Rechtbank Utrecht, 17-08-2005, AU1622, 398423 CU EXPL 05-1390
Rechtbank Utrecht, 17-08-2005, AU1622, 398423 CU EXPL 05-1390
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Utrecht
- Datum uitspraak
- 17 augustus 2005
- Datum publicatie
- 29 augustus 2005
- ECLI
- ECLI:NL:RBUTR:2005:AU1622
- Zaaknummer
- 398423 CU EXPL 05-1390
- Relevante informatie
- Wet op het consumentenkrediet [Tekst geldig vanaf 01-01-2019] art. 9
Inhoudsindicatie
Aandelenlease. Spaarbeleg - Sprintplan. Wet op het consumentenkrediet is mogelijk van toepassing, terwijl niet kan worden vastgesteld of Spaarbeleg ten tijde van het sluiten van de overeenkomst over een vergunning als bedoeld in artikel 9 WCK beschikte. Spaarbeleg wordt in de gelegenheid gesteld zich hierover uit te laten.
Uitspraak
RECHTBANK UTRECHT
SECTOR KANTON, LOCATIE UTRECHT
Vonnis in de zaak van:
[eiser],
wonende te Bergen op Zoom,
verder ook te noemen: [eiser],
eisende partij,
gemachtigde: mr. A. Kurt, advocaat te Prinsenbeek, gemeente Breda.
tegen:
de naamloze vennootschap
AEGON BANK N.V., tevens handelend onder de naam Spaarbeleg,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen: Spaarbeleg,
gedaagde partij,
rolgemachtigde: F. Kruythof, gerechtsdeurwaarder te Utrecht,
gemachtigden: mr. B.W.G. van der Velden en mr. J.J.P Bos, advocaten te Amsterdam.
Verloop van de procedure
[eiser] heeft een vordering ingesteld.
Spaarbeleg heeft geantwoord op de vordering.
[eiser] heeft voor repliek geconcludeerd en daarbij zijn eis verminderd, en Spaarbeleg heeft voor dupliek geconcludeerd.
Hierna is uitspraak bepaald.
Motivering
1. Tussen partijen staan de volgende feiten vast.
a. Spaarbeleg is een financiële instelling die overeenkomsten sluit met betrekking tot financiële producten, waaronder het zogenaamde SprintPlan.
a. Op 1 oktober 1999 heeft [eiser] met Spaarbeleg een Sprintplan-overeenkomst (hierna: de overeenkomst) gesloten. De overeenkomst heeft een looptijd van 60 maanden waarbij waarbij [eiser] van Spaarbeleg door Spaarbeleg aangekochte effecten/participaties met een aankoopbedrag van € 10.210,05 (ƒ 22.500,00) least.
c. Maandelijks dient een bedrag van € 68,07 (ƒ 150,00) aan rente te worden betaald. Aan het einde van de looptijd van de overeenkomst dient het door Spaarbeleg geleende bedrag te worden terugbetaald. Aan de overeenkomst is een Garantiewaarde verbonden. Deze Garantiewaarde garandeert dat de verkoopopbrengst van iedere participatie op de einddatum minimaal gelijk is aan een percentage van de koopprijs die daarvoor bij aanvang is betaald. In het geval van [eiser] betrof de garantiewaarde 100% van de aankoopprijs.
d. Op de overeenkomst zijn de door Spaarbeleg gehanteerde Algemene Voorwaarden van toepassing. De tekst van de Algemene Voorwaarden luidt voor zover relevant als volgt:
“5.1 Op de aanvangsdatum van een Spaarbeleg SprintPlan-contract worden voor rekening en risico van de Cliënt een aantal (…) Participaties van de desbetreffende serie aangekocht. De Aankoopsom wordt gefinancierd door Spaarbeleg, die ervoor zorgt dat de Aankoopsom tijdig aan het Spaarbeleg GarantieFonds wordt betaald. De desbetreffende (…) Participaties worden op naam van Stichting SpaarbelegGiro gesteld, die deze voor rekening en risico van de Cliënt gaat houden. Vanaf het moment waarop deze transactie is verricht, is de Cliënt Deelnemer in de desbetreffende Portefeuille.
5.2 Het door de Deelnemer op zijn inschrijfformulier vermelde maandbedrag is rente over de Aankoopsom van de voor hem aangekochte (…) Participaties. (...)
7.1 Bij afloop van het Spaarbeleg SprintPlan-contract van een Deelnemer op een einddatum van de desbetreffende Portefeuille, maken AEGON Bank en Stichting AEGON BeleggingsGiro voor die Deelnemer een eindafrekening op, die binnen twee weken na de einddatum aan de Deelnemer wordt toegezonden. Op de eindafrekening wordt vermeld:
(a) het bedrag dat na de einddatum wordt uitgekeerd op de (…) Participaties die Stichting AEGON BeleggingsGiro alsdan voor Deelnemer houdt, (b) de voor het desbetreffende Spaarbeleg SprintPlan-contract geldende (restant-) Aankoopsom en (c) al hetgeen de Deelnemer alsdan verder nog uit hoofde van zijn Spaarbeleg SprintPlan-contract aan AEGON Bank verschuldigd mocht zijn. Het saldo van de eindafrekening is het bedrag van de onder (a) bedoelde post, verminderd met het gezamenlijke bedrag van de onder (b) en (c) bedoelde posten. (...)
7.3 Indien het in artikel 7.1 bedoelde saldo van de eindafrekening negatief mocht zijn, is de Deelnemer verplicht tot bijbetaling van dit saldo aan AEGON Bank. (...)
9.3 Alle voor- en nadelen verbonden aan Participaties die Stichting AEGON BeleggingsGiro voor een Deelnemer houdt, zijn voor rekening en risico van de desbetreffende Deelnemer."
a. [eiser] heeft vanwege de overeenkomst € 3.607,71 aan Spaarbeleg voldaan. Aan het einde van de overeenkomst is geen restschuld ontstaan.
2. [eiser] vordert - na eisvermindering bij repliek - dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
- verklaart voor recht dat de overeenkomst nietig is op basis van artikel 3:44 lid 3 BW en/of op basis van artikel 6:226 BW en/of op basis van artikel 1:88 BW, dan wel bij vonnis te bepalen dat de overeenkomst nietig is;
- verklaart voor recht dat de overeenkomst is ontbonden op grond van artikel 6:267 BW juncto 6:265 BW;
- Spaarbeleg veroordeelt tot het betalen van schadevergoeding vanwege misleidende reclame;
en Spaarbeleg veroordeelt tot betaling van het door [eiser] betaalde bedrag, te weten € 3.607,71, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de data van betaling, dan wel vanaf 19 januari 2005, althans de dag der dagvaarding, tot de voldoening, met veroordeling van Spaarbeleg in de proceskosten.
3. Spaarbeleg voert verweer tegen de vordering van [eiser] en concludeert tot afwijzing daarvan.
4. Aangezien het in dit geding gaat om een overeenkomst waarop mogelijk de Wet op het Consumentenkrediet (WCK) van toepassing is, overweegt de kantonrechter ambtshalve omtrent die toepasselijkheid het navolgende.
5. De kredietsom bedraagt in het onderhavige geval € 6.800,70 en blijft daarmee onder de in artikel 3 lid 1 WCK genoemde limiet.
6. In de WCK wordt onder krediettransactie verstaan iedere overeenkomst en ieder samenstel van overeenkomsten met de strekking dat:
- door of vanwege de kredietgever aan de kredietnemer een geldsom ter beschikking wordt gesteld en de kredietnemer aan de kredietgever een of meer betalingen doet (art. 1 aanhef en sub a onder 1 WCK),
- door of vanwege de kredietgever aan de kredietnemer het genot van een roerende zaak wordt verschaft of een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen dienst wordt verleend en de kredietnemer aan de kredietgever een of meer betalingen doet (art. 1 aanhef en sub a onder 2 WCK).
Blijkens de Memorie van Toelichting staat in de wet centraal het begrip krediettransactie, dat beoogt alle relevante vormen van consumentenkrediet te omvatten. Daarbij is uitgangspunt dat een feitelijke omschrijving wordt gegeven van de verschillende elementen waaruit een krediettransactie kan bestaan.
7. De onderhavige overeenkomst kenmerkt zich hierdoor dat Spaarbeleg als aanbieder van de participaties aan [eiser] ter financiering van die participaties een bedrag ter beschikking heeft gesteld, waarover [eiser] periodiek rente diende te betalen en welk bedrag [eiser] aan het einde van de looptijd diende terug te betalen.
Voor de vraag of de WCK van toepassing is op een overeenkomst met deze kenmerken is allereerst van belang of de overeenkomst geacht moet worden een relevante vorm van consumentenkrediet te zijn, met andere woorden of het hier gaat om een transactie waarvoor de wet beoogt de consument bescherming te bieden.
De kantonrechter is van oordeel dat dat het geval is. Als gevolg van de marktstrategie van de aanbieders, waaronder Spaarbeleg, is de effectenleaseconstructie door (potentiële) afnemers in toenemende mate opgevat als een voor iedereen toegankelijke mogelijkheid om een graantje mee te pikken van de gunstige beursontwikkelingen.
Daarbij is door de aanbieders de nadruk gelegd op het reeds profiteren, met andere woorden consumeren, van het genot verbonden aan de aandelen die met geleend geld zijn, respectievelijk nog zullen worden, aangeschaft vóórdat, en in sommige gevallen zonder dat, de eigendom is overgedragen. Aldus is naar het oordeel van de kantonrechter naar de strekking sprake van een krediettransactie als waarop de wet ziet.
8. De kantonrechter stelt vast dat noch uit de bewoordingen van de wet, noch uit de parlementaire geschiedenis valt op te maken dat de wetgever effectenleaseconstructies als de onderhavige expliciet onder de werking van de wet heeft willen brengen.
Tegen deze achtergrond dient de vraag te worden beantwoord of Spaarbeleg thans nadeel dient te ondervinden van de vaststelling dat een overeenkomst als de onderhavige naar haar strekking valt onder de reikwijdte van de WCK, met andere woorden of de rechtszekerheid toelaat dat de beschermende werking van de wet zich, niettegenstaande voormelde vaststelling, uitstrekt tot de effectenleaseconstructie.
9. Met de effectenleaseconstructie heeft Spaarbeleg een complex financieel product aangeboden dat nieuwe mogelijkheden bood die tot dan toe niet waren voorzien. Zoals hiervoor is vastgesteld is dat product naar zijn aard een krediettransactie als bedoeld in de WCK. Concreet is nu de vraag of Spaarbeleg aan het feit dat noch sprake is van het daadwerkelijk ter beschikking stellen van een geldsom, noch van het verschaffen van roerende zaken, de zekerheid heeft mogen ontlenen dat de werking van de wet aan de effectenleaseconstructie voorbij zou gaan. Dat is niet het geval. Wie nieuwe (maatschappelijke, financiële, technologische of andere) ontwikkelingen introduceert heeft er rekening mee te houden dat het recht daarmee, zoveel als mogelijk, gelijke tred zal trachten te houden. De WCK biedt die mogelijkheid. Uit de wetsgeschiedenis blijkt niet dat het toepassingsbereik van de WCK op principiële gronden is beperkt tot roerende zaken.
Voorts beoogt de wet, zoals hiervoor is overwogen, alle relevante vormen van consumentenkrediet te omvatten, waarbij uitgangspunt is dat de wet een feitelijke omschrijving geeft van de verschillende elementen waaruit een krediettransactie kan bestaan, omdat bij een meer formeel-juridische benadering het gevaar bestaat van ontduiking van de wet via juridische constructies die de economische werkelijkheid maskeren.
De conclusie moet zijn dat de wet beoogt ook een niet eerder “bedachte” vorm van con-sumentenkrediet als effectenlease onder zijn toepassingsbereik te brengen, mits de betreffende transactie naar zijn strekking een krediettransactie is. Daarmee heeft Spaarbeleg, tegen de achtergrond van het innovatieve karakter van haar effectenleaseproduct, rekening behoren te houden.
10. Daar komt bij dat de effectenleaseconstructie naar het oordeel van de kantonrechter in elk geval valt onder de definitie van de kredietovereenkomst in Richtlijn 87/102/EEG, PB12.2.1987, L 42/48 zoals laatstelijk gewijzigd op 16 februari 1998. De kantonrechter acht bij de uitlegging van de WCK als hiervoor gegeven de verdragsrechtelijke opdracht om richtlijnconform te interpreteren niet doorslaggevend maar beschouwt die wel als een krachtig argument om de nationale wet in de richting van conformiteit te interpreteren.
Ook door die werking van de communautaire regelgeving behoeft Spaarbeleg niet verrast te zijn.
11. Volgens art. 9 WCK is het verboden zonder daartoe verleende vergunning krediet te verlenen.
Ingevolge art. 3:40 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) brengt het (eventuele) ontbreken van de vergunning mee dat de overeenkomst nietig is wegens strijd met een dwingende wetsbepaling. De overeenkomst tussen partijen is nietig, en niet vernietigbaar, omdat artikel 9 WCK niet uitsluitend ziet op de bescherming van een van de partijen bij de overeenkomst. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het vergunningenstelsel ook strekt ter bescherming van een algemeen belang en wel een goed functionerende markt voor consumentenkredieten. Nu de WCK wel mede beoogt consumenten te beschermen tegen onvoldoende informatie en ondeskundig optreden is er geen reden om te veronderstellen dat de uitzondering van artikel 3:40 lid 3 BW (de wetsbepaling heeft niet de strekking de geldigheid van de daarmee strijdige rechtshandelingen aan te tasten) van toepassing is.
12. Uit het dossier kan niet worden opgemaakt of Spaarbeleg ten tijde van het sluiten van de overeenkomst met [eiser] over de vergunning als bedoeld in art. 9 WCK beschikte. Partijen hebben in hun debat geen aandacht geschonken aan dit onderwerp. Gelet op de zojuist geschetste verstrekkende gevolgen van het ontbreken daarvan, ziet de kantonrechter aanleiding om Spaarbeleg in de gelegenheid te stellen om zich uit te laten over het al dan niet beschikken over een vergunning als bedoeld in art. 9 WCK. Voorts verzoekt de kantonrechter Spaarbeleg (een afschrift van) de aan [eiser] verstuurde eindafrekening van de overeenkomst over te leggen en om aan te geven wat de samenstelling was van het door [eiser] aan Spaarbeleg betaalde bedrag van € 3.607,71. Daarna zal aan [eiser] de gelegenheid worden geboden om te reageren.
Beslissing
De kantonrechter:
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 14 september 2005 te 9.30 uur, waar Spaarbeleg zich schriftelijk dient uit te laten over het ten tijde van het sluiten van de overeenkomst al dan niet beschikken over een vergunning als bedoeld in art. 9 WCK, over de samenstelling van het door [eiser] aan Spaarbeleg betaalde bedrag van € 3.607,71 en dient over te leggen de eindafrekening van de overeenkomst;
[eiser] zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld om daarop schriftelijk te reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.L. Keijzer, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2005.