Home

ECLI:NL:TNORARL:2018:46 Kamer voor het notariaat 13-11-2018 C/05/340422 / KL RK 18-100

ECLI:NL:TNORARL:2018:46 Kamer voor het notariaat 13-11-2018 C/05/340422 / KL RK 18-100

Gegevens

Instantie
Kamer voor het notariaat
Datum uitspraak
13 november 2018
Datum publicatie
13 december 2018
ECLI
ECLI:NL:TNORARL:2018:46
Formele relaties
Zaaknummer
C/05/340422 / KL RK 18-100

Inhoudsindicatie

De kamer stelt vast dat geen punt van geschil tussen klager en mr. [A] is dat mr. [A] ook feitelijk de werkzaamheden van een notarieel medewerker en niet die van een kandidaat-notaris verricht en dienovereenkomstig wordt betaald.

Uit het verweer van mr. [A] blijkt dat hij direct na het afronden van zijn studie notarieel recht in de functie van notarieel medewerker op een notariskantoor is aangenomen. Hij is niet de beroepsopleiding gaan volgen en hij heeft zich ook al die tijd niet als kandidaat-notaris geafficheerd.

Het is een bewuste keuze van mr. [A] om af te zien van de mogelijkheid om als kandidaat-notaris werkzaam te zijn. Hij vindt een functie als kandidaat-notaris met de bijbehorende verplichting tot permanente educatie vanwege door hem geschetste omstandigheden bovendien te belastend. Als hij onverkort zou worden gehouden aan de verplichting tot permanente educatie, zou dit betekenen dat hij een baan buiten het notariaat zou moeten zoeken om aan deze verplichting te ontkomen.

Gelet op deze omstandigheden acht de kamer het in dit geval niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat mr. [A] de opleidingspunten niet heeft gehaald.

Uitspraak

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk: C/05/340422 / KL RK 18-100

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

Bureau Financieel Toezicht (BFT),

gevestigd te Utrecht,

vertegenwoordigd door mr. R. Wisse en mr. A. van den Brink,

klager,

tegen

mr. [A],

kandidaat-notaris te […].

Partijen worden hierna respectievelijk klager en mr. [A.] genoemd.

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit

- de klacht, met bijlagen, van 16 juli 2018;

- het verweer van mr. [A], met bijlagen, van 8 augustus 2018;

- het e-mailbericht van de kamer van 25 september 2018 aan klager, mr. [A] en mr. W.J. Geselschap van de KNB, waarin is neergelegd hetgeen is besproken in het gesprek met mr. M.J.C. van Leeuwen, plv voorzitter van de kamer, op 25 september 2018;

- het e-mailbericht van mr. [A], met bijlagen, van 28 september 2018;

- het e-mailbericht van mr. Geselschap van de KNB van 1 oktober 2018.

1.2 De klachtzaak is in raadkamer behandeld op 3 oktober 2018. Partijen zijn gehoord tijdens het gesprek op 25 september 2018 met de voorzitter, waarbij is afgesproken dat de zaak verder in raadkamer zou worden behandeld.

2.1 Mr. [A] heeft in 2005 zijn universitaire studie notarieel recht afgerond.

Hij is in oktober 2006 in dienst getreden bij [B] Notarissen te […], thans genaamd […], als notarieel medewerker.

2.2 Mr. [A] heeft in de tijdvakken 2012-2013, 2014-2015 en 2016-2017 geen van de in artikel 1 Verordening bevordering vakbekwaamheid juncto artikel 5 lid 2 Reglement bevordering vakbekwaamheid vereiste opleidingspunten behaald.

3.1 Klager verwijt mr. [A] dat hij voor de derde keer niet heeft voldaan aan de verplichting om voldoende opleidingspunten te behalen, ondanks de door klager geboden herstelmogelijkheden. Hiermee heeft mr. [A] in strijd met artikel 2 Verordening bevordering vakbekwaamheid juncto artikel 5 Reglement bevordering vakbekwaamheid gehandeld.

3.2 Mr. [A] heeft het volgende verweer gevoerd.

Direct nadat hij zijn studie notarieel recht had afgerond, is hij bij [B] Notarissen in dienst getreden als notarieel medewerker. Dit staat in zijn arbeidscontract en zo is hij ook vermeld op de website van het notariskantoor. Hij heeft besloten de beroepsopleiding niet te volgen. Mede vanwege privéomstandigheden ambieert hij namelijk geen functie als kandidaat-notaris of notaris. Hij werkt momenteel parttime omdat hij sinds het overlijden van zijn vrouw alleen voor hun kinderen moet zorgen.

Nu hij niet werkzaam is als kandidaat-notaris, is hij van mening dat voor hem niet de verplichting geldt om deel te nemen aan de door de KNB verplicht gestelde permanente educatie. Hij vindt het niet terecht dat hij daar toch toe gedwongen zou worden, enkel en alleen omdat hij notarieel recht heeft gestudeerd en op een notariskantoor werkt.

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van mr. [A] een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Op grond van artikel 1 lid 1 aanhef en onder 2 Wna dient mr. [A] als kandidaat-notaris te worden aangemerkt. Ingevolge artikel 60 Wna betekent dit dat hij lid is van de KNB. De artikelen 1 en 2 Verordening bevordering vakbekwaamheid juncto artikel 5 Reglement bevordering vakbekwaamheid verplichten de leden van de KNB tot het behalen van 40 opleidingspunten per tijdvak van twee jaar.

4.3 Zoals door mr. [A] is erkend, heeft hij de afgelopen drie tijdvakken geen opleidingspunten gehaald.

4.4 De kamer stelt vast dat geen punt van geschil tussen klager en mr. [A] is dat mr. [A] ook feitelijk de werkzaamheden van een notarieel medewerker en niet die van een kandidaat-notaris verricht en dienovereenkomstig wordt betaald.

Uit het verweer van mr. [A] blijkt dat hij direct na het afronden van zijn studie notarieel recht in de functie van notarieel medewerker op een notariskantoor is aangenomen. Hij is niet de beroepsopleiding gaan volgen en hij heeft zich ook al die tijd niet als kandidaat-notaris geafficheerd.

Het is een bewuste keuze van mr. [A] om af te zien van de mogelijkheid om als kandidaat-notaris werkzaam te zijn. Hij vindt een functie als kandidaat-notaris met de bijbehorende verplichting tot permanente educatie vanwege door hem geschetste omstandigheden bovendien te belastend. Als hij onverkort zou worden gehouden aan de verplichting tot permanente educatie, zou dit betekenen dat hij een baan buiten het notariaat zou moeten zoeken om aan deze verplichting te ontkomen.

Gelet op deze omstandigheden acht de kamer het in dit geval niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat mr. [A] de opleidingspunten niet heeft gehaald.

De kamer zal om deze reden de klacht ongegrond verklaren.

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

- verklaart de klacht ongegrond.

MsoNormalTable c21000c16c20
c15top5583

Deze beslissing is gegeven door mr. M.J.C. van Leeuwen, voorzitter, mr. M.J. Blaisse en

mr. J.T.J. Heijstek, leden, en in tegenwoordigheid van mr. W.E. Markus-Burger, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 13 november 2018.

c17top235

De secretaris

c19top239

De voorzitter