Home

Rechtbank Zutphen, 20-11-2007, BB8606, 07/544

Rechtbank Zutphen, 20-11-2007, BB8606, 07/544

Inhoudsindicatie

Klaagschrift ex artikel 552a gegrond verklaard.

De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie van het ziekenhuis gevorderde informatie, namelijk identiteitsgegevens van de personen die zich hebben gemeld en zijn behandeld bij de afdeling Laboratorium, in alle varianten zal vallen onder het bereik van het medisch beroepsgeheim. Klaagster komt in beginsel een beroep op een van een arts afgeleid verschoningsrecht toe. De uitlevering van die gegevens kan niet worden gevorderd op basis van artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering.

De officier van justitie had de verstrekking van de betreffende gevoelige gegevens niet ex artikel 126nf van het Wetboek van Strafvordering van klager mogen vorderen, daar andere opsporingsmiddelen nog voorhanden zijn. De vraag of in de onderhavige zaak kan worden gesproken van zeer uitzonderlijke omstandigheden waarbij het beroepsgeheim moet wijken voor het belang van de waarheidsvinding in de zin van HR 9 mei 2006 (LJN AV2386) behoeft aldus geen bespreking.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN

Sector Straf

RK-nummer: 07/544

De rechtbank heeft te beslissen op een op 16 oktober 2007 ter griffie van deze rechtbank ingediend klaagschrift - ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering - van

de stichting Gelre Ziekenhuizen

gevestigd te Apeldoorn,

domicilie kiezend te Zwolle, Burgemeester Roelenweg 11 (Postbus 600, 8000 AP), ten kantore van haar advocaat, Mr. A.S. ten Doesschate,

nader te noemen klaagster.

De rechtbank heeft de processtukken bezien.

Het klaagschrift is in het openbaar behandeld door de raadkamer op 8 november 2007, waarvan procesverbaal is opgemaakt.

Overwegingen:

1. Op 3 september 2007 heeft klaagster, in het kader van een strafrechtelijk onderzoek, een vordering verstrekking historische gegevens ex artikel 126nd/126ud, eerste lid van het Wetboek van Stafvordering (hierna: WvSv.) van de officier van justitie ontvangen. Bij deze vordering werd van klaagster verlangd de bij haar geregistreerde identiteitsgegevens te verstrekken van de personen die op donderdag 21 juni 2007 tussen 07.00 uur en 11.00 uur zich bij de afdeling Laboratorium in het Gelreziekenhuis, locatie Juliana te Apeldoorn, hebben gemeld en die daar zijn behandeld.

2. Nadat klaagster had laten weten dat en waarom zij niet aan voornoemde vordering zou voldoen, heeft de officier van justitie op 21 september 2007 verstrekking van bedoelde gegevens subsidiair doen steunen op basis van een vordering verstrekking gevoelige gegevens ex artikel 126nf/126uf WvSv. en daarbij de vordering beperkt tot de identiteitsgegevens van de personen die op donderdag 21 juni 2007 tussen 08.15 uur en 9.30 uur zich bij de afdeling Laboratorium in het Gelreziekenhuis, locatie Juliana te Apeldoorn, hebben gemeld en die daar zijn behandeld.

3. Bij klaagschrift ex artikel 552a WvSv. heeft klaagster de rechtbank verzocht te bepalen dat zij de door de officier van justitie op grond van artikel 126nd dan wel 126nf WvSv. gevorderde gegevens niet behoeft te verstrekken. Als primaire grond voert zij daartoe aan dat de gevorderde gegevens niet onder het bereik van artikel 126nd vallen, omdat het gaat om zogenaamde gevoelige gegevens. Subsidiair stelt klaagster dat de gevorderde gegevens vallen onder het medisch beroepsgeheim en dat door de officier van justitie naar voren gebrachte belangen niet dusdanig zijn dat deze een doorbreking van het medisch beroepsgeheim rechtvaardigen.

4. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het klaagschrift ongegrond is. Van gevoelige gegevens is in casu geen sprake. De gevorderde gegevens vallen bovendien niet onder het medisch beroepsgeheim. Ook bij een andere opvatting dienaangaande dient in het onderhavige geval het opsporingsbelang te prevaleren, gelet op de buitengewone ernst van het vermoedelijk begane misdrijf alsmede de aard en het nut van de verlangde gegevens.

5. Tijdens de mondelinge behandeling van het klaagschrift heeft de officier van justitie meer subsidiair de omvang van de gevorderde gegevens verder beperkt in die zin dat klaagster zou kunnen volstaan met beantwoording van de vraag of een met name vermelde persoon zich op donderdag 21 juni 2007 tussen 07.00 en 11.00 uur heeft gemeld in één van de lokaties van de Gelreziekenhuizen in Apeldoorn. Klaagster heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht ook aan een dergelijke vordering geen gehoor te zullen geven.

6. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde informatie in alle varianten zal vallen onder het bereik van het medisch beroepsgeheim. Het medisch beroepsgeheim omvat immers alle gegevens, die een arts in de uitoefening van zijn beroep over de patiënt te weten komt. Daaronder vallen in beginsel ook niet medische gegevens en dus zeker medisch getinte gegevens als de identiteit van diegenen die zich voor enige vorm van medische hulp of informatie bij een ziekenhuis hebben gemeld. Klaagster komt (als ziekenhuis) in dit kader in beginsel een beroep op een van de arts afgeleid verschoningsrecht toe.

7. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de gegevens waarvan uitlevering door de officier van justitie is verzocht niet kunnen worden gevorderd op basis van artikel 126nd WvSv. De gevorderde gegevens zijn persoonsgegevens betreffende iemands gezondheid in de zin van artikel 126nd, lid 2, derde volzin, WvSv. Uit de gevorderde gegevens kan immers indirect informatie over de gezondheid van de betreffende personen worden afgeleid.

8. Op grond van artikel 126nf, eerste lid, WvSv. kan de officier van justitie, in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, WvSv., dat gezien de aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert, indien het belang van het onderzoek dit dringend vordert, van degene van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij toegang heeft tot gevoelige gegevens, deze gegevens vorderen.

9. Het opsporingsonderzoek in het kader waarvan de vordering ex artikel 126nf WvSv. door de officier van justitie is gedaan betreft een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid WvSv., dat een ernstige inbreuk op de rechtsorde heeft teweeggebracht. Dat het belang van het onderzoek de uitlevering van de gegevens dringend vorderde is echter niet gebleken en zelfs niet naar behoren toegelicht. Tijdens de mondelinge behandeling van het klaagschrift is integendeel naar voren gekomen, dat andere opsporingsmiddelen om het doel te bereiken dat met de vordering ex artikel 126nf WvSv. is beoogd, nog voorhanden zijn, althans niet zijn uitgeput, waaronder een nog te organiseren fotoconfrontatie. Onder deze omstandigheden had de officier van justitie de verstrekking van betreffende gevoelige gegevens niet van klaagster mogen vorderen. Geen bespreking behoeft aldus de vraag of in de onderhavige zaak in de zin van HR 9 mei 2006, LJN AV2386, al dan niet kan worden gesproken van zeer uitzonderlijke omstandigheden, waarbij het beroepsgeheim moet wijken voor het belang van de waarheidsvinding.

Beslissing:

Verklaart het beklag gegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. Van Harreveld, voorzitter, De Bie en Gilhuis, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken in het openbaar op 20 november 2007.