Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 04-04-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:2425, C/02/325342 / HA ZA 17-10

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 04-04-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:2425, C/02/325342 / HA ZA 17-10

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
4 april 2018
Datum publicatie
21 april 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2018:2425
Formele relaties
Zaaknummer
C/02/325342 / HA ZA 17-10

Inhoudsindicatie

bestuurdersaansprakelijkheid, arbeidsongeval

Uitspraak

vonnis

Locatie Breda, Cluster II Handelszaken

zaaknummer / rolnummer: C/02/325342 / HA ZA 17-10

Vonnis van 4 april 2018

in de zaak van

[eiseres] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiseres,

advocaat mr. G.J.L.F.M. Schakenraad te Eindhoven,

tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde,

advocaat mr. T. Quist-Koppelaar te [woonplaats] NB.

Partijen zullen hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ worden genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

het tussenvonnis van 18 januari 2017 en de daarin genoemde stukken,

-

de ten behoeve van de comparitie door mr. Schakenraad toegezonden stukken

(bijlage 13 bij productie 2 en productie 12),

- het proces-verbaal van comparitie van 29 maart 2017,

- de conclusie van repliek,

-

de conclusie van dupliek met producties 13 tot en met 17,

-

de akte uitlating partijen van de zijde van [gedaagde] .

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 Het geschil

2.1.

[eiseres] vordert samengevat:

I. een verklaring voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade

voortvloeiend uit het overlijden van de heer [overledene] ;

II. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van:

- een voorschot van € 25.000,=;

- schade, rente en kosten nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de

wet, vastgesteld via een onafhankelijk expertisebureau;

- de proceskosten, vermeerderd met rente, en de nakosten.

2.2.

[gedaagde] voert verweer.

2.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna bij de beoordeling, voor zover van belang, nader ingegaan.

3 De beoordeling

3.1.

Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten:

a. [eiseres] is de weduwe van de op 1 maart 2012 overleden heer [overledene] (hierna: [overledene] ).

b. [overledene] is om het leven gekomen door een arbeidsongeval, dat plaatsvond bij loonbedrijf [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ) gelegen aan de [straat + nummer] te [woonplaats] .

c. Ten tijde van het ongeval was [overledene] werkzaam bij SWD Dak- en Geveltechniek BV (hierna: SWD) in de functie van projectleider. SWD hield zich, onder meer, bezig met het leveren en monteren van dak- en wandbeplatings- systemen.

d. Op 1 maart 2012 verrichtte SWD in opdracht van [naam bedrijf] renovatie-werkzaamheden uit aan het hellend dak van een werktuigloods (oude dakplaten vervangen door nieuwe sandwichpanelen). Het was de eerste dag dat werknemers van SWD, te weten [naam werknemer] , [naam werknemer] en (oproepkracht) [naam werknemer] , vanaf de ochtend op de locatie aan de [straat + nummer] te [woonplaats] werkzaam waren. [overledene] arriveerde later die dag (rond het middaguur) ter inspectie van de werkzaamheden en is bij het betreden van het dak van de werktuigloods door een reeds door zijn collega losgeschroefde dakplaat gezakt, van een hoogte van zes meter naar beneden gevallen en op een betonnen vloer terechtgekomen. [overledene] is ter plaatse aan zijn verwondingen overleden.

e. [gedaagde] was ten tijde van het ongeval via de vennootschap Labri Holding BV enig bestuurder van SWD.

f. Op 2 maart 2012 heeft [gedaagde] de assurantietussenpersoon van SWD verzocht het arbeidsongeval van [overledene] te melden bij de aansprakelijkheidsverzekeraar van SWD (hierna: Reaal).

g. De Inspectie SZW (hierna: de Arbeidsinspectie) heeft na een ingesteld onderzoek naar het arbeidsongeval vastgesteld dat SWD de Arbeidsomstandighedenwet heeft overtreden. De Arbeidsinspectie verwijt SWD – kort en zakelijk weergegeven – dat zij haar werknemers op hoogte werkzaamheden heeft laten verrichten, zonder dat ter plaatse (doelmatige) veiligheidsmaatregelen waren getroffen ter voorkoming van valgevaar. Aan SWD is een boete opgelegd van € 10.800,=. De bevindingen van het onderzoek heeft de Arbeidsinspectie neergelegd in het boeterapport van 9 oktober 2012, waarin onder meer het volgende is opgenomen:

“Uit de verklaring van de heer [naam technisch directeur] , technisch directeur bij S.W.D. Dak- en Geveltechniek B.V, is gebleken dat gezien de aangetroffen situatie op de locatie aan de [straat + nummer] te [woonplaats] , niet conform de aanvullende voorwaarden (genoemd in de opdrachtbevestiging van 23 januari 2012) gewerkt kon worden. De heer [naam technisch directeur] had toen zelf het voorstel gedaan om de werkzaamheden aangelijnd uit te voeren.

Echter uit het ingestelde onderzoek is gebleken dat de werkzaamheden op de werktuigloods, gelegen aan de [straat + nummer] te [woonplaats] voor wat betreft het vervangen van de dakplaten niet aangelijnd werden uitgevoerd.

Ook werden tijdens het onderzoek op donderdag 1 maart 2012, geen vanglijnen of andere voorzieningen aangetroffen op het dak van de werktuigloods, die het valgevaar hadden kunnen voorkomen.

(…)

Ter plaatse van de genoemde werkzaamheden was de dakrand niet voorzien van leuningen.

De werkzaamheden werden ook uitgevoerd in de directe nabijheid van de dakrand, waar ter plaatse geen randbeveiligingen was aangebracht.

Ter plaatse van de genoemde werkzaamheden werden er geen harnasgordels gebruikt, of waren er geen andere technische voorzieningen getroffen, zoals het aanbrengen van een vangnet onder de dakconstructie, om het valgevaar te voorkomen.

Hierdoor was ernstig valgevaar aanwezig.

De valhoogte bedroeg ongeveer 6 meter.

Bij het verrichten van arbeid, waarbij valgevaar bestond met een valhoogte van meer dan 2,5 meter, was het gevaar niet tegengegaan door het aanbrengen van een veilige steiger, stelling, bordes, werkvloer of doelmatige hekwerken, leuningen en doelmatige veiligheidsgordels met vanglijnen van voldoende sterkte of andere dergelijke voorzieningen, Aldus een overtreding van artikel 16 lid 10 van de Arbeidsomstandighedenwet, juncto artikel 3.16 lid 1 en lid 3 van het Arbeidsomstandig- hedenbesluit, juncto artikel 2.19 lid 1 van het Bouwbesluit 2012”

(…)”.

h. Ten tijde van het arbeidsongeval van [overledene] was de dekking van de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering van SWD door Reaal opgeschort in verband met het uitblijven van betaling van de verschuldigde premie.

i. [eiseres] heeft SWD aansprakelijk gesteld voor de schade als gevolg van het overlijden van haar echtgenoot. SWD heeft geen schade aan [eiseres] vergoed.

j. Bij vonnis van deze rechtbank van 27 november 2012 is SWD in staat van faillissement verklaard.

k. Bij brief van 2 februari 2016 heeft [eiseres] [gedaagde] persoonlijk aansprakelijk

gesteld voor schade als gevolg van het overlijden van haar echtgenoot. [gedaagde]

heeft geen schade aan [eiseres] vergoed.

3.2.

Bij dagvaarding legt [eiseres] aan haar vordering ten grondslag, dat [gedaagde] in de uitoefening van zijn bestuurstaak onzorgvuldig jegens [overledene] en zijn weduwe heeft gehandeld en op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk gehouden wordt voor de schade als gevolg van het ongeval. Zij verwijt [gedaagde] - kort samengevat -

a. dat hij niet zelf heeft toegezien op de veiligheid, terwijl dat een persoonlijk op hem als directeur rustende verplichting is, zoals blijkt uit artikel 3 en artikel 1 lid 2 van de Arbeidsomstandighedenwet.

b. dat hij in zijn hoedanigheid van bestuurder van SWD heeft nagelaten de verschuldigde premie voor de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering te voldoen, waardoor de dekking van deze verzekering was opgeschort, hetgeen ertoe heeft geleid dat de schade tot op heden niet is vergoed.

c. dat hij de werknemers van SWD niet heeft gewaarschuwd voor het feit dat de dekking van de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering was opgeschort, waardoor [overledene] niet heeft kunnen afwegen of hij al dan niet voor eigen risico aan het werk wilde gaan.

3.3.

Bij conclusie van repliek heeft [eiseres] vervolgens betoogd, dat [gedaagde] aansprakelijk is op grond van een op hem persoonlijk rustende zorgvuldigheidsverplichting jegens [overledene] . Zij beroept zich daarbij onder meer op het Spaanse villa arrest waarin de Hoge Raad heeft geoordeeld dat dan ook de gewone regels van onrechtmatige daad gelden. In dat geval is niet vereist dat de bestuurder een ernstig verwijt van zijn handelen kan worden gemaakt, aldus [eiseres] .

3.4.

[gedaagde] betwist uitdrukkelijk dat er sprake is van enige toerekenbare onrechtmatige gedraging van hem jegens [overledene] . Door [eiseres] is niet onderbouwd dat hem een persoonlijk en ernstig verwijt kan worden gemaakt ten aanzien van het ongeluk. SWD heeft al datgene, wat redelijkerwijs van haar verwacht mocht worden, gedaan om de veiligheid van haar werknemers te waarborgen. Gelet op zijn leidinggevende en toezichthoudende taak hoefde SWD er geen rekening mee te houden dat [overledene] het geldende protocol zou negeren en niet zou ingrijpen op het moment dat hij constateerde dat de benodigde veiligheidsmaatregelen niet waren genomen. Dat hij de werknemers niet gemeld heeft dat de dekking was opgeschort kan hem persoonlijk niet worden aangerekend, omdat hij niet wist dat de premie voor de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering niet was voldaan. Maar ook wanneer de premie wel zou zijn voldaan, zou de verzekeringsmaatschappij niet overgegaan zijn tot uitkering wegens het ontbreken van aansprakelijkheid, zoals blijkt uit de door hem als productie 5 bij antwoord overgelegde brief van 16 februari 2016. Overigens heeft [eiseres] het causaal verband tussen het niet melden van de opschorting en het ongeval niet aangetoond. Met betrekking tot de stellingname van [eiseres] bij conclusie van repliek stelt [gedaagde] dat zij kennelijk tracht de grondslag van de vermeende aansprakelijkheid van [gedaagde] te verbreden door - ten onrechte - te verwijzen naar de toepasselijkheid van het Spaanse villa arrest.

3.5.

Uit de nadere stellingname van [eiseres] bij conclusie van repliek begrijpt de rechtbank, dat [eiseres] (primair) aan haar vordering ten grondslag legt dat [gedaagde] persoonlijk in strijd met een op hem rustende zorgvuldigheidsnorm heeft gehandeld. De rechtbank leidt dit af uit de uitdrukkelijke verwijzing van [eiseres] naar het arrest van de Hoge Raad van 23 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5881 (Spaanse Villa)

3.6.

In voornoemd arrest was de vraag aan de orde of de betrokkene (makelaar en tevens bestuurder van de vennootschap) optredend als deskundig bemiddelaar had gehandeld in strijd met een op hem in de hoedanigheid van deskundig bemiddelaar rustende zorgvuldigheidsnorm. Dat arrest had niet betrekking op het handelen van de betrokkene bij zijn taakvervulling als bestuurder van een vennootschap, maar op de vraag of de betrokkene, optredend als deskundig bemiddelaar (dienstverlener), had gehandeld in strijd met een op hem in die hoedanigheid van deskundig bemiddelaar rustende zorgvuldigheidsnorm.

3.7.

Naar het oordeel van de rechtbank doet deze situatie zich in het onderhavige geval niet voor. De verwijten die [eiseres] [gedaagde] maakt, vermeld in overweging 3.2 sub a, b en c zien immers op het handelen van [gedaagde] bij zijn taakvervulling als bestuurder van SWD en niet op handelen van [gedaagde] in een persoonlijke hoedanigheid. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor toepassing van de aansprakelijkheidsgrond uit dit arrest.

3.8.

Voor zover [eiseres] stelt (voor wat betreft het sub a vermelde verwijt) dat [gedaagde] in strijd met de op hem persoonlijk rustende verplichting uit hoofde van de Arbeidsomstandighedenwet (hierna: Arbowet) heeft gehandeld overweegt de rechtbank het navolgende. Ingevolge artikel 3 lid 1 van deze wet is de werkgever gehouden zorg te dragen voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers inzake alle met de arbeid verbonden aspecten. Onder “werkgever” wordt krachtens artikel 1 lid 1 aanhef sub a verstaan

“1) degene jegens wie een ander krachtens arbeidsovereenkomst of publiekrechtelijke aanstelling gehouden is tot het verrichten van arbeid (….) en

2) degene aan wie een ander ter beschikking wordt gesteld voor het verrichten van arbeid als bedoeld onder 1.”

Onbetwist staat vast dat [gedaagde] een arbeidsovereenkomst had met SWD, zodat deze vennootschap als werkgever in de zin van artikel 1 lid 1 Arbowet aangemerkt moet worden. De rechtbank verwerpt dan ook het standpunt, dat de verplichting van artikel 3 van deze wet op [gedaagde] persoonlijk rust.

3.9.

De verwijten als vermeld in overweging 3.2. sub a, b en c heeft [eiseres] tevens gemaakt aan [gedaagde] in zijn hoedanigheid van (indirect) bestuurder van SWD. In dit kader stelt de rechtbank het volgende voorop. Bij arrest van 5 september 2014, ECLI:NL:HR: 2014:2627 heeft de Hoge Raad het volgende overwogen over de externe persoonlijke aansprakelijkheid van een bestuurder van een vennootschap:

“Indien een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis of een onrechtmatige daad pleegt is uitgangpunt dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade. Onder bijzondere omstandigheden is evenwel, naast aansprakelijkheid van de vennootschap, ook ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van de vennootschap. Voor het aannemen van een zodanige aansprakelijkheid is vereist dat die bestuurder ter zake van die benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Aldus gelden voor het aannemen van bestuurdersaansprakelijkheid naast de vennootschap hogere eisen dan in het algemeen het geval is. Een hoge drempel voor bestuurdersaansprakelijkheid tegenover een derde wordt gerechtvaardigd door de omstandigheid dat ten opzichte van de wederpartij primair sprake is van handelingen van de vennootschap en door het maatschappelijk belang dat wordt voorkomen dat bestuurders hun handelen in onwenselijke mate door defensieve overwegingen laten bepalen (Hoge Raad, 20 juni 2008, NJ 2009, 21)

Het antwoord op de vraag of de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt als zojuist bedoeld kan worden gemaakt, is afhankelijk van de aard en ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval.”

3.10.

Het in overweging 3.2. sub a vermelde verwijt, dat niet is toegezien op de veiligheid en de naleving van de veiligheidsvoorschriften is een verwijt gebaseerd op het schenden van de zorgplicht als bedoeld in artikel 7:658 lid 1 BW. Dit artikel voorziet in de verplichting van de werkgever om de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de

uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. De rechtbank zal eerst beoordelen of SWD haar verplichtingen jegens [overledene] niet is nagekomen

3.11.

[eiseres] stelt dat het arbeidsongeval van [overledene] voorkomen had kunnen worden, indien er op de betreffende locatie doelmatige veiligheidsvoorzieningen ter voorkoming van valgevaar waren getroffen. Zij heeft vernomen dat er gewerkt zou worden met veiligheidslijnen (non-shute) in plaats van de aanvankelijk beoogde veiligheidsnetten en randbeveiliging, maar daarvan was geen sprake. Op het moment dat [overledene] op de locatie arriveerde was er geen bevestigingslijn/externe kabel aanwezig, waaraan hij zich kon aanlijnen. [overledene] had weliswaar ruime ervaring op het gebied van werkzaamheden aan daken, maar was er niet op bedacht dat een onoplettende collega reeds dakplaten had losgeschroefd. Daardoor kwam hij, omdat hij ongezekerd was, dodelijk ten val.

3.12.

[gedaagde] betwist de stellingen van [eiseres] . SWD had een VGM voorlichtings- programma, waarin uitvoerig stond beschreven welke veiligheidsmaatregelen de werknemers van SWD in acht moesten nemen wanneer zij ter plaatse werkzaam waren en welke veiligheidsregels op projecten golden. Het te gebruiken apparatuur voor valbeveiliging en non-shute maakte onderdeel uit van dit programma. SWD heeft het VGM voorlichtingsprogramma aan [overledene] overhandigd en aan hem uitgelegd bij zijn indiensttreding op 1 maart 2006. Daarnaast beschikte SWD over een risico inventarisatieplan, bijbehorende evaluatie en plan van aanpak, dat door haar actueel werd gehouden en op reguliere basis met alle betrokken werknemers, waaronder [overledene] , werd besproken en nagelopen.

3.13.

Het was voor [gedaagde] als leidinggevende ondoenlijk om alle projecten, die verspreid door het land door SWD werden uitgevoerd, persoonlijk af te rijden om aldaar te controleren of de werkzaamheden naar behoren werden uitgevoerd, maar ook of de benodigde veiligheidseisen door de werknemers van SWD in acht werden genomen. Juist om de veiligheid van haar werknemers te kunnen waarborgen heeft SWD dan ook een toezichthouder aangesteld. [overledene] had 25 jaar ervaring in de branche waarin SWD werkzaam was en had een VCA certificaat voor leidinggevende. Hij was in zijn hoedanigheid van voorman bij SWD in staat om ook complexe projecten goed af te ronden en viel op vanwege zijn goede leidinggevende capaciteiten en het (aansturen op het) naleven van de veiligheidsregels. Reden waarom SWD [overledene] eind 2010 heeft aangesteld als projectleider/ toezichthouder. In zijn nieuwe functie was [overledene] verantwoordelijk voor, onder meer, het toezien op een veilige uitvoering van de projecten door de werknemers van SWD. Indien [overledene] onregelmatigheden zou constateren zoals het onbeveiligd werken, dan moest hij uit hoofde van zijn functie de werkzaamheden stilleggen, de werknemers van SWD instrueren om alsnog de benodigde veiligheidsmaatregelen te treffen en [gedaagde] hiervan op de hoogte stellen. SWD verbond aan het niet naleven van de veiligheidsinstructies consequenties, zoals het opleggen van een boete of het krijgen van ontslag. Overigens werd ook de werkwijze van en de opvolging van de regels door [overledene] steekproefsgewijs gecontroleerd.

3.14.

Voorafgaand aan het starten van een nieuwe opdracht kregen de betrokken

werknemers van SWD op kantoor steeds een instructie van [overledene] over de aard van de werkzaamheden op een betreffend project, eventuele bijzonderheden en over de op het project van toepassing zijnde veiligheidsrisico’s. Zo ook de ochtend voorafgaand aan het arbeidsongeval van [overledene] . [overledene] had voorafgaand aan de start van de werkzaamheden bij [naam bedrijf] de veiligheidssituatie ter plaatse beoordeeld en heeft vervolgens de werknemers van SWD geïnstrueerd ten aanzien van het gebruik van het non-shute veiligheidssysteem, waarmee bij [naam bedrijf] gewerkt zou worden. De non-shute-lijnen, harnasgordels, verankermiddelen, touwen en aanverwante materialen zijn die ochtend door [overledene] aan de betrokken werknemers uitgereikt. Ook [overledene] had deze materialen voorhanden.

3.15.

[eiseres] stelt hiertegenover - kort en zakelijk weergegeven - dat [overledene] geen opzet of bewuste roekeloosheid kan worden tegengeworpen, zodat de zorgplicht is overschreden, tenzij aangetoond wordt dat het wel toepassen van de veiligheidsmaatregelen (netten of kabel om aan te lijnen) het arbeidsongeval van [overledene] niet zou hebben voorkomen. Dat is niet aangetoond, zodat sprake is van aansprakelijkheid ex artikel 7:658 lid 2 BW.

3.16.

Ingevolge artikel 7:658 lid 2 BW is een werkgever jegens een werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij hij aantoont dat hij de in lid 1 van dit artikel opgenomen zorgplicht is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Artikel 7:658 BW beoogt volgens vaste rechtspraak geen absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen het gevaar van arbeidsongevallen. Welke (veiligheids)maatregelen van de werkgever mogen worden verlangd, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De verplichtingen die de werkgever heeft kracht publiekrechtelijke regelingen ter zake van arbeidsomstandigheden vallen eveneens onder de zorgplicht.

3.17.

Vast staat dat het gevaar zich heeft verwezenlijkt, zodat SWD in beginsel aansprakelijk is voor de gevolgen van het aan [overledene] overkomen ongeval, tenzij vast komt te staan dat SWD de in lid 1 van artikel 7:658 BW genoemde verplichtingen is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van Struik.

3.18.

Vooropgesteld wordt dat uit de verklaringen die [naam werknemer] en [naam werknemer] ten

overstaan van de Arbeidsinspectie hebben afgelegd kan worden vastgesteld, dat [overledene] het dak van de werktuigloods is opgegaan om hen te helpen met het verwijderen van een

dakplaat. Naar het oordeel van de rechtbank moet dit handelen worden gezien als

handelen dat voortkomt uit plichtsbesef van de heer [overledene] en niet uit moedwillig of

grovelijk ondoordacht handelen. Van opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van de heer [overledene] is niet gebleken als bedoeld in artikel 7:658 lid 2 BW. Overigens heeft [gedaagde] hier ook geen beroep op gedaan.

3.19.

Voor de beoordeling van de vraag op SWD aan haar zorgplicht jegens [overledene] heeft voldaan neemt de rechtbank het volgende in aanmerking:

-

Uit de aanstellingsbrief van [overledene] van 16 december 2010 in samenhang bezien met de door [naam werknemer] en [naam werknemer] ten overstaan van de Arbeidsinspectie afgelegde verklaringen staat genoegzaam vast, dat [overledene] in zijn functie van projectleider bij SWD verantwoordelijk was voor het toezien op een veilige uitvoering van de projecten door de werknemers van SWD.

-

Niet weersproken is dat [overledene] bekend was met alle binnen SWD geldende

veiligheidsvoorschriften, dat hij als werknemer veiligheidsinstructies van SWD heeft gekregen, dat hij een ervaren en bekwaam werknemer was, die veel aandacht en zorg aan de veiligheid binnen SWD besteedde en dat hij in het bezit was van een veiligheidsdiploma voor leidinggevende.

- Voorts is niet dan wel onvoldoende weersproken dat het tot zijn taak als projectleider/toezichthouder behoorde om werknemers van SWD over veiligheidsaspecten te instrueren, hen op nakoming van de veiligheidsinstructies te beoordelen en dat hij SWD moest inlichten, indien een werknemer zich niet hield aan de veiligheidsinstructies.

- Onweersproken is verder dat SWD een sanctiebeleid had, dat inhield dat een werknemer die zich niet hield aan de veiligheidsinstructies, een boete kreeg

opgelegd of werd ontslagen en dat ook [overledene] steekproefsgewijs werd gecontroleerd op zijn werkwijze en het naleven van de regels.

- Niet in geschil is dat [overledene] voorafgaand aan de start van de werkzaamheden bij [naam bedrijf]

de veiligheidssituatie ter plaatse heeft beoordeeld, in de ochtend voorafgaand aan

zijn arbeidsongeval de werknemers van SWD heeft geïnstrueerd over de bij [naam bedrijf]

van toepassing zijnde veiligheidsrisico’s en het te gebruiken veiligheidssysteem (non-shute)

en dat SWD het benodigde veiligheidsmateriaal zowel aan [overledene] als aan de betrokken

werknemers ter beschikking heeft gesteld.

3.20.

Gelet op de hiervoor vermelde omstandigheden mocht SWD naar het oordeel van

de rechtbank er op vertrouwen dat [overledene] zich gelet op zijn functie, specifieke kennis en

ruime ervaring op de locatie in [woonplaats] zou houden aan de veiligheidsvoorschriften. Juist

[overledene] behoorde te weten dat het zonder valbeveiliging betreden van het dak van de

werktuigloods, waar dakplaten werden verwijderd en vervangen werden door nieuwe platen,

een zeer risicovolle overtreding van de veiligheidsnormen binnen SWD was. Hij had dit

daarom behoren na te laten, hoe begrijpelijk hij mogelijk uit hoofde van routine hierbij heeft

gehandeld.

3.21.

De stelling van [eiseres] dat de valbeveiliging niet kon worden aangebracht

zonder eerst dakplaten te verwijderen, leidt – voor zover dat al kan worden aangenomen, hetgeen [gedaagde] betwist – niet tot een ander oordeel. Naar het oordeel van de rechtbank stelt [gedaagde] terecht dat [overledene] op het moment dat hij constateerde dat de door hem zelf gegeven veiligheidsinstructies niet waren opgevolgd dan wel niet konden worden opgevolgd, het werk uit hoofde van zijn functie had moeten stilleggen en [gedaagde] daarvan op de hoogte had moeten stellen. Voorts kan ook het beroep van [eiseres] op werkdruk een zware schending van de veiligheidsvoorschriften niet rechtvaardigen.

3.22.

Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie, dat SWD

jegens [overledene] heeft voldaan aan haar zorgplicht ingevolge artikel 7:658 lid 1 BW. Nu er geen

sprake is van een tekortkoming van SWD en zij niet aansprakelijk kan worden gehouden

voor het aan [overledene] overkomen ongeval is van aansprakelijkheid van [gedaagde] als

bestuurder van SWD ter zake het ongeval evenmin sprake.

3.23.

Ook de in overweging 3.2. sub b en c vermelde verwijten leiden niet tot aansprakelijkheid van [gedaagde] als bestuurder. In het midden kan blijven of [gedaagde] al dan niet op de hoogte was of had moeten zijn van de omstandigheid dat de dekking van de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering was opgeschort. Nu zoals hiervoor overwogen SWD niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de gevolgen van het aan [overledene] overkomen ongeval, zou Reaal ook wanneer de premie wel was voldaan niet tot uitkering zijn overgegaan, zoals door haar ook gesteld in de brief van 16 februari 2016. Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, valt niet in te zien dat er een causaal verband bestaat tussen het ongeval ten gevolge van het onbeveiligd betreden van het dak enerzijds en het niet waarschuwen voor het onverzekerd werken anderzijds.

3.24.

De rechtbank komt op grond van het vorenstaande tot de slotsom dat het gevorderde als niet of onvoldoende gemotiveerd dient te worden afgewezen. Wat partijen verder nog hebben aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.

3.25.

[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de

proceskosten aan de zijde van [gedaagde] gevallen. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:

- griffierecht € 883,=

- salaris advocaat € 1.737,= (3 punten x tarief € 579,=)

Totaal € 2.620,=

3.26.

De door [gedaagde] verzochte nakosten zijn in het kader van deze procedure slechts

toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen daarom worden toegewezen op de wijze zoals hierna in de beslissing vermeld.

3.27.

De door [gedaagde] verzochte rente over de proceskosten en de nakosten zal als niet

weersproken worden toegewezen.

4 De beslissing