Home

ECLI:NL:TNORSHE:2017:27 Kamer voor het notariaat 04-12-2017 SHE/2017/74

ECLI:NL:TNORSHE:2017:27 Kamer voor het notariaat 04-12-2017 SHE/2017/74

Gegevens

Instantie
Kamer voor het notariaat
Datum uitspraak
4 december 2017
Datum publicatie
8 januari 2018
ECLI
ECLI:NL:TNORSHE:2017:27
Formele relaties
Zaaknummer
SHE/2017/74

Inhoudsindicatie

Onbevoegd belastinglid heeft deel uitgemaakt van kamer die over verzet tegen voorzittersbeslissing heeft geoordeeld. Verzoekster vraagt herziening van de voorzittersbeslissing. Nu herziening slechts kan worden gevraagd van de in hoogste instantie gegeven beslissing is verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek.

Uitspraak

Klachtnummer : SHE/2017/74

Datum uitspraak : 4 december 2017

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

De kamer voor het notariaat neemt de volgende beslissing naar aanleiding van het verzoek tot herziening van de beslissing van deze kamernaar aanleiding van de klacht (kenmerk SHE/2015/64) van:

mevrouw [naam verzoekster](hierna: verzoekster),

wonende in […],

tegen

notaris de heer mr. [naam notaris](hierna: de notaris),

gevestigd in […].

1. De procesgang:

1.1. Verzoekster heeft bij brief van 6 augustus 2015 een klacht geformuleerd tegen de notaris. Dit klaagschrift (met bijlagen) is op 10 augustus 2015 binnengekomen bij de kamer voor het notariaat (hierna: de kamer) en in behandeling genomen onder kenmerk SHE/2015/64.

1.2. De heer mr. H.A.W. Snijders, plaatsvervangend voorzitter van de kamer (hierna: de voorzitter), heeft bij beslissing van 11 september 2015 geoordeeld dat de klacht kennelijk niet ontvankelijk is, zodat hij aanleiding heeft gezien de klacht terstond af te wijzen overeenkomstig het bepaalde bij artikel 99 lid 5 Wet op het notarisambt (hierna: Wna).

1.3. Bij brief van 21 september 2015, door de kamer ontvangen op 23 september 2015, heeft verzoekster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij brieven van 25 september 2015 zijn verzoekster en de notaris opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het verzet ter zitting van de kamer van 15 februari 2016. Daarbij is meegedeeld dat de kamer op die datum zal zijn samengesteld uit mr. C.M. Wiertz-Wezenbeek, voorzitter, mr. P.M. Knaapen, rechter, mr. J.A.P. Dings, notaris, mr. L.J.M. Teunissen, notaris, en mr. R.J.M.G. Oostveen, belastinginspecteur.

1.4. Verzoekster heeft bij e-mail van 25 januari 2016 producties overgelegd. De kamer heeft een kopie van deze e-mail met de daarbij behorende producties bij brief van 25 januari 2016 toegezonden aan de notaris.

1.5. Bij brief van 1 februari 2016 heeft verzoekster verzoeken ingediend tot wraking van mevrouw mr. Wiertz-Wezenbeek en de heer mr. Teunissen.

1.6. Naar aanleiding van het verzoek daartoe van mr. Wiertz-Wezenbeek heeft het gerechtshof in Amsterdam de kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag bij beslissing van 24 maart 2016 belast met de behandeling van de beide verzoeken tot wraking. De kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag heeft de beide verzoeken tot wraking afgewezen bij beslissing 14 september 2016.

1.7. Vervolgens heeft de kamer verzoekster en de notaris bij aangetekende brieven van 21 september 2016 opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het verzet tegen de voorzittersbeslissing ter zitting van de kamer van 14 november 2016. Het verzet is tijdens die zitting behandeld. Verzoekster is zonder voorafgaand bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.De notaris is ter zitting verschenen.

1.8. Bij beslissing van 16 januari 2017 heeft de kamer het verzet van verzoekster ongegrond verklaard. Deze beslissing is onder meer gegeven door de heer mr. R.J.M. van den Heuvel in zijn hoedanigheid van plaatsvervangend belastinglid van de kamer (hierna: het belastinglid). Hij was bij besluit van de Minister van Veiligheid en Justitie van 23 juni 2016 met ingang van die datum als zodanig benoemd.

1.9. Bij brief van 3 mei 2017 heeft mr. Wiertz-Wezenbeek verzoekster en de notaris meegedeeld dat de Belastingdienst de kamer had bericht dat mr. Van den Heuvel niet als belastinglid benoemd had mogen worden, als gevolg waarvan hij niet bevoegd was om als belastinglid deel uit te maken van de kamer. Dit belastinglid bleek namelijk achteraf gezien niet de kwaliteit van inspecteur, bedoeld in artikel 2 lid 3 onderdeel b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen te bezitten, zoals artikel 94 lid 6 Wna vereist.

1.10. Op 30 mei 2017 heeft het gerechtshof in Amsterdam (hierna: het gerechtshof) uitspraak gedaan naar aanleiding van het hoger beroep tegen een beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHAMS:2017:1928). De bestreden beslissing was mede gegeven door een (ander, eveneens) onbevoegd belastinglid. In verband daarmee heeft het gerechtshof in rechtsoverweging 6.5. als volgt overwogen:

[…] “Vaststaat dat een van de leden van de kamer die de bestreden beslissing heeft genomen ten tijde van de procedure in eerste aanleg, meer in het bijzonder ten tijde van de beslissing, niet de kwaliteit bezat die hij op grond van artikel 94 lid 6 Wna moest hebben om deel van de kamer uit te kunnen maken.

Het bepaalde in artikel 95 lid 1 Wna impliceert dat het verlies van de vereiste kwaliteit van rechtswege tot verlies van het lidmaatschap van de kamer leidt. Daaruit volgt dat de beslissing van de kamer mede is genomen door een persoon die hiertoe niet bevoegd was.

Naar analogie van artikel 5 lid 3 Wet RO is de beslissing van de kamer dus nietig.

Met verwijzing naar het hiervoor aangehaald arrest van de Hoge Raad in de Meavita-zaak (kamer:ECLI:NL:HR:2016:2607) is het hof van oordeel dat ‘nietigheid’ in dit geval niet hetzelfde betekent als ‘non existent’. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt voor gevallen als het onderhavige mee dat de nietigheid van de beslissing van de kamer alleen kan worden ingeroepen in het kader van een daartegen openstaand rechtsmiddel en dat is (in dit geval) hoger beroep bij dit hof.”

1.11. Bij brief van 8 juni 2017 heeft mr. Wiertz-Wezenbeek verzoekster en de notaris van deze beslissing van het gerechtshof op de hoogte gesteld, onder toezending van een kopie daarvan. Verzoekster heeft bij e-mail van 13 juni 2017 op deze brief gereageerd en aan mr. Wiertz-Wezenbeek gevraagd aan te geven welke beslissing zij zou gaan nemen naar aanleiding van de beslissing van de kamer van 16 januari 2017. Naar aanleiding van haar verzoek is verzoekster (telefonisch) uitgenodigd voor een gesprek met mr. Wiertz-Wezenbeek. Verzoekster heeft te kennen gegeven geen prijs te stellen op een dergelijk gesprek.

1.12. Bij e-mail van 5 juli 2017 heeft verzoekster een herzieningsverzoek bij de kamer ingediend.

1.13. De notaris is in de gelegenheid gesteld om schriftelijk op dit herzieningsverzoek te reageren. Hij heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.

1.14. Het herzieningsverzoek is behandeld ter zitting van de kamer van 16 oktober 2017. Verzoekster en de notaris zijn ter zitting verschenen en hebben hun standpunten over en weer uiteengezet.

2. Het verzoek tot herziening

2.1. Het verzoek strekt tot "herziening van de beslissing van de kamer van 11 september 2015 in de verzetszaak SHE/2015/64”, alsmede tot “heropening van de behandeling van de klacht SHE/2015/64 en doorverwijzing voor de behandeling naar een andere kamer voor het notariaat”, omdat verzoekster geen vertrouwen heeft in een eerlijke behandeling van haar zaak door de kamer in het ressort 's-Hertogenbosch.Als onderwerp van haar brief heeft verzoekster vermeld:

“verzoek herziening beslissing verzetszaak SHE/2015/64, 11 september 2015

verzoek heropening behandeling verzetszaak SHE/2015/64

verzoek behandeling heropende zaak doorverwijzen naar andere kamer voor het notariaat”

Verzoekster stelt dat het onbevoegde belastinglid reeds voor de uitspraak deel uitmaakte van de kamer en dat dit niet aan haar bekend was en redelijkerwijs ook niet aan haar bekend kon zijn. Zij legt onder meer aan haar verzoek ten grondslag dat zij het sterke vermoeden heeft dat:

“indien het gesloten stelsel van rechtsmiddelen van toepassing was geweest, de tuchtrechter tot een andere beslissing zou zijn gekomen. Het betreft hier een voorzittersbeslissing, waarbij de voorzitter zich beroept op het ne-bis-in-idem beginsel. Dit is een aperte leugen; er is geen ne-bis-in-idem-beginsel. Ik verwijs hierbij naar de gronden en motivering van mijn verzet in mijn brief van 21 september 2015 (in uw bezit), waarin ik de kamer expliciet vraag mij aan te geven welk artikel van de Wet op het notarisambt het handelen van notaris […] rechtvaardigt, namelijk het aanmerken van de Rabobank als belanghebbende door notaris […].

Dat wetsartikel is er niet. De voorzitter weet dat heel goed. Daarom is het ne-bis-in-idem-beginsel van stal gehaald, met het doel een voorzittersbeslissing te forceren.”

3. De beoordeling

3.1. Vooropgesteld wordt dat de Wna geen bepalingen bevat op grond waarvan herziening van een door de notariële tuchtrechter gegeven onherroepelijke beslissing kan worden verzocht. Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof (zie onder andere ECLI:NL:GHAMS:2012:BV6394, ELI:NL:

GHAMS:2012:CA2559 en ECLI:NL:GHAMS:2016: 5292) is herziening in het notarieel tuchtrecht niettemin in bijzondere gevallen toelaatbaar op grond van nauwkeurig omschreven feiten of omstandigheden die:

a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;

b. bij verzoek(st)er vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn;

c. ingeval zij bij de tuchtrechter vóór de uitspraak bekend zouden zijn geweest, het ernstige vermoeden rechtvaardigen dat de tuchtrechter tot een andere beslissing zou zijn gekomen.

Deze vereisten zijn cumulatief; er moet dus aan al deze vereisten worden voldaan. Daarnaast geldt dat de beslissing in kracht van gewijsde moet zijn gegaan en dat het verzoek tot herziening dient te worden gedaan binnen een redelijke termijn na het bekend worden bij verzoek(st)er van de (nieuwe) feiten of omstandigheden, terwijl het verzoek eveneens zal moeten voldoen aan het bepaalde in artikel 107 lid 2 Wna.

3.2. Verzoekster heeft onbevoegdheid van het belastinglid aan haar herzieningsverzoek ten grondslag gelegd. Vaststaat dat het belastinglid de beslissing van de kamer van 16 januari 2017 mede heeft gegeven. Verzoekster vraagt echter uitdrukkelijk geen herziening van die beslissing van de kamer van 16 januari 2017, maar van de beslissing van de voorzitter van 11 september 2015. Bij de mondelinge behandeling van het herzieningsverzoek heeft zij dit desgevraagd bevestigd en heeft zij, zoals zij ook in haar verzoekschrift uiteen heeft gezet, duidelijk gemaakt waarom zij het inhoudelijk niet eens is met die beslissing van de voorzitter.

3.3. Herziening kan slechts worden gevraagd van de in hoogste instantie gegeven beslissing. Dit is de beslissing van de kamer van 16 januari 2017. De kamer zal verzoekster dan ook niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek tot herziening van de beslissing van de voorzitter van 11 september 2015. De overige, op dit herzieningsverzoek gebaseerde, verzoeken behoeven dan geen bespreking.

4. De beslissing

De kamer voor het notariaat:

verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot herziening van de beslissing van de voorzitter van 11 september 2015.

Deze beslissing is gegeven door mr. W.M. Weerkamp, plaatsvervangend voorzitter, mr. J.D. Streefkerk, plaatsvervangend rechterlijk lid, mr. M.A.M. Kessels, notarislid, mr. S. Lettinga, plaatsvervangend notarislid, en mr. F. Drost, plaatsvervangend belastinglid.

Uitgesproken in het openbaar op 4 december 2017 door mr. H.A.W. Snijders, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Hoger beroep tegen vorenstaande beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof te Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.