Home

Raad van State, 07-08-2012, BX3983, 201205423/2/A3

Raad van State, 07-08-2012, BX3983, 201205423/2/A3

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
7 augustus 2012
Datum publicatie
8 augustus 2012
ECLI
ECLI:NL:RVS:2012:BX3983
Formele relaties
Zaaknummer
201205423/2/A3

Inhoudsindicatie

Niet in behandeling nemen aanvraag van verzoekster om afgifte van een paspoort omdat verzoekster heeft geweigerd haar vingerafdrukken te laten opnemen. Verzoekster heeft aan de weigering haar vingerafdrukken te laten opnemen onder meer ten grondslag gelegd dat deze eis een onaanvaardbare inbreuk maakt op haar privacy, zoals beschermd in art. 8 EVRM.

De voorzitter stelt voorop dat de nationale rechter verplicht is de volle werking van het Unierecht te waarborgen. In geval van twijfel omtrent de geldigheid van verordeningen dient hij rekening te houden met het belang van de Unie, dat die verordeningen niet overhaast buiten toepassing worden gelaten. Voor het buiten toepassing laten van een bepaling uit de verordening is bovendien vereist dat de voorzitter over de verenigbaarheid van bedoelde verplichting met art. 8 EVRM ernstige twijfel heeft. Voor bedoelde ernstige twijfel bestaat onvoldoende grond, mede in aanmerking genomen dat de aard van de onderhavige procedure zich niet voor een diepgaand onderzoek naar de gestelde onverenigbaarheid met art. 8 EVRM leent. Gelet hierop ziet de voorzitter, de betrokken belangen afwegende, geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening, inhoudende de opdracht tot het in behandeling nemen van de aanvraag om afgifte van een paspoort zonder opname van vingerafdrukken, zoals verzoekster heeft verzocht.

Uitspraak

201205423/2/A3.

Datum uitspraak: 7 augustus 2012

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:

[verzoekster], wonend te Amsterdam,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 17 april 2012 in zaak nr. 11/2010 in het geding tussen:

[verzoekster]

en

de burgemeester van Amsterdam.

1. Procesverloop

Bij besluit van 25 augustus 2010 heeft de burgemeester de aanvraag van [verzoekster] om afgifte van een paspoort niet in behandeling genomen.

Bij besluit van 1 april 2011 heeft de burgemeester het door [verzoekster] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 17 april 2012, verzonden op 18 april 2012, heeft de rechtbank het door [verzoekster] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft [verzoekster] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 mei 2012, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 22 juni 2012.

Bij de op 30 mei 2012 ingekomen brief heeft [verzoekster] tevens de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De gronden van het verzoek zijn aangevuld bij brieven van 28 juni 2012, 9 juli 2012 en 17 juli 2012.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 19 juli 2012, waar [verzoekster], in persoon en bijgestaan door mr. J. Hemelaar, advocaat te Leiden, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. A. Palmboom, advocaat te Den Haag en mr. H.A. Akse, werkzaam bij het Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2. De burgemeester heeft de aanvraag van [verzoekster] om afgifte van een paspoort niet in behandeling genomen omdat zij heeft geweigerd haar vingerafdrukken te laten opnemen.

2.3. [verzoekster] heeft aan de weigering haar vingerafdrukken te laten opnemen onder meer ten grondslag gelegd dat deze eis een onaanvaardbare inbreuk maakt op haar privacy, zoals beschermd in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM).

2.4. [verzoekster] heeft in het kader van de onderhavige procedure gesteld dat zij een spoedeisend belang heeft bij de verkrijging van een paspoort omdat zij zich in het algemeen moet kunnen legitimeren en in het bijzonder bij het verkrijgen van zorg en het stemmen bij de komende Tweede Kamerverkiezingen. Ter zitting heeft [verzoekster] gesteld dat voor deze doeleinden ook kan worden volstaan met de verstrekking van een Nederlandse identiteitskaart met een geldigheidsduur van één jaar.

2.5. Uit artikel 1, tweede lid, van de Verordening van de Raad van 13 december 2004, met nr. 2252/2004 betreffende normen voor de veiligheidskenmerken van en biometrische gegevens in door de lidstaten afgegeven paspoorten en reisdocumenten, zoals gewijzigd door de Verordening nr. 444/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 28 mei 2009 (hierna: de verordening) vloeit voort dat een reisdocument moet zijn voorzien van een opslagmedium waarop twee vingerafdrukken zijn opgeslagen.

2.6. De voorzitter stelt voorop dat de nationale rechter verplicht is de volle werking van het Unierecht te waarborgen. In geval van twijfel omtrent de geldigheid van verordeningen dient hij rekening te houden met het belang van de Unie, dat die verordeningen niet overhaast buiten toepassing worden gelaten. Voor het buiten toepassing laten van een bepaling uit de verordening is bovendien vereist dat de voorzitter over de verenigbaarheid van bedoelde verplichting met artikel 8 van het EVRM ernstige twijfel heeft. Voor bedoelde ernstige twijfel bestaat onvoldoende grond, mede in aanmerking genomen dat de aard van de onderhavige procedure zich niet voor een diepgaand onderzoek naar de gestelde onverenigbaarheid met artikel 8 van het EVRM leent. Gelet hierop ziet de voorzitter, de betrokken belangen afwegende, geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening, inhoudende de opdracht tot het in behandeling nemen van de aanvraag om afgifte van een paspoort zonder opname van vingerafdrukken, zoals [verzoekster] heeft verzocht.

2.7. Voor het treffen van een voorlopige voorziening die er toe strekt dat aan [verzoekster] een Nederlandse identiteitskaart met een geldigheidsduur van één jaar zonder opname van vingerafdrukken dient te worden afgegeven, zoals [verzoekster] ter zitting heeft verzocht, bestaat evenmin aanleiding, reeds omdat [verzoekster] van meet af aan slechts tegen het niet in behandeling nemen van een aanvraag om een paspoort is opgekomen.

2.8. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.

2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld-Mak, ambtenaar van staat.

w.g. Van Kreveld w.g. Langeveld-Mak

voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2012

317.