Voor de toepassing van deze Rijkswet wordt
verstaan onder meerderjarige: hij die de leeftijd van achttien jaren heeft
bereikt of voordien in het huwelijk is getreden.
Deze bepaling definieert het begrip ‘meerderjarigheid’. Bij de
(mede)verkrijging, bij de (mede-)verlening alsook bij het
verlies van het Nederlanderschap speelt de leeftijd van de betrokkene een
belangrijke rol. In alle gevallen is het van belang of de betrokkene al dan
niet meerderjarig is. Zo moet bijvoorbeeld ingevolge artikel 8, eerste lid,
aanhef en onder a, RWN een verzoeker meerderjarig zijn in de zin van deze
bepaling. Het al dan niet meerderjarig zijn naar het eigen nationale recht van
de vreemdeling speelt daarbij geen rol. Zo kan een negentienjarige vreemdeling,
die naar zijn eigen nationale recht nog minderjarig is, geen verzoek om
naturalisatie laten indienen door zijn ouder.
Met de zinsnede ‘of voordien in het huwelijk is getreden’ wordt
gedoeld op degenen die jonger dan achttien jaar waren toen zij huwden. Na een
echtscheiding of overlijden van de echtgeno(o)t(e), voordat betrokkene achttien
jaar geworden is, blijft sprake van meerderjarigheid.
Ook meerderjarig zijn degenen die vóór het bereiken van de
leeftijd van achttien jaar een geregistreerd partnerschap in Nederland zijn
aangegaan of buiten Nederland een geregistreerd partnerschap als bedoeld in
artikel 1, tweede lid, RWN. Zij blijven ook meerderjarig na een ontbinding van
dat partnerschap of na het overlijden van de partner voordat betrokkene
achttien jaar is geworden.
De RWN kent een eigen meerderjarigheidsgrens. Voor de behandeling
van een optieverklaring dan wel een naturalisatieverzoek zullen ingevolge de
RWN in Nederland geregistreerde partners in de Antillen als meerderjarig worden
beschouwd. Dat in Curaçao en Sint Maarten de meerderheidsgrens pas per 2001 is
verlaagd naar 18 jaar maakt het voorgaande niet anders.
Minderjarig in de zin van de RWN is een ieder die niet
meerderjarig is in de zin van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b,
RWN.
Bepaling van de leeftijd
Het kan voorkomen dat in de overgelegde documenten alsook in de
Persoonsinformatievoorziening Nederlandse Antillen (PIVA) de geboortedatum niet
volledig is vermeld (de geboortemaand of de geboortedag ontbreekt). Voor de
toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap is het in een aantal
gevallen echter noodzakelijk dat een volledige geboortedatum wordt vastgesteld.
Zo dient bijvoorbeeld te worden bepaald of een kind twaalf jaar is (artikel 2,
vierde lid, RWN), zestien jaar is (artikel 6, achtste lid, RWN en artikel 11,
tweede tot en met vierde lid, RWN), nog minderjarig is, of dat een meerderjarig
persoon een bepaalde leeftijd heeft bereikt (artikel 6, eerste lid, aanhef en
onder g en h, RWN). Voor de toepassing van de RWN dient in dergelijke gevallen
de geboortedatum van een persoon op de volgende wijze te worden bepaald.
De geboortedatum van een optant of verzoeker om naturalisatie
dient in eerste instantie te worden bepaald uitsluitend aan de hand van zijn
geboorteakte (of een uittreksel van een geboorteakte), zulks ongeacht wat er in
andere documenten (bijvoorbeeld huwelijksakte, paspoort, identiteitskaart en
dergelijke) is vermeld. Indien in een geboorteakte uitsluitend het geboortejaar
is vermeld, dan wordt bij de beoordeling 1 juli als geboortedatum gehanteerd.
Is naast het geboortejaar alleen de geboortemaand vermeld, dan wordt als
geboortedatum aangenomen de zestiende van de desbetreffende maand. Pas indien
geen geboorteakte kan worden overgelegd en een dergelijk document ook in het
verleden niet is overgelegd, kunnen bij de bepaling van de geboortedatum andere
documenten worden gebruikt op de wijze zoals hierboven vermeld.
Het vorenstaande neemt overigens niet weg dat voor wat betreft de
vermelding van de geboortedatum in de optieverklaring dan wel het koninklijk
besluit de vermelding in de PIVA leidend is. Dit betekent dat indien in de PIVA
alleen het geboortejaar wordt vermeld, in de bevestiging of het koninklijk
besluit ook uitsluitend het geboortejaar wordt opgenomen.