Home

Rechtbank Utrecht, 29-03-2006, AV7689, 398486 CU EXPL 05-1398

Rechtbank Utrecht, 29-03-2006, AV7689, 398486 CU EXPL 05-1398

Gegevens

Instantie
Rechtbank Utrecht
Datum uitspraak
29 maart 2006
Datum publicatie
30 maart 2006
ECLI
ECLI:NL:RBUTR:2006:AV7689
Formele relaties
Zaaknummer
398486 CU EXPL 05-1398

Inhoudsindicatie

Ambtshalve toepassing van de WCK op de gesloten SprintPlan-overeenkomst. Vergunning als bedoeld in artikel 9 WCK is niet verleend. De gesloten overeenkomst is daardoor nietig. Onder de gegeven omstandigheden is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid echter onaanvaardbaar dat de overeenkomst met terugwerkende kracht geheel ten nadele van de gedaagde partij teniet wordt gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT

Sector kanton

Locatie Utrecht

zaaknummer: 398486 CU EXPL 05-1398 FT

vonnis d.d. 29 maart 2006

inzake

[eiseres], wonende te [woonplaats],

verder ook te noemen [eiseres],

eisende partij,

gemachtigde: mr. R.A. de Jong, advocaat te Tilburg,

tegen:

de naamloze vennootschap AEGON BANK N.V., tevens handelend onder de naam Spaarbeleg,

gevestigd te Nieuwegein,

verder ook te noemen Spaarbeleg,

gedaagde partij,

rolgemachtigde: Kruythof-Van der Lingen-Kruythof, gerechtsdeurwaarders te Utrecht,

gemachtigden: mr. B.W.G. van der Velden en mr. M. Löwenberg, advocaten te Amsterdam.

1. Verloop van de procedure

De kantonrechter verwijst naar het incidentele tussenvonnis van 1 juni 2005.

Nadien heeft Spaarbeleg geantwoord op de vordering.

[eiseres] heeft voor repliek en Spaarbeleg heeft voor dupliek geconcludeerd.

Hierna is uitspraak bepaald.

2. Het geschil en de beoordeling daarvan

2.1. Tussen partijen staan de volgende feiten vast.

2.1.1. Spaarbeleg is een financiële instelling die overeenkomsten sluit met betrekking tot financiële producten, waaronder het zogenaamde SprintPlan.

2.1.2. Op 18 augustus 1999 heeft [eiseres] met Spaarbeleg een Sprintplan-overeenkomst (hierna: de overeenkomst) gesloten. De overeenkomst heeft een looptijd van 60 maanden waarbij [eiseres] van Spaarbeleg door Spaarbeleg aangekochte effecten/participaties met een aankoopbedrag van € 10.210,05 (ƒ 22.500,00) least. De ingangsdatum van de overeenkomst is 1 oktober 1999, de einddatum is 30 september 2004.

2.1.3. Maandelijks dient een bedrag van € 68,07 (ƒ 150,00) te worden betaald. Aan het einde van de looptijd van de overeenkomst dient het door Spaarbeleg geleende bedrag te worden terugbetaald. Aan de overeenkomst is een Garantiewaarde verbonden. Deze Garantiewaarde garandeert dat de verkoopopbrengst van iedere participatie op de einddatum minimaal gelijk is aan een percentage van de koopprijs die daarvoor bij aanvang is betaald. In het geval van [eiseres] betrof de garantiewaarde feitelijk 100% van de aankoopprijs.

2.1.4. Spaarbeleg hanteert Algemene Voorwaarden. De tekst van de Algemene Voorwaarden luidt voor zover relevant als volgt:

“5.1 Op de aanvangsdatum van een Spaarbeleg SprintPlan-contract worden voor rekening en risico van de Cliënt een aantal (…) Participaties van de desbetreffende serie aangekocht. De Aankoopsom wordt gefinancierd door Spaarbeleg, die ervoor zorgt dat de Aankoopsom tijdig aan het Spaarbeleg GarantieFonds wordt betaald. De desbetreffende (…) Participaties worden op naam van Stichting SpaarbelegGiro gesteld, die deze voor rekening en risico van de Cliënt gaat houden. Vanaf het moment waarop deze transactie is verricht, is de Cliënt Deelnemer in de desbetreffende Portefeuille.

5.2 Het door de Deelnemer op zijn inschrijfformulier vermelde maandbedrag is rente over de Aankoopsom van de voor hem aangekochte (…) Participaties. (...)

7.1 Bij afloop van het Spaarbeleg SprintPlan-contract van een Deelnemer op een einddatum van de desbetreffende Portefeuille, maken AEGON Bank en Stichting AEGON BeleggingsGiro voor die Deelnemer een eindafrekening op, die binnen twee weken na de einddatum aan de Deelnemer wordt toegezonden. Op de eindafrekening wordt vermeld:

(a) het bedrag dat na de einddatum wordt uitgekeerd op de (…) Participaties die Stichting AEGON BeleggingsGiro alsdan voor Deelnemer houdt, (b) de voor het desbetreffende Spaarbeleg SprintPlan-contract geldende (restant-) Aankoopsom en (c) al hetgeen de Deelnemer alsdan verder nog uit hoofde van zijn Spaarbeleg SprintPlan-contract aan AEGON Bank verschuldigd mocht zijn. Het saldo van de eindafrekening is het bedrag van de onder (a) bedoelde post, verminderd met het gezamenlijke bedrag van de onder (b) en (c) bedoelde posten. (...)

7.3 Indien het in artikel 7.1 bedoelde saldo van de eindafrekening negatief mocht zijn, is de Deelnemer verplicht tot bijbetaling van dit saldo aan AEGON Bank. (...)

9.3 Alle voor- en nadelen verbonden aan Participaties die Stichting AEGON BeleggingsGiro voor een Deelnemer houdt, zijn voor rekening en risico van de desbetreffende Deelnemer."

2.1.5. [eiseres] heeft gedurende de looptijd van de overeenkomst alle maandtermijnen tijdig aan Spaarbeleg betaald, in totaal € 4.084,20 (ƒ 9.000,00). Aan het einde van de looptijd is geen restschuld voor [eiseres] ontstaan.

2.2. [eiseres] vordert, na eiswijziging bij conclusie van antwoord in het incident, dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,

- Spaarbeleg veroordeelt tot betaling van € 4.456,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van dagvaarding tot de voldoening;

- Spaarbeleg veroordeelt tot betaling van € 544,00, ter zake van buitengerechtelijke kosten;

met veroordeling van Spaarbeleg in de proceskosten.

Het door [eiseres] gevorderde bedrag bestaat uit de buitengerechtelijke kosten en schadevergoeding ter zake van de inleg en de gemiste rente over het ingelegde bedrag.

2.3. Spaarbeleg voert verweer tegen de vordering van [eiseres] en concludeert tot afwijzing daarvan.

2.4. Aangezien het in dit geding gaat om een overeenkomst waarop mogelijk de Wet op het Consumentenkrediet (WCK) van toepassing is, overweegt de kantonrechter ambtshalve omtrent die toepasselijkheid het navolgende.

2.5. De in de overeenkomst opgenomen kredietsom bedraagt in het onderhavige geval € 10.210,05 (ƒ 22.500,00) en blijft daarmee onder de in artikel 3 lid 1 WCK genoemde limiet.

2.6. In de WCK wordt onder krediettransactie verstaan iedere overeenkomst en ieder samenstel van overeenkomsten met de strekking dat:

- door of vanwege de kredietgever aan de kredietnemer een geldsom ter beschikking wordt gesteld en de kredietnemer aan de kredietgever een of meer betalingen doet (art. 1 aanhef en sub a onder 1 WCK),

- door of vanwege de kredietgever aan de kredietnemer het genot van een roerende zaak wordt verschaft of een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen dienst wordt verleend en de kredietnemer aan de kredietgever een of meer betalingen doet (art. 1 aanhef en sub a onder 2 WCK).

Blijkens de Memorie van Toelichting staat in de wet centraal het begrip krediettransactie, dat beoogt alle relevante vormen van consumentenkrediet te omvatten. Daarbij is uitgangspunt dat een feitelijke omschrijving wordt gegeven van de verschillende elementen waaruit een krediettransactie kan bestaan.

2.7. De onderhavige overeenkomst kenmerkt zich hierdoor dat Spaarbeleg als aanbieder van de participaties aan [eiseres] ter financiering van die participaties een bedrag ter beschikking heeft gesteld, waarover [eiseres] periodiek rente diende te betalen en welk bedrag [eiseres] aan het einde van de looptijd diende terug te betalen.

Voor de vraag of de WCK van toepassing is op een overeenkomst met deze kenmerken is allereerst van belang of de overeenkomst geacht moet worden een relevante vorm van consumentenkrediet te zijn, met andere woorden of het hier gaat om een transactie waarvoor de wet beoogt de consument bescherming te bieden.

De kantonrechter is van oordeel dat dat het geval is. Als gevolg van de marktstrategie van de aanbieders, waaronder Spaarbeleg, is de effectenleaseconstructie door (potentiële) afnemers in toenemende mate opgevat als een voor iedereen toegankelijke mogelijkheid om een graantje mee te pikken van de gunstige beursontwikkelingen.

Daarbij is door de aanbieders de nadruk gelegd op het reeds profiteren, met andere woorden consumeren, van het genot verbonden aan de aandelen die met geleend geld zijn, respectievelijk nog zullen worden, aangeschaft vóórdat, en in sommige gevallen zonder dat, de eigendom is overgedragen. Aldus is naar het oordeel van de kantonrechter naar de strekking sprake van een krediettransactie als waarop de wet ziet.

2.8. De kantonrechter stelt vast dat noch uit de bewoordingen van de wet, noch uit de parlementaire geschiedenis valt op te maken dat de wetgever effectenleaseconstructies als de onderhavige expliciet onder de werking van de wet heeft willen brengen.

Tegen deze achtergrond dient de vraag te worden beantwoord of Spaarbeleg thans nadeel dient te ondervinden van de vaststelling dat een overeenkomst als de onderhavige naar haar strekking valt onder de reikwijdte van de WCK, met andere woorden of de rechtszekerheid toelaat dat de beschermende werking van de wet zich, niettegenstaande voormelde vaststelling, uitstrekt tot de effectenleaseconstructie.

2.9. Met de effectenleaseconstructie heeft Spaarbeleg een complex financieel product aangeboden dat nieuwe mogelijkheden bood die tot dan toe niet waren voorzien. Zoals hiervoor is vastgesteld is dat product naar zijn aard een krediettransactie als bedoeld in de WCK. Concreet is nu de vraag of Spaarbeleg aan het feit dat noch sprake is van het daadwerkelijk ter beschikking stellen van een geldsom, noch van het verschaffen van roerende zaken, de zekerheid heeft mogen ontlenen dat de werking van de wet aan de effectenleaseconstructie voorbij zou gaan. Dat is niet het geval. Wie nieuwe (maatschappelijke, financiële, technologische of andere) ontwikkelingen introduceert heeft er rekening mee te houden dat het recht daarmee, zoveel als mogelijk, gelijke tred zal trachten te houden. De WCK biedt die mogelijkheid. Uit de wetsgeschiedenis blijkt niet dat het toepassingsbereik van de WCK op principiële gronden is beperkt tot roerende zaken. Voorts beoogt de wet, zoals hiervoor is overwogen, alle relevante vormen van consumentenkrediet te omvatten, waarbij uitgangspunt is dat de wet een feitelijke omschrijving geeft van de verschillende elementen waaruit een krediettransactie kan bestaan, omdat bij een meer formeel-juridische benadering het gevaar bestaat van ontduiking van de wet via juridische constructies die de economische werkelijkheid maskeren.

De conclusie moet zijn dat de wet beoogt ook een niet eerder “bedachte” vorm van consumentenkrediet als effectenlease onder zijn toepassingsbereik te brengen, mits de betreffende transactie naar zijn strekking een krediettransactie is. Daarmee heeft Spaarbeleg, tegen de achtergrond van het innovatieve karakter van haar effectenleaseproduct, rekening behoren te houden.

2.10. Er is geen sprake van ‘slechts een beleggingsrisico’ bij het aangaan van een SprintPlan-overeenkomst vanwege de zogenaamde Garantiewaarde die automatisch voorziet in terugbetaling van het geleende bedrag. De omstandigheid dat de Garantiewaarde het risico van een eventuele waardedaling van de aandelen beperkt, doet immers niet af aan de aard van de transactie, die als een krediettransactie in de zin van de WCK moet worden aangemerkt.

2.11. Voorts overweegt de kantonrechter dat de overeenkomst niet voldoet aan de uitzonderingsbepaling van art. 4 lid 1 onder h WCK. Er is immers geen sprake van het verstrekken van zekerheid door middel van “belening” van effecten van [eiseres], reeds omdat volgens de voorwaarden de participaties niet door Spaarbeleg in eigendom aan [eiseres] zijn of worden overgedragen.

2.12. Daar komt bij dat de effectenleaseconstructie naar het oordeel van de kantonrechter in elk geval valt onder de definitie van de kredietovereenkomst in Richtlijn 87/102/EEG, PB12.2.1987, L 42/48 zoals laatstelijk gewijzigd op 16 februari 1998. De kantonrechter acht bij de uitlegging van de WCK als hiervoor gegeven de verdragsrechtelijke opdracht om richtlijnconform te interpreteren niet doorslaggevend maar beschouwt die wel als een krachtig argument om de nationale wet in de richting van conformiteit te interpreteren.

Ook door die werking van de communautaire regelgeving behoeft Spaarbeleg niet verrast te zijn.

2.13. Volgens art. 9 WCK is het verboden zonder daartoe verleende vergunning krediet te verlenen.

2.14. Ambtshalve is de kantonrechter gebleken dat Spaarbeleg ten tijde van het aangaan van de onderhavige overeenkomst niet over een vergunning als bedoeld in art. 9 WCK beschikte. Dit brengt ingevolge art. 3:40 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) mee dat de overeenkomst nietig is wegens strijd met een dwingende wetsbepaling. De overeenkomst tussen partijen is nietig, en niet vernietigbaar, omdat artikel 9 WCK niet uitsluitend ziet op de bescherming van een van de partijen bij de overeenkomst. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het vergunningenstelsel ook strekt ter bescherming van een algemeen belang en wel een goed functionerende markt voor consumentenkredieten. Nu de WCK wel mede beoogt consumenten te beschermen tegen onvoldoende informatie en ondeskundig optreden is er geen reden om te veronderstellen dat de uitzondering van artikel 3:40 lid 3 BW (de wetsbepaling heeft niet de strekking de geldigheid van de daarmee strijdige rechtshandelingen aan te tasten) van toepassing is.

2.15. Nu de kantonrechter voor een deel tot dit oordeel komt op grond van overwegingen waaromtrent partijen in deze zaak niet hebben gedebatteerd, ligt het voor de hand hen in de gelegenheid te stellen zich hierover uit te laten. In het onderhavige geval wordt daarvan afgezien omdat het verweer van Spaarbeleg de kantonrechter ambtshalve bekend is en, voor zover het een andere conclusie voorstaat, faalt (vergelijk de uitspraak van de rechtbank Utrecht, sector kanton, van 8 maart 2006, LJN AV3805).

2.16. Omdat de overeenkomst nietig blijkt te zijn heeft de rechtsgrond die ten grondslag lag aan de door partijen verrichte prestaties van meet af aan ontbroken. Hetgeen ter uitvoering van de overeenkomst over en weer is betaald dient daarom als onverschuldigd in beginsel te worden terugbetaald (art. 6:203 e.v. BW). Het uitgangspunt hierbij is dat beide partijen hersteld dienen te worden in de situatie waarin zij zich bevonden ten tijde van het sluiten van de overeenkomst. Dit uitgangspunt brengt mee dat de aangekochte participaties voor rekening van Spaarbeleg blijven, nu de aankoopprijs van de aandelen gelijk is aan het ter beschikking gestelde geldbedrag, en dat Spaarbeleg de door [eiseres] betaalde rente als onverschuldigd dient terug te betalen.

2.17. Met betrekking tot de gevolgen van de nietigheid overweegt de kantonrechter het volgende. Vast staat dat [eiseres] geld in aandelen heeft willen steken. Aangenomen moet worden dat [eiseres] bereid was het bedrag dat zij aan rente heeft betaald in participaties te beleggen en dat zij zich ook ervan bewust moet zijn geweest dat zij door dit bedrag in aandelen te beleggen koersrisico zou lopen. Nu dat risico zich heeft gerealiseerd is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat de overeenkomst met terugwerkende kracht geheel ten nadele van Spaarbeleg teniet wordt gedaan. De waardedaling dient dan ook voor een deel voor rekening van [eiseres] te blijven, doch niet verder dan voor het deel waarvan aannemelijk is dat zij het risico heeft kunnen overzien, in deze gelijk te stellen aan de waardedaling van het Aegon GarantieFonds gedurende de looptijd van de overeenkomst. Dit brengt mee dat op het aan [eiseres] te restitueren bedrag (de betaalde rente) in mindering mag worden gebracht een bedrag dat overeenkomt met het percentage van dat bedrag waarmee de waarde van het Aegon GarantieFonds is gedaald in de periode van is 1 juli 1999, de aankoopdatum van de participaties, tot 30 juni 2004, het tijdstip waarop de voor 60 maanden aangegane overeenkomst tot een einde kwam (vergelijk ook de uitspraak van de Commissie van Beroep DSI van 27 januari 2005 te vinden op www.dsi.nl).

2.18. De vordering van € 486,39 betreft een vergoeding voor voor de misgelopen rendement dat [eiseres] had kunnen realiseren indien zij het geld op een spaarrekening had geplaatst in plaats van het in te leggen in het SprintPlan.

Spaarbeleg betwist dat [eiseres] de inleg zou hebben gespaard indien Spaarbeleg meer specifieke informatie had verstrekt en onderzoek had gedaan naar de persoonlijke omstandigheden van [eiseres].

Nu [eiseres] hiertegenover geen nadere feiten heeft gesteld ter onderbouwing van haar vordering zal de kantonrechter deze afwijzen.

2.19. De rente wordt toegewezen vanaf de de datum van uitspreken van het vonnis. Spaarbeleg is op dat moment in verzuim met het voldoen aan de ongedaanmakingsverbintenissen.

2.20. De (conform de staffel kantonrechters als bedoeld in Voorwerk II gevorderde) buitengerechtelijke kosten zullen als onbetwist worden toegewezen.

2.21. Hetgeen partijen verder over en weer hebben gesteld kan niet tot een ander oordeel leiden en behoeft daarom geen bespreking meer.

2.22. Nu beide partijen deels in het ongelijk zijn gesteld ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, aldus dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

3. Beslissing

De kantonrechter:

veroordeelt Spaarbeleg om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 4.084,20, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf dag van het uitspreken van dit vonnis tot de voldoening;

bepaalt dat Spaarbeleg op dit bedrag in mindering mag brengen een bedrag dat overeenkomt met het percentage van € 4.084,20 waarmee de waarde van het Aegon GarantieFonds is gedaald in de periode van 1 oktober 1999 tot 30 september 2004;

veroordeelt Spaarbeleg om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 544,00;

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af het meer of anders gevorderde;

compenseert de proceskosten tussen partijen in dier voege dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Dit vonnis is gewezen door mr. C.L. Keijzer, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2006.