ECLI:NL:TNORDHA:2019:17 Kamer voor het notariaat 19-06-2019 18-56
ECLI:NL:TNORDHA:2019:17 Kamer voor het notariaat 19-06-2019 18-56
Gegevens
- Instantie
- Kamer voor het notariaat
- Datum uitspraak
- 19 juni 2019
- Datum publicatie
- 1 juli 2019
- ECLI
- ECLI:NL:TNORDHA:2019:17
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2020:1173
- Zaaknummer
- 18-56
Inhoudsindicatie
Klaagster verwijt de notaris het volgende:
1. de notaris heeft in haar begeleiding van de vereffenaars hen er niet van weerhouden de regels te schenden;
2. de notaris heeft geweigerd klaagster (en ook haar moeder) te horen en heeft een éénzijdig gesprek gevoerd met de adviseur van de vereffenaars, die bevriend is met hun advocaat;
3. de notaris heeft geen budget, maar zij heeft ook niet de wil om klaagster te horen;
4. op 28 september 2017 was er in de woning van een familievriend een bijeenkomst belegd. Wat zou de bedoeling zijn van deze genoemde bijeenkomst als er al op 19 en 20 juli 2017 overeenstemming bereikt was;
5. de notaris heeft geweigerd de rol van regievoerend boedelnotaris op zich te nemen, toen bleek dat de vereffenaars steeds verder regelschendend optraden. De notaris heeft dit toegelaten;
6. pas na bemiddeling van de bestuursvoorzitter van het kantoor van de notaris kreeg klaagster de notaris op 28 november 2017 te spreken. In dat gesprek heeft de notaris erkend dat de situatie uit de hand was gelopen en dat de vereffenaars slechts een “aandenken” hadden bedongen. Pas na dat gesprek voelt klaagster zich gehoord door de notaris.
Uitspraak
Beslissing d.d. 19 juni 2019inzake de klacht onder nummer 18-56 van:
[klaagster],
hierna ook te noemen: klaagster,
tegen
[notaris],
notaris te [vestigingsplaats],
hierna ook te noemen: de notaris,
advocaat mr. dr. R. Sanders te Leiden.
De Kamer heeft kennisgenomen van:
· de klacht, ingekomen op 14 augustus 2018,
· klaagschrift, met bijlagen, ingekomen op 17 augustus 2018,
· e-mailbericht van klaagster, ingekomen op 28 augustus 2018,
· e-mailbericht van klaagster van 26 september 2018,
· het antwoord van de notaris van 27 september 2018, met bijlagen,
· e-mailbericht van klaagster van 21 januari 2019,
· reactie daarop van de notaris van 22 januari 2019,
· e-mails van klaagster van 3 februari 2019 met producties,
· brief van mr. S.S. van Gijn namens klaagster van 4 februari 2019,
· reactie van mr. dr. R. Sanders van 5 februari 2019,
· brief van mr. S.S. van Gijn aan de Kamer van 8 april 2019,
· e-mails klaagster van 10, 11 en 12 mei 2019.
Bij e-mailbericht van 27 september 2019 heeft klaagster een verzoek tot wraking van mrs. G.P. van Ham, A.F.L. Geerdes en G.H.M. Smelt ingediend. Allen zijn plaatsvervangend voorzitter van deze Kamer.
Bij brief van 1 oktober 2019 heeft de Kamer de president van het Hof te Amsterdam verzocht om doorverwijzing, aangezien de Kamer Den Haag geen andere voorzitters heeft dan mrs. Van Ham, Geerdes en Smelt.
Bij beslissing van 11 oktober 2018 heeft de president van het Hof te Amsterdam het wrakingsverzoek doorverwezen naar de Kamer ’s-Hertogenbosch.
Bij beslissing van 17 december 2018 heeft de Kamer ’s-Hertogenbosch de verzoeken tot wraking van de heren Van Ham, Geerdes en Smelt niet-ontvankelijk verklaard.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 mei 2019. Daarbij waren aanwezig klaagster bijgestaan door haar broer, en de notaris bijgestaan door advocaat mr. dr. R. Sanders. Van het verhandelde is procesverbaal opgemaakt met daaraan de door beide partijen overgelegde pleitnotities gehecht.
Klaagster en de heer [Y] (hierna te noemen: erflater) waren partners en hadden een notariële samenlevingsovereenkomst gesloten zonder testamenten.
Erflater is op 18 oktober 2016 overleden.
De notaris was sinds februari 2017 boedelnotaris in de afwikkeling van de nalatenschap van erflater.
Op 24 november 2016 heeft mr. [Q], notaris te [vestigingsplaats], een verklaring van erfrecht afgegeven. Uit deze verklaring van erfrecht blijkt dat de twee kinderen van erflater, [Y] (hierna te noemen: [Y]) en [Z] (hierna te noemen: [Z]) de enige erfgenamen zijn van erflater. Zij hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard en zij zijn tezamen bevoegd en gerechtigd tot beheer en vereffening van de nalatenschap.
Tot de nalatenschap behoort de onverdeelde helft van een woning aan de [adres] (hierna te noemen: de woning), belast met twee hypotheken en inboedelgoederen. Klaagster en erflater waren beiden, ieder voor de onverdeelde helft, eigenaar van de woning.
Klaagster verwijt de notaris het volgende:
1. de notaris heeft in haar begeleiding van de vereffenaars hen er niet van weerhouden de regels te schenden. Sterker nog, de notaris heeft hen tegen de regels in geadviseerd. Zij heeft hun handelingen bevorderd of gefaciliteerd.
In april 2017 heeft klaagster de rechtbank verzocht een onafhankelijk vereffenaar te benoemen, omdat klaagster het sterke vermoeden had dat de notaris niet onafhankelijk handelde als boedelnotaris;
2. de notaris heeft geweigerd klaagster (en ook haar moeder) te horen en heeft een éénzijdig gesprek gevoerd met de adviseur van de vereffenaars, die bevriend is met hun advocaat. De notaris heeft op basis van dat gesprek klaagster het “voorstel” gedaan om haar huis te “moeten” verkopen. De notaris negeert de positie van klaagster, schoffeert haar in gesprekken als nabestaande en weigert haar te woord te staan en haar berichten te behandelen (klaagster is nooit gecondoleerd door de notaris en zij negeert haar). De notaris luistert niet en traineert een afspraak. Klaagster heeft mr. [M], kantoorgenoot van de notaris, verzocht om mee te kijken en om het dossier over te nemen. Door zijn bemoeienis is er eind juni 2017 een afspraak gemaakt met de notaris.
De notaris maakt schriftelijk kenbaar dat zij klaagster niet begrijpt. Verder heeft de notaris de stukken (met name de gewaarmerkte vorderingen) niet bestudeerd. Nooit komt er een tegenvoorstel van de vereffenaars of stellen zij de door klaagster gewaarmerkte vorderingen ter discussie. De notaris heeft nooit over adequaat budget beschikt;
3. de notaris heeft geen budget, maar zij heeft ook niet de wil om klaagster te horen. De notaris laat zich gebruiken als instrument om tijd te rekken en klaagster te intimideren namens de vereffenaars om haar huis te verkopen. Dit is in strijd met het verblijvensbeding.
Op 19 juli 2017 heeft er een bespreking plaatsgevonden. De vereffenaars zijn akkoord gegaan met het voorstel van de notaris. Uiteindelijk komt de notaris tot de conclusie dat er geen compromis te sluiten was tussen de betrokkenen, wegens de verschillende standpunten en visies, waaraan vaak een emotionele lading zat;
4. op 28 september 2017 was er in de woning van een familievriend een bijeenkomst belegd. Wat zou de bedoeling zijn van deze genoemde bijeenkomst als er al op 19 en 20 juli 2017 overeenstemming bereikt was? Bij deze bijeenkomst blijken de vereffenaars het mapje met financiële bewijsstukken van klaagster te verduisteren en niet terug te willen geven. De vereffenaars wilden het huis van klaagster leegroven;
5. de notaris heeft geweigerd de rol van regievoerend boedelnotaris op zich te nemen, toen bleek dat de vereffenaars steeds verder regelschendend optraden. De notaris heeft dit toegelaten. Klaagster heeft hierdoor grote schade geleden aan haar gezondheid. Zij is in gevaar gekomen in haar eigen huis, is haar euribor-hypotheek kwijtgeraakt omdat zij de benodigde informatie van de notaris niet verkreeg, en zij heeft een erfrecht advocaat moeten inzetten om alsnog haar huis overgedragen te krijgen.
Klachtwaardig is ook dat de notaris op 26 juni 2018 klaagster heeft verklaard dat haar opdracht éénzijdig zou zijn beëindigd door de vereffenaars. Dit zonder klaagster hierover te informeren;
6. pas na bemiddeling van de bestuursvoorzitter van het kantoor van de notaris kreeg klaagster de notaris op 28 november 2017 te spreken. In dat gesprek heeft de notaris erkend dat de situatie uit de hand was gelopen en dat de vereffenaars slechts een “aandenken” hadden bedongen. Pas na dat gesprek voelt klaagster zich gehoord door de notaris.
Na een kort geding is op 5 januari 2018 het huis overgedragen bij notaris [C] op basis van het verblijvensbeding.
Aangezien de notaris boedelnotaris bleef, bleef klaagster afhankelijk van haar.
De notaris heeft het volgende aangevoerd.
Een half jaar na het overlijden van erflater werd de notaris benaderd door de advocaat van de erfgenamen. De advocaat vroeg tussenkomst van de notaris om de kwesties die speelden tussen de erfgenamen en klaagster op te lossen.
Klaagster was de levenspartner van erflater. Zij hebben een aantal jaren samengewoond. Ten tijde van het overlijden woonden zij om hen moverende redenen niet meer samen, maar klaagster was nog steeds (emotioneel) betrokken bij erflater en heeft zich bekommerd om zijn welzijn.
Na het overlijden waren de erfgenamen er niet in geslaagd om met klaagster tot overeenstemming te komen over een aantal zaken.
Klaagster heeft zich vervolgens tot de rechtbank gewend met het verzoek om een externe vereffenaar te benoemen. Omdat er geen liquide middelen in de nalatenschap zaten en het huis zwaar hypothecair belast was, adviseerde de advocaat van de erfgenamen om met de familienotaris om de tafel te gaan om er uit te komen.
Op 21 maart 2017 heeft de notaris klaagster een voorstel van de erfgenamen voorgelegd om zonder procedure tot overeenstemming te komen. Klaagster vervolgde echter haar weg naar de rechter. Op 20 april 2017 heeft de rechtbank het verzoek van klaagster afgewezen, waarna de erfgenamen de notaris hebben verzocht om de rol van boedelnotaris verder te vervullen.
Vanzelfsprekend heeft de notaris als een redelijk handelend notaris, zowel de erfgenamen als klaagster, zijnde schuldeiser van de nalatenschap en deelgenote in de gemeenschappelijke bezittingen van erflater en haarzelf, gehoord.
Er zijn diverse gesprekken gevoerd, ook in het bijzijn van door hen ingeschakelde adviseurs.
De onderlinge verhoudingen tussen de erfgenamen en klaagster en hun diverse adviseurs escaleerden waardoor de erfgenamen geen vertrouwen meer hadden in een minnelijke oplossing. Zij trokken vervolgens de opdracht aan de notaris in. Tot oktober 2017 is de notaris als boedelnotaris betrokken geweest.
Zowel voor als na het overlijden zijn er dingen gebeurd die door klaagster als zeer emotioneel, stressvol en traumatiserend zijn ervaren, waardoor zij zich kennelijk miskend en niet gehoord heeft gevoeld. Klaagster poneert met stelligheid zaken, die niet op waarheid berusten.
Per klachtonderdeel heeft de notaris het volgende aangevoerd.
1. door de notaris zijn aan de erfgenamen geen adviezen verstrekt, die in strijd zijn met de wet.
Dat de notaris klaagster heeft gemeld dat zij als boedelnotaris optreedt en niet als partijnotaris is geheel overeenkomstig de afspraken.
De notaris heeft zich ingespannen om zoveel mogelijk feiten te achterhalen, waaronder de omstandigheden van de deelgenootschap van erflater in de gezamenlijke bezittingen van hem en klaagster.
Dit klachtonderdeel wordt niet onderbouwd met stukken, dus dient ongegrond te worden verklaard;
2. de notaris heeft nooit geweigerd klaagster te horen. Wel is het zo dat afspraken met klaagster moeilijk tot stand kwamen. Dat lag aan de wensen van klaagster zelf en de omstandigheden en planning van betrokkenen.
De notaris heeft de moeder van klaagster uitgenodigd om samen bij de notaris langs te komen.
De notaris heeft klaagster niet geïntimideerd.
Klaagster onderbouwd haar stellingen niet;
3. gezien de omstandigheden ten tijde van het overlijden, waarbij erflater en klaagster niet langer samenwoonden, heeft de notaris haar juridische twijfels geuit over het verblijvensbeding. De notaris heeft geen akte van toedeling op basis van het verblijvensbeding willen passeren.
Uit de openbare registers is gebleken dat de overdracht door notaris [C] op 15 januari 2018 niet heeft plaatsgevonden op basis van het verblijvensbeding, maar op grond van een vaststellingsovereenkomst tussen betrokkenen.
Het is op het notariskantoor gebruikelijk dat er achteraf wordt gedeclareerd. De erfgenamen hebben de eerste declaratie voldaan. De tweede declaratie is niet voldaan. Dit heeft de notaris er niet van weerhouden om – uit coulance – klaagster tegemoet te komen in haar wens om tot afwikkeling van haar vorderingen te komen en verdeling van de gemeenschappelijke goederen.
Nadat de taak van de notaris als boedelnotaris door de erfgenamen was beëindigd kon de notaris geen werkzaamheden aan de erfgenamen meer declareren;
4. bij de door klaagster genoemde bijeenkomst op 28 september 2017 was de notaris niet uitgenodigd. Van de daar plaatsgevonden discussie kan de notaris geen verslag doen, noch een mening geven. Dit houdt echter niet in dat de notaris tijdens haar periode als boedelnotaris en ook daarna niet de belangen van klaagster heeft willen behartigen. De notaris heeft getracht partijen nader tot elkaar te brengen. Daarvoor is nodig dat partijen bereid zijn compromissen te sluiten. Wanneer besprekingen niet leiden tot volledige overeenstemming, kan de notaris geen verklaringen doen over een vermeende overeenkomst die tussen de erfgenamen en klaagster tot stand zou zijn gekomen. Dit heeft de notaris meerdere malen zowel mondeling als schriftelijk aan klaagster laten weten;
5. naar aanleiding van de wens van klaagster tot toedeling aan haar van de gemeenschappelijke woning heeft klaagster een nieuwe hypotheek aangevraagd. De stukken zijn op verzoek van klaagster door de bank naar het notariskantoor gestuurd. De betreffende medewerker van het notariskantoor heeft de brief aan klaagster op basis van de gebruikelijke werkwijze binnen het kantoor gestuurd, hetgeen logisch en niet klachtwaardig is. Klaagster was immers in de nalatenschap niet als erfgenaam of opdrachtgever in het systeem opgenomen.
De rol van de notaris als boedelnotaris was na beëindiging van de opdracht door de erfgenamen beëindigd, maar klaagster heeft deze beëindiging niet willen accepteren;
6. klaagster heeft ook anderen binnen het kantoor van de notaris e-mails gezonden, waaronder mr. [R] (bestuursvoorzitter van het kantoor), die geen enkele betrokkenheid heeft gehad met het dossier en wiens “bemiddeling” enkel heeft bestaan uit de mededeling aan klaagster dat hij geen enkele rol speelt.
De notaris heeft klaagster meerdere malen aangegeven dat zij op andere wijze haar belangen dient te behartigen, eventueel met behulp van haar (juridisch) adviseurs.
De beoordeling van de klacht
Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 Wna. Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreedt, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.
Voor de goede orde merkt de Kamer op dat klaagster in haar klaagschrift klachtonderdeel 3 heeft overgeslagen. Dit heeft tot gevolg dat er zes klachtonderdelen zijn in plaats van zeven, zoals gemeld. Ter zitting heeft klaagster dit bevestigd.
Voor zover het klachtonderdeel 1 betreft overweegt de Kamer als volgt. Vast is komen te staan dat de erfgenamen opdrachtgever van de notaris waren. Klaagster wist dat de notaris boedelnotaris was. Of de notaris zich dus wel of niet had ingeschreven in het boedelregister doet daar niets aan af.
Het verwijt aan de notaris is dat zij de erfgenamen adviezen heeft verstrekt die in strijd zijn met de wet. Feiten en omstandigheden waaruit volgt dat door de notaris onjuiste adviezen zijn gegeven zijn de Kamer niet gebleken. Hetgeen door klaagster in dat verband is aangevoerd is door de notaris gemotiveerd weersproken. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Wat betreft klachtonderdeel 2 overweegt de Kamer het volgende. Ter zitting heeft de notaris aangevoerd dat zij vanaf haar benoeming als boedelnotaris klaagster actief heeft betrokken bij het zoeken naar een voor alle betrokkenen aanvaardbare oplossing. Er is tussen de notaris en klaagster uitvoerig gecorrespondeerd. Klaagster heeft alle ruimte gekregen om haar standpunten en wensen kenbaar te maken, ook waar het gaat om wie tijdens besprekingen aanwezig kon zijn. Klaagster is tot tweemaal toe op uitnodiging van de notaris voor een bespreking op haar kantoor geweest. De Kamer is van oordeel dat niet is vast komen te staan dat de notaris klaagster onvoldoende gehoord heeft of dat de notaris klaagster geschoffeerd heeft. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Voor zover het klachtonderdeel 3 betreft overweegt de Kamer het volgende. Niet is vast komen te staan dat de notaris als boedelnotaris partijdig heeft gehandeld. Zij heeft klaagster gehoord en heeft haar geïnformeerd over de handelwijze. Dit verwijt is door klaagster niet verder onderbouwd. Vast is komen te staan dat de notaris binnen de grenzen van het recht heeft getracht voor alle partijen tot een redelijke oplossing te komen. Dat dit niet is niet gelukt, is niet tuchtrechtelijk laakbaar. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Voor zover het klachtonderdeel 4 betreft overweegt de Kamer als volgt. Vast is komen te staan dat de notaris niet aanwezig was bij de bijeenkomst op 28 september 2017. Zij was hiervoor niet uitgenodigd. De notaris kan derhalve niets worden verweten. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Wat betreft klachtonderdeel 5 overweegt de Kamer als volgt. Het verwijt aan de notaris dat zij heeft geweigerd de regie te voeren, toen bleek dat de vereffenaars steeds verder regelschendend optraden, heeft klaagster niet onderbouwd. Wel is gebleken dat klaagster nog een beroep op de notaris deed, maar de opdracht aan haar was toen al beëindigd. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Wat betreft klachtonderdeel 6 overweegt de Kamer het volgende. Klaagster verwijt de notaris dat zij zich pas na het gesprek op 28 november 2017 gehoord voelt door de notaris. Uit hetgeen naar voren is gekomen zowel in de stukken als ter zitting is niet gebleken dat de notaris tot die tijd zich onvoldoende heeft ingespannen om klaagster tegemoet te komen in dat gevoel. Van een tuchtrechtelijk laakbaar handelen kan geen sprake zijn. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
De beslissing
De Kamer voornoemd:
verklaart de klacht op alle onderdelen ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.F.L. Geerdes, voorzitter, R.R. Roukema en J.T.A. van der Stok.
Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2019 door mr. G.P. van Ham in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit.
Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief door het Hof te zijn ontvangen, waarbij de datum van ontvangst door het Hof bepalend is.