

Inhoudsindicatie

Loonvordering in kort geding; geen gevolg ontbreken deskundigenverklaring UWV bij betwisting arbeidsongeschiktheid door werkgever. De hoofdregel van artikel 7:629a BW bepaalt dat in het geval een werknemer loon vordert tijdens ziekte die vordering door de rechter wordt afgewezen als – kort gezegd – een deskundigenverklaring van het UWV ontbreekt. In kort geding procedures geldt echter, anders dan op de zitting is overwogen, een uitzondering op deze regel. De Hoge Raad overweegt in zijn arrest van 14 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1673) namelijk dat in verband met de aard van het kort geding als spoedprocedure, het doel van efficiënte geschilbeslechting en de omstandigheid dat het voorschrift niet in het belang van de werkgever is gegeven, moet worden aangenomen dat het in een kort geding steeds aan de rechter is overgelaten om te bepalen of het overleggen door de werknemer van een deskundigenverklaring als bedoeld in artikel 7:629a lid 1 BW wenselijk is. Deze uitzondering geldt niet als de werknemer voldoende tijd voor aanvang van de kort geding procedure heeft gehad om een deskundigenoordeel aan te vragen omdat hem bijvoorbeeld al langer bekend is dat de werkgever de arbeidsongeschiktheid betwist (ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ5740). Dit laatste geldt hier niet nu werkgever pas bij conclusie van antwoord de betwisting aanvoert. Toch oordeelt de kantonrechter dat het overleggen van een deskundigenverklaring in deze niet wenselijk c.q. nodig is nu de loonvordering op een andere grond wordt afgewezen.

Uitspraak

locatie Rotterdam

zaaknummer: 11191387 VV EXPL 24-335

datum uitspraak: 9 oktober 2024

Vonnis in kort geding van de kantonrechter

in de zaak van

[eiser] ,

woonplaats: Rotterdam,

eiser,

gemachtigde: mr. W.M. Everwijn,

tegen

Re-Flexx Services B.V.,

vestigingsplaats: Rotterdam,

gedaagde,

die zelf procedeert, vertegenwoordigd door [persoon A] .

De partijen worden hierna ‘ [eiser] ’ en ‘Re-Flexx’ genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:

-

de dagvaarding van 8 juli 2024, met bijlagen;

-

het antwoord, met bijlagen;

-

de akte verlaging van eis, met bijlage.

1.2.

Op 25 september 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig de heer [eiser] , vergezeld van zijn partner en bijgestaan door genoemde gemachtigde, en namens Re-Flexx de heer [persoon A] .

2 De beoordeling

Wat is de kern?

2.1.

[eiser] heeft sinds december 2019 gewerkt voor het bedrijf van zijn broer,

Re-Flexx. Re-Flexx heeft op 6 mei 2024 een ontslagvergunning wegens bedrijfseconomische redenen aangevraagd bij het UWV. [eiser] heeft zich op 9 mei 2024 ziek gemeld. Hij stelt dat Re-Flexx vanaf de ziekmelding te weinig loon (90%) betaald heeft en het vakantiegeld te laat. [eiser] vordert in deze procedure de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente over het achterstallige loon ad € 72,11 en het vakantiegeld ad

€ 2.520,-. Daarnaast vordert hij doorbetaling van het loon vanaf periode 6 (van 20 mei tot en met 16 juni 2024), vermeerderd met de wettelijke verhoging en rente.

Wat is de conclusie?

2.2.

De kantonrechter zal alleen de wettelijke rente toewijzen over het vakantiegeld over de periode dat dit te laat betaald is. De rest van de vorderingen worden afgewezen. Daartoe wordt als volgt overwogen.

Spoedeisendheid

2.3.

Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat [eiser] heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor Flexx-Services als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.

Geen gevolg ontbreken deskundigenverklaring UWV

2.4.

Re-Flexx betwist de arbeidsongeschiktheid van [eiser] . De hoofdregel van artikel 7:629a BW bepaalt dat in het geval een werknemer loon vordert tijdens ziekte die vordering door de rechter wordt afgewezen als – kort gezegd – een deskundigenverklaring van het UWV ontbreekt. In kort geding procedures geldt echter, anders dan op de zitting is overwogen, een uitzondering op deze regel. De Hoge Raad overweegt in zijn arrest van

14 september 20181 namelijk dat in verband met de aard van het kort geding als spoedprocedure, het doel van efficiënte geschilbeslechting en de omstandigheid dat het voorschrift niet in het belang van de werkgever is gegeven, moet worden aangenomen dat het in een kort geding steeds aan de rechter is overgelaten om te bepalen of het overleggen door de werknemer van een deskundigenverklaring als bedoeld in artikel 7:629a lid 1 BW wenselijk is. Deze uitzondering geldt niet als de werknemer voldoende tijd voor aanvang van de kort geding procedure heeft gehad om een deskundigenoordeel aan te vragen omdat hem bijvoorbeeld al langer bekend is dat de werkgever de arbeidsongeschiktheid betwist2. Dit laatste geldt hier niet nu Re-Flexx pas bij conclusie van antwoord de betwisting aanvoert. Toch oordeelt de kantonrechter dat het overleggen van een deskundigenverklaring in deze niet wenselijk c.q. nodig is nu de loonvordering op een andere grond wordt afgewezen.

Afwijzing van de vordering toekomstige loontermijnen, wettelijke verhoging en rente

2.5.

Re-Flexx betwist tijdens de ziekte van [eiser] 100% van het loon te moeten doorbetalen, de kantonrechter geeft hem daarin gelijk en wel om het volgende. Re-Flexx heeft bij conclusie van antwoord aangevoerd dat op de arbeidsovereenkomst met [eiser] de NBBU cao van toepassing is (zie productie 3) en dat in deze cao is bepaald dat bij de eerste 52 weken van ziekte 90% van het loon wordt uitbetaald. De toepasselijkheid van deze cao is niet weersproken door [eiser] . Re-Flexx heeft dus terecht vanaf 9 mei 2024 90% van het loon betaald.

2.6.

Re-Flexx heeft vervolgens aangevoerd dat zij tot en met periode 9 (= tot en met

8 september 2024) 90% van het loon heeft doorbetaald. Ter zitting is dit erkend door [eiser] . Nu tussen partijen vaststaat dat de arbeidsovereenkomst na het verlenen van de ontslagvergunning door het UWV per 24 augustus 2024 is geëindigd, eindigt daarmee per die datum de verplichting tot doorbetaling van het loon. Re-Flexx heeft aan haar loonbetalingsverplichtingen voldaan en zelfs nog tot 9 september 2024 90% van het loon betaald, terwijl dat na 24 augustus 2024 niet verplicht was.

2.7.

Nu door [eiser] niet is betwist dat deze periodieke betalingen tijdig zijn gedaan, wordt de gevorderde wettelijke verhoging en rente hierover eveneens afgewezen.

2.8.

Voor zover [eiser] betaling van vakantiegeld opgebouwd vanaf juni 2024 vordert, geldt dat hij Re-Flexx kan verzoeken een eindafrekening kan opmaken op basis van wat in dit vonnis is overwogen.

Wettelijke verhoging en rente over achterstallig loon mei en vakantiegeld

2.9.

Het verschuldigde loon is op tijd betaald zodat Re-Flexx geen wettelijke verhoging en rente is verschuldigd.

2.10.

De gevorderde wettelijke verhoging over het te laat betaalde bedrag van € 2.520,- aan vakantiegeld wordt toegewezen. Artikel 7:625 BW bepaalt namelijk – kort gezegd – dat als het verschuldigde loon niet uiterlijk de derde werkdag waarop dat had moeten gebeuren, wordt betaald de werknemer aanspraak heeft op een verhoging wegens vertraging. Dit artikel bepaalt echter ook dat de rechter de verhoging kan beperken tot zodanig bedrag als hem met het oog op de omstandigheden billijk zal voorkomen. In dit geval ziet de kantonrechter aanleiding de wettelijke verhoging te matigen tot nihil. Het vakantiegeld had op vrijdag 21 juni 2024 betaald moeten zijn en is betaald op maandag 9 juli 2024, althans dat is niet betwist door [eiser] . Voor een dergelijke korte overschrijding van de betalingstermijn (die startte op woensdag 26 juni) is de wettelijke rente een afdoende sanctie.

2.11.

De wettelijke rente over € 2.520,- zal worden toegewezen vanaf 21 juni 2024 tot en met 9 juli 2024.

Veroordeling in de proceskosten

2.12.

Omdat [eiser] overwegend in het ongelijk is gesteld (en zelfs te veel loon heeft ontvangen; zie 2.6) zal hij in de kosten van de procedure worden veroordeeld. Dat betekent dat hij zijn eigen kosten moet dragen en de kosten van Re-Flexx moet vergoeden. De kosten van Re-Flexx worden tot vandaag begroot op € 50,00.

Uitvoerbaar bij voorraad verklaring

2.13.

Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiser] dat eist en re-Flexx daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3 De beslissing

De kantonrechter:

3.1.

veroordeelt Re-Flexx om aan [eiser] te betalen de wettelijke rente over € 2.520,- vanaf 21 juni 2024 tot en met 9 juli 2024;

3.2.

veroordeelt [eiser] in de proceskosten die tot vandaag aan de zijde van Re-Flexx worden begroot op € 50,00;

3.3.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

3.4.

wijst al het andere af.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en in het openbaar uitgesproken.

745