Home

Gerechtshof Amsterdam, 07-08-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:2799, 200.230.391/01 NOT

Gerechtshof Amsterdam, 07-08-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:2799, 200.230.391/01 NOT

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
7 augustus 2018
Datum publicatie
10 augustus 2018
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2018:2799
Zaaknummer
200.230.391/01 NOT

Inhoudsindicatie

Hoger beroep tegen beslissing van de kamer waarbij klaagster in haar verzoek tot herziening niet-ontvankelijk is verklaard. Doorbreking appelverbod. Hof doet zaak zelf af.

Uitspraak

beslissing

___________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht

zaaknummer : 200.230.391/01 NOT

nummer eerste aanleg : SHE/2017/74

beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 7 augustus 2018

inzake

[klaagster],

wonend te [plaats],

appellante.

1 Het geding in hoger beroep

1.1.

Appellante (hierna: klaagster) heeft op 28 december 2017 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort 's-Hertogenbosch (hierna: de kamer) van 4 december 2017 (ECLI:NL:TNORSHE:2017:27).

1.2.

Notaris mr. [naam] (hierna: de notaris) heeft geen gebruik gemaakt van de hem geboden gelegenheid om op het hoger beroep van klaagster een schriftelijke reactie in te dienen.

1.3.

De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 8 maart 2018. Klaagster is behoorlijk opgeroepen, maar niet verschenen. De notaris is verschenen, vergezeld van zijn echtgenote. De notaris heeft het woord gevoerd aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota. Van deze zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

2 Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3 De procedure

3.1.

Op 10 augustus 2015 heeft klaagster een klacht ingediend tegen de notaris wegens het onzorgvuldig handelen bij de afwikkeling van de nalatenschap van haar vader.

Meer in het bijzonder heeft deze klacht betrekking op het feit dat de notaris een onjuiste schriftelijke mededeling heeft gedaan, inhoudende dat [naam bank] en [naam bank] (hierna gezamenlijk: [de bank]) belanghebbenden zijn in de nalatenschap van de vader van klaagster. Volgens klaagster heeft de notaris ten onrechte gereageerd op informatieverzoeken van [de bank].

3.2.

Bij beslissing van 11 september 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de kamer geoordeeld dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is, zodat hij aanleiding heeft gezien de klacht terstond af te wijzen overeenkomstig het bepaalde bij artikel 99 lid 5 van de Wet op het notarisambt (Wna).

3.3.

Bij brief van 21 september 2015, door de kamer ontvangen op 23 september 2015, heeft klaagster verzet ingesteld tegen voormelde beslissing. Het verzetschrift is behandeld op de terechtzitting van 14 november 2016. De notaris is ter zitting verschenen, klaagster niet. De kamer heeft bij beslissing van 16 januari 2017 het verzet van klaagster ongegrond verklaard.

3.4.

De beslissing van 16 januari 2017 is mede gegeven door mr. R.J.M. van den Heuvel in zijn hoedanigheid van plaatsvervangend belastinglid van de kamer (hierna: het belastinglid). Bij besluit van de Minister van Veiligheid en Justitie van 23 juni 2016 is hij met ingang van die datum als zodanig benoemd.

3.5.

Bij afzonderlijke brief van 3 mei 2017 heeft de voorzitter van de kamer, mr. Wiertz-Wezenbeek (hierna: de voorzitter), klaagster en de notaris meegedeeld dat de Belastingdienst de kamer heeft bericht dat mr. Van den Heuvel voornoemd niet als belastinglid benoemd had mogen worden, als gevolg waarvan hij niet bevoegd was om als belastinglid deel uit te maken van de kamer.

3.6.

Bij afzonderlijke brief van 8 juni 2017 heeft de voorzitter klaagster en de notaris bericht:

“(..) Zoals u weet, was één van de leden die in deze klachtzaak uitspraak heeft gedaan, niet formeel bevoegd om deel uit te maken van de kamer voor het notariaat. Op de vraag wat dit betekent voor uw zaak, is helaas geen eenduidig antwoord te geven.

Op 30 mei jl. heeft de notariskamer van het gerechtshof Amsterdam, de hoogste tuchtrechter, in een andere zaak (waarin in eerste instantie ook een onbevoegd lid deelnam) in hoger beroep uitspraak gedaan [hof: zie ECLI:NL:GHAMS:2017:1928]. Daarin oordeelt het gerechtshof wat in dát concrete geval het gevolg is van die onbevoegdheid. Ik zend u hierbij een kopie van die beslissing van het gerechtshof.

Mocht u naar aanleiding van deze brief vragen hebben, dan kunt u contact met ons opnemen. (..)”

3.7.

Klaagster heeft bij e-mailbericht van 13 juni 2017 op voormelde brief gereageerd en aan de voorzitter gevraagd: “In het kader van zorgvuldige rechtspleging, verzoek ik u aan te geven welke beslissing u in deze zaak gaat nemen, die recht doet aan ons rechtssysteem.”

Naar aanleiding van dit verzoek is klaagster (telefonisch) uitgenodigd voor een gesprek met de voorzitter. Klaagster heeft schriftelijk te kennen gegeven af te zien van een dergelijk gesprek.

3.8.

Klaagster heeft op 5 juli 2017 bij de kamer een herzieningsverzoek ingediend. De notaris heeft geen gebruik gemaakt van de hem geboden gelegenheid om op het herzieningsverzoek te reageren.

3.9.

Bij de bestreden beslissing van 4 december 2017 heeft de kamer klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot herziening.

4 Herzieningsverzoek

5 Standpunt van de notaris

6 Beoordeling

7 Beslissing